De Tachtigjarige Oorlog was geen oorlog van veel veldslagen tussen grote, machtige legers. Het was vooral een oorlog van belegeringen van steden. Legers omringden de steden en sloten alle toegangswegen af, zodat de stad zich niet kon bevoorraden. Al snel dreigde dan een gebrek aan brandstof en voedsel. Een stad werd zo uitgehongerd, tot ze zich wel moest overgeven. Natuurlijk probeerde men deze omsingeling wel te doorbreken, maar vaak lukte dat niet.
Toch zou het in 1583 bij Steenbergen tot een bloedig treffen komen tussen de legers van beide oorlogvoerende partijen. Het Spaanse leger onder aanvoering van Alexander Farnese, de hertog van Parma (1545-1592) was vanuit het zuiden aan een geweldige opmars begonnen. Met meer dan zestigduizend manschappen trok hij in 1583 naar Brabant
De slag
De oorlogskansen leken verkeken voor Willem van Oranje (1533-1584) en zijn Staatse leger. Eind 1582 kreeg hij echter steun vanuit Frankrijk en kwam er een grote Franse legermacht naar de Nederlanden.
Begin 1583 hield een deel van dit Franse leger onder leiding van maarschalk Armand de Gontaut, baron van Biron (1524-1596) bijna geheel West-Brabant voor Willem van Oranje en de Staten-Generaal bezet. De hoofdmacht lag in Roosendaal en Wouw. Maarschalk Biron hoorde van zijn verkenners de verhalen over het enorme leger van Farnese en was bevreesd onder de voet gelopen te worden. Hij raakte enigszins in paniek en besloot - laat in de avond van de 16de juni 1583 - zijn kamp in Roosendaal op te breken en naar Steenbergen te gaan. Daar had hij een mogelijke ontsnappingsroute naar Holland en was het gevaar voor insluiting door het leger van Farnese veel kleiner.
Tussen Kruisland en Steenbergen zochten de Franse soldaten de dijken op, waarachter ze zich konden verschuilen. Vóór hen lag een moerasachtige zone met enkele boerderijtjes. Daarin werden haakschutters geïnstalleerd. Zij vormden zo de eerste verdedigingslinie. Achter hen lag de stad, die wel in vijandige handen was, maar zo zwak bewapend was dat ze voor een uitval uit de stad niet hoefde te vrezen. In de middag van de volgende dag bereikte het Spaanse leger van Parma Steenbergen. De haakschutters werden al snel verdreven en op de dijken werd verwoed gevochten tussen de ruiterijen. Aan de voet van de dijken vochten de soldaten man tegen man.
In eerste instantie leek het leger van Parma als overwinnaar uit de strijd te komen en zijn soldaten begonnen al te plunderen en te roven. Het zou Biron zelf zijn geweest, die aan het hoofd van een groep Franse ruiters de plunderden soldaten neersabelde en daarbij zoveel verwarring stichtte bij de overwinnaars, dat die op de vlucht sloegen. Parma greep persoonlijk in en riep hen toe dat ze lafaards waren en dwong hen de strijd weer aan te gaan tegen de Fransen die naar zijn mening alleen om de eer zich dood wilden vechten. Parma ging daarna met open vizier en getrokken zwaard voorop in de strijd.
Duisternis
Het gevecht laaide weer op. Maarschalk Biron werd geraakt in zijn been. Het gevecht duurde drie uur. Maar de duisternis viel in en in het moerassige gebied vol slootjes en walletjes was het moeilijk vechten in het donker. Beide legers staakten de strijd zonder dat er een duidelijke overwinnaar was. Wel waren er zware verliezen geleden. De historici van die tijd zijn het niet eens over het aantal manschappen dat bij deze slag is omgekomen. De spaansgezinde geschiedschrijver Famianus Strada (1572-1649) claimde de overwinning voor de Spanjaarden, die wel 28 vendels en twee standaards hadden veroverd. De dappere strijders hadden volgens hem zeker wel 4000 Staatse soldaten gedood. Parma zelf hield het op 1500 manschappen van de tegenstander en slechts acht van zijn eigen leger.
Zou Strada gelijk hebben, dan was het wel een erg gewelddadig bloedbad geweest en de heftigste veldslag van de hele oorlog. Pieter Bor (1559-1635), de staatsgezinde geschiedschrijver, echter vermeldde in zijn verslag over de Slag bij Steenbergen dat er aan beide zijden niet meer dan vierhonderd soldaten gesneuveld waren. Zijn inschatting ligt waarschijnlijk dichter bij de bij de waarheid dan die van Strada.
De Slag bij Steenbergen werd wel ‘wereldnieuws’. Tal van historici schreven erover en er werden schilderijen en prenten van gemaakt. Het moet een overweldigend gezicht geweest zijn, die grote legerscharen, ruiters in vol ornaat te paard, soldaten op dijken, greppels en in de modder, man tegen man strijdend met musketten en zwaarden. In veel afbeeldingen zien we op de achtergrond het silhouet van de stad Steenbergen, met zijn muren en torens. Vaak iets belangrijker en voornamer weergegeven, dan in werkelijkheid. Maar propaganda en reclame kende ook in de zeventiende eeuw al zijn overdrijvingen.
Bronnen
Groenveld, S., De kogel door de kerk? De opstand in de Nederlanden 1559-1609, Zutphen, 1991.
Van Eekelen, F., De vloek van de zeemeerminnen: Steenbergen, een stad met geschiedenis, Soest, 2014.