Belegeringstactieken in de Tachtigjarige Oorlog
De Tachtigjarige Oorlog bestond militair gezien operationeel hoofdzakelijk uit het over en weer innemen van steden, en wordt daarom ook wel een belegeringsoorlog genoemd. Voor het innemen van een stad bestonden verschillende methoden en in de praktijk was vaak sprake van een combinatie daarvan. Hoewel in 1600 op initiatief van prins Maurits een opleiding voor belegeringsingenieurs werd geopend aan de Universiteit Leiden, was bij de inname van een stad lang niet in alle gevallen sprake van een klassieke belegering. Er werd onderhandeld, steden werden uitgehongerd, en er werden bijvoorbeeld listen gebruikt om de stad binnen te dringen. De bekendste inname van een Nederlandse stad door middel van een list is natuurlijk het Turfschip van Breda in 1590. Het beste voorbeeld van een klassieke belegering tijdens de Tachtigjarige Oorlog, met alles erop en eraan, is die van 's-Hertogenbosch in 1629. De spectaculaire inname van deze stad wordt beschouwd als de grootste militaire operatie tijdens de oorlog.
Het beleg van de Moerasdraak
In een tijdsbestek van ongeveer acht maanden werd door Frederik Hendrik een leger bij elkaar gebracht van 24.000 man voetvolk, 4.000 ruiters en tal van specialisten met belegeringsmaterieel, vond een wapenschouw plaats op de Mookerheide, rukte het leger op richting Den Bosch, werd de stad omsingeld en omgeven met aanvals- en verdedigingslinies, werd het gebied rond de vesting drooggelegd, en werden loopgraven gegraven en kanonskogels afgevuurd op de stad. Er waren zelfs 150 Staatse schepen bij betrokken. Ondertussen marcheerde een Spaans ontzettingsleger van 40.000 man vanuit Brussel richting 's-Hertogenbosch, maar deze troepen onder bevel van een neef van Frederik Hendrik (!) gingen uiteindelijk onverrichter zaken onrust stoken in Holland, met als doel de aandacht af te leiden van de belegeraars.
Een bijzondere belegeringskaart
De schaal van het beleg van 's-Hertogenbosch is duidelijk te zien op de zogeheten belegeringskaart Expugnatio Sylva Ducis Anno 1629. Met afmetingen van 1.26 x 1.40 meter, is dit waarschijnlijk tevens de grootste kaart, een nieuws- en propagandaprent, in zijn soort die ooit in Nederland is verschenen. De inname van Den Bosch was dan ook niet alleen de grootste militaire operatie tijdens de Tachtigjarige Oorlog, maar wordt tevens beschouwd als een van de belangrijkste wapenfeiten van het Staatse leger. Het exemplaar van de beroemde kaart van het beleg van Den Bosch is afkomstig van het Ministerie van Oorlog. Er zijn vier andere exemplaren van bekend.
Ooggetuigenverslag
De kaart is overigens een belangrijke bron aangezien ze is gebaseerd op het verslag van een ooggetuige in de persoon van Theodorus of Dirck Niels, hoofdingenieur van het Staatse leger. Niels werd op 30 april 1630 door de Staten-Generaal vereerd met:
“een gouden Medaille ter weerde van hondert ende veerthien guldens, in regardt van zyne goede diensten, gedurende 't belegh van 's Hertogenbossche extraordinarie gedaen, ende zal deselve Medaille hem by den Ontfanger-generael verhantreyckt worden.”
Daarvoor, om precies te zijn op 7 december 1629 en dus kort na het einde van het beleg, had Niels van de Staten-Generaal een vier jaar durend octrooi gekregen voor het 'alleen te mogen laten drucken en vercoopen', 'seeckere Caerte by Hem door last van Syn Extie. gemaeckt van 't Belech der Stadt 's Hertogenbossche'. We kunnen hieruit opmaken dat Niels de kaart maakte in opdracht van Frederik Hendrik.
Bronnen
Kramm, C., De levens en werken der Hollandsche en Vlaamsche kunstschilders, beeldhouwers, graveurs en bouwmeesters, van de vroegsten tot op onzen tijd, Amsterdam 1857-1864, via www.dbnl.nl, aldaar: http://www.dbnl.org/tekst/kram011leve01_01/kram011leve01_01_0044.php?q=gouden%20Medaille%20ter%20weerde (stand op 12 juli 2018)
Van der Waals, J., Prenten in de Gouden Eeuw. Van kunst tot kastpapier, Rotterdam, 2006.