Het scheurde de stad en de van haar afhankelijke Meierij los van Brabant en bracht ze onder het gezag van de Republiek. Toen de aanvallers op 11 september een bres hadden geslagen in het Vughterbolwerk was het duidelijk geworden dat de vesting niet langer te houden was. Een delegatie van de stad, tien man sterk, kwam naar het hoofdkwartier van de prins in Vught om er te onderhandelen over de overgave.
Een overzicht van het beleg vind je op de themapagina.
De dagen ervoor had het stadsbestuur met bisschop Michael Ophovius (1570-1637) en andere geestelijken overlegd over de condities waaronder de stad zich zou kunnen overgeven. Dat had een lijst opgeleverd van maar liefst 45 punten, het ene al onwerkelijker dan het andere. De Bosschenaren zetten in op vrije uitoefening van het katholieke geloof in stad en Meierij en het behoud van alle kerken, kapellen en kloosters, inclusief hun bezittingen en inkomsten. Daarnaast stelden ze de eis dat Den Bosch in de regering van de Verenigde Nederlanden zou worden opgenomen. Hierin zou het zelfs, als Brabantse stad, de eerste plaats moeten bekleden.
Natuurlijk kwamen ze van een koude kermis thuis. Niet voor niets had de Zuid-Hollandse synode met instemming van de Hollandse steden de rechtzinnige Heusdense predikant Gijsbert Voetius (1589-1676) naar Den Bosch gestuurd, juist om te voorkomen dat op het punt van de godsdienst ook maar een duimbreed zou worden toegegeven. De gevraagde vertegenwoordiging van Den Bosch in het bestuur van de Republiek werd door de vertegenwoordigers van de Staten-Generaal eveneens zonder omhaal van tafel geveegd.
Den Bosch kwam onder het rechtstreekse gezag van de Staten-Generaal, die daarmee in de rechten traden van de hertog van Brabant. Dat was de prijs die de stad betaalde voor de vrijwillige terugkeer onder het gezag van de Spaanse koning in 1579. Na ondertekening deed zich de vraag voor of alle bepalingen ook voor de Meierij golden. Tot 1648 werd er geruzied over de vraag wie nu eigenlijk het gezag had in Oost-Brabant, met alle gevolgen van dien voor de bewoners daar.
Feitelijk markeerde dit capitulatieverdrag uit 1629 de degradatie van zowel ’s-Hertogenbosch als de Meierij tot Generaliteitsland. Het document wordt nog altijd bewaard in het Bossche stadsarchief. Op de laatste bladzijde is links de handtekening te zien van Frederik Hendrik ("Henry de Nassau"), rechts die van de Bosschenaren, te beginnen met bisschop Ophovius. Daaronder die van de vertegenwoordigers van geestelijkheid en stadsbestuur. Helemaal onderaan is het stuk getekend door de griffier van de Staten-Generaal, Cornelis Musch (ca. 1593-1650).
Bronnen
Kuijer, P., ‘s-Hertogenbosch. Stad in het hertogdom Brabant, Zwolle/ ‘s-Hertogenbosch, 2000.
Van Oudheusden, J., Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014.
Dit artikel is een bewerking van een tekst uit J. van Oudheusden, Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014, 116.