Thema

Het beleg van 's-Hertogenbosch in 1629

De inname van 's-Hertogenbosch was een van de strategisch belangrijke overwinningen van de Republiek in de Tachtigjarige Oorlog.

Wie Den Bosch in bezit had, was feitelijk meester in het oostelijke deel van Brabant. Daarmee zou de veiligheid van de Republiek sterk vergroot worden en het grondgebied evenzeer. 's-Hertogenbosch was vanaf het begin van de Tachtigjarige Oorlog koningsgezind, al had de keuze voor een van de twee zijden wel wat voeten in aarde. Bovendien had prins Maurits van Oranje (1567-1625) later in de oorlog nog meerdere pogingen gedaan de stad in te nemen. Tijdens het Twaalfjarig Bestand werd de stad verder versterkt en vrijwel niemand geloofde dat deze vesting, omringd door water en drassig terrein, ooit kon worden ingenomen. De stad kreeg daarom de bijnaam 'de moerasdraak'.

Circum- en contravallatie

Begin mei 1629 sloeg prins Frederik Hendrik van Oranje (1584-1647) zijn kamp op buiten de stadsmuren. De eerste weken van de belegering was zijn prioriteit zijn eigen positie beveiligen en de stad afsnijden van haar omgeving. Hij liet in enkele weken om de stad twee aarden wallen aanleggen van bijna twee meter hoogte. De buitenste was gericht op het afslaan van aanvallen van ontzettingslegers en de binnenste diende voor aanvallen richting stad.

Voorbereiding beleg den bosch 1629, Daniël Cletcher, 1630, Museum Prinsenhof Delft.

De voorbereidingen op het beleg van 's-Hertogenbosch in 1629. Op de voorgrond legerleiders met een kaart, op de achtergrond de stad met omringende forten en de troepen die zich verplaatsen. (Bron: Daniël Cletcher, 1630, Museum Prinsenhof Delft)

De buitenste wal diende niet zozeer als vechtplatform, maar als dijk. Voordat Frederik Hendrik beleg sloeg voor de stad hadden de Bosschenaren namelijk een groot deel van de omgeving onder water gezet. Frederik Hendrik moest dit weer leegpompen en de buitenste wal voorkwam dat het water terug liep. Bovendien zette de wal zo het gebied daar weer buiten onder water, wat een ontzettingsleger op afstand hield. Deze waterwerken vonden plaats onder leiding van Jan Adriaanszoon Leeghwater (1575-1650) die in Noord-Holland al een groot aantal plassen had drooggelegd.

De situatie in de stad

Het garnizoen van de stad was niet goed voorbereid op een beleg. Het garnizoen van twee- tot drieduizend soldaten was eigenlijk niet groot genoeg om de volledige lengte van stadsmuren effectief te verdedigen. Zeker niet tegen een Staats leger van ongeveer 30.000 man. Bovendien waren de voorraden buskruit en lood mager. Voedsel, met name granen, was er voorlopig wel voldoende.

In vogelvlucht

Ter gelegenheid van de val van de stad werd in de Republiek een zogeheten belegeringskaart van het beleg van 's-Hertogenbosch gedrukt, die diende als nieuws- en propagandaprent.

lees meer hierover

Een belegering in beeld

Het ontzettingsleger

Vanwege de defensieve positie en afdoende voedselvoorraden, vertrouwde de militaire gouverneur van ‘s-Hertogenbosch, Anthonie Schetz, baron van Grobbendonk (1564-1641), aan het begin van het beleg op een goede afloop, ondanks zijn gebrek aan troepen. Waarschijnlijk omdat hij wist dat er in Brussel een ontzettingsleger bijeengeroepen werd onder leiding van graaf Hendrik van den Bergh (1573-1638), de zoon van Willem IV van den Bergh (1537-1586).

Hendrik van den Bergh, Anthony van Dyck, ca. 1629-1632, Museo del Prado

Graaf Hendrik van den Bergh op een schilderij van Anthony van Dyck. (Bron: ca. 1629-1632, Museo del Prado)

Alle rechten voorbehouden

Dit leger arriveerde uiteindelijk begin juli in de buurt van ‘s-Hertogenbosch, ook zo’n 30.000 man sterk. Van den Bergh probeerde meteen een deel van zijn leger binnen de stad te krijgen, maar brak de poging na enkele schermutselingen af. Anderhalve week later probeerde hij het opnieuw, nu met grotere vastberadenheid. Ook deze poging moest hij afbreken. Van den Bergh trok hierop weg richting Grave om de slecht verdedigde Veluwe aan te vallen. Zo hoopte hij Frederik Hendrik weg te lokken. Die bleef echter vastbesloten voor ‘s-Hertogenbosch.

De val van de stad

Tegen het einde van augustus waren de Staatse loopgraven de stadsmuren dicht genaderd. Dit zorgde voor onrust en onenigheid tussen het stadsbestuur en gouverneur Schetz. Bovendien ging de bisschop van Den Bosch, Michael Ophovius (1570-1637), een steeds prominentere rol spelen. Hij drong bij Schetz erop aan te capituleren, zodat de stad niet gewapenderhand in zou worden genomen. Vaak kregen de aanvallende soldaten dan namelijk de vrije hand, met grootschalige plunderingen en moordpartijen tot gevolg.

De spanningen bereikten een kookpunt toen op 10 september de Staatse soldaten het laatste verdedigingswerk voor de Vughterpoort veroverden. De val van de stad was nu een kwestie van tijd. Toch weigerde Schetz te praten over capitulatie. Hij was pas bereid te onderhandelen toen in de volgende nacht een bres werd geslagen in de stadsmuur.

Beleg Den Bosch 1629, Vught, Pieter de Neyn, 1639, Rijksmuseum

Dit schilderij van Pieter de Neyn toont de acties tijdens het beleg van 's-Hertogenbosch gezien vanaf Vught. Op de achtergrond is de stad met de Sint Jan zichtbaar, daarvoor ligt Fort Isabella en helemaal op de voorgrond een schans opgeworpen door de belegeraars om Fort Isabella aan te vallen. Dit fort beschermde de Vughterpoort. (Bron: Rijksmuseum)

Onderhandelingen

De volgende dag vonden de eerste onderhandelingen plaats. Vanuit de verdedigers was een document met 43 voorwaarden voor overgave opgesteld. Het overgrote deel van deze eisen werd niet ingewilligd door Frederik Hendrik, zijn veldprediker Gisbertus Voetius (1589-1676) en de Staten-Generaal. Het stadsbestuur had weinig keuze anders dan akkoord gaan en op 14 september 1629 werd de capitulatie ondertekend.

Hoewel het nog niet officieel vastgelegd was, betekende de val van ‘s-Hertogenbosch dat de stad en Meierij vanaf dat moment Generaliteitsland werd, direct bestuurd door de Staten-Generaal. Katholieke bewoners van deze gebieden werden tweederangsburgers en in 1637 werd een citadel gebouwd in de stad om de bevolking onder de duim te houden.

 

Bronnen

Kuijer, P., Biemans, J. e.a. (reds.), ’s-Hertogenbosch stad in het hertogdom Brabant, ca 1185-1629, Zwolle, 2000.

Draag bij aan Brabants erfgoed!

Wil je een verhaal delen? Vul hieronder je gegevens in, en geef kort aan wat je zou willen bijdragen. De redactie neemt dan contact met je op.