Vader David
David Colyear (? - 1652) was in 1624 nog kamerheer van prins Maurits van Oranje-Nassau (1567-1625). In 1625 is David kapitein. Zijn compagnie was in 1628 betrokken bij de bouw van fort De Roovere en in 1631 bij de gevangenneming van Spaanse soldaten op de dijk van De Heen tijdens de slag op het Slaak. In 1649 was hij sergeant-majoor in een regiment van de Brigade (de top van een regiment bestond uit een kolonel, een luitenant-kolonel en een sergeant-majoor). In 1652, het jaar van zijn overlijden, kocht hij het huis de Arcke Noë op de hoek van wat nu het Singeltje heet en de Korenbeursstraat, aan de Korenmarkt. Hij werd op 11 november 1652 begraven in de Grote Kerk.
Zoon Alexander
Alexander (? - 1680), zijn zoon, was luitenant in de compagnie van luitenant-kolonel Lauder (?-?). Hij werd in 1661 kapitein, in 1673 sergeant-majoor en in 1673 adjudant-generaal van prins Willem III(1650-1702). In 1675 was hij kolonel van zijn eigen regiment. Hij nam deel aan bijna alle krijgsbedrijven van 1672 tot 1678. In 1673 was hij belast met het beleid over de aanslag op Naarden. In 1676 was hij bij het beleg van Maastricht, in 1678 in de slag bij Saint-Denis. In 1677 werd hij door de Engels/Schotse koning verheven tot baronet. Op 15 februari 1680 is hij begraven in de Grote Kerk. In het begraafregister van Bergen op Zoom wordt hij generaal en gouverneur van Naarden genoemd. Hij was "een der dapperste officieren van Willem III, die zijn dood ten zeerste betreurde". Zijn vrouw werd in 1695 eveneens in de Grote Kerk begraven (achttien uur geluid met drie klokken).
Alexander had drie zoons in de Brigade. Alle drie geboren in Bergen op Zoom. Als kleine kinderen moeten zij op de Korenmarkt hebben gespeeld, of op de stadswal pal achter hun huis.
Kleinzoon David
David was de oudste zoon. Tweede baronet en later geadeld als graaf van Portmore. Hij kwam in 1674 bij de Brigade. Werd in 1683 luit.- kolonel en in 1688 kolonel van het voormalig regiment van kolonel Wauchope (?-?). David streed onder Willem III in Ierland, waar hij gouverneur van Limerick werd. Keerde daarna tijdelijk terug naar Holland als kolonel van ditzelfde regiment. Vocht daarna in Spanje in de slag bij Cadiz en vervolgens in de baai van Vigo.
In 1710 werd hij commander-in-chief van de Britse strijdkrachten in Portugal. In januari 1712 ontving hij van koningin Anne (1665-1707) de hoogste onderscheiding, toelating tot de Orde van de Distel. In hetzelfde jaar streed hij weer in Vlaanderen. Hij keerde daarna terug naar Engeland waar hij in 1713 tot gouverneur van Gibraltar werd benoemd. David trouwde in Engeland met Catherine Sedley (1657-1717), gravin van Dorchester. Zij was een vroegere minnares van koning Jacobus II (1633-1701). Het paar woonde in Weybridge, waar beiden ook zijn begraven. David wordt beschreven als:
"He is one of the best foot officers in the world; is very brave and bold; hath a great deal of wit; very much a man of honour and nice that way, yet married the Countess of Dorchester, and had by her a good estate; pretty well shaped; dresses clean; but one eye; towards fifty years old."
Kleinzoon Walter Philip
Walter Philip (gedoopt op 27 aug. 1658 - 1747), was de tweede zoon van Alexander en is bekend komen te staan als "one of the most distinguished soldiers who served with the Scots Brigade in the Low Countries".
Walter Philip was zeventig jaar in dienst van de Generale Staten. Hij nam op zeventienjarige leeftijd dienst in zijn vaders regiment; in het volgende jaar ging hij over in de garde van prins Willem III en nam daarmee deel aan het beleg van Maastricht en in 1677 aan de slag van Mont-Cassel. Na de slag bij Saint-Dénis (14 augustus 1678), waarin de garde geweldige verliezen leed, werd hij tot kapitein benoemd. Als zodanig streed hij 1 juli 1690 in Ierland in de slag bij de Boyne en bij het beleg van Limerick. Vervolgens was hij in de veldslagen bij Steenkerken (3 augustus 1692) en Landen (29 juli 1693), waarna hij tot kolonel werd bevorderd en als zodanig deel nam aan het beleg van Namen. Nadat de Spaanse successie-oorlog was uitgebroken (1702-1714) werd hij brigadier en in 1704 generaal-majoor. Hij maakte alle veldtochten in de Zuidelijke Nederlanden mee. In het geheel nam hij aan zeven veldslagen en acht belegeringen deel!
In 1707 werd hij gouverneur van Bonn en daarna gouverneur van Namen, een post, die hij bijna 30 jaar bekleedde. In 1725 werd hij luitenant-generaal, in 1727 generaal der infanterie. Walter Philip vroeg na 70 jaar onafgebroken dienst in 1745 zijn ontslag, dat hem in maart 1746 werd verleend. Na het herstel van het stadhouderschap werd hem, op voorstel van prins Willem IV (1711-1751), op 16 november 1747 de titel van veldmaarschalk verleend, maar hij had er slechts enkele dagen plezier van, Walter Philip overleed op 4 december van dat jaar.
Het was Walter Philip’s wens was om in Bergen op Zoom bij zijn familie te worden begraven. Helaas was de Grote Kerk kort voor zijn overlijden door de Fransen in brand geschoten. Walter Philip werd daarom begraven in de Waalse kerk in Maastricht.
Kleinzoon James
James, ook wel Jacob genoemd (gedoopt op 10 juli 1665 - 1702), de derde zoon, was in 1694 luitenant-kolonel in dienst van de Generale Staten. Hij sneuvelde in 1702 bij de belegering van Keizersweert.
Bronnen
De Rijcke, L., Vay, N., en J. du Rieu, Bergen opden Zoom belegert op den 18 julij 1622 ende ontleghert den 3 octobris des selven jaers. Volgens de beschrijvinge gedaen bi jde drie predikanten van de gemeijnte Christi aldaer, Middelburg, 1822, p. 133-134.
West-Brabants Archief, Archief van de Secretarie (SA) 41, 27 jan. 1635.
West-Brabant Archief. SA nr. 3389; overluidingen 1638-1640.