Persoonlijk leven
Hendrick Lonck werd in 1568 geboren in Roosendaal, dat op dat moment een van de belangrijkste zeehavensteden van Brabants was. Over zijn werkzaamheden gedurende zijn tijd in Roosendaal is weinig bekend. Aangezien hij uit een zeevaardersfamilie kwam en later werkte in de maritieme industrie, is het aannemelijk dat hij dit ook in zijn jonge jaren deed, mogelijk voor de Nieuwe Brabantsche Compagnie.
Investeerder
Vanaf 1604 valt het leven van Lonck beter te reconstrueren. Hij verhuisde in dat jaar naar Amsterdam, trad in het huwelijk met de Antwerpse koopmansdochter Grietgen Lenearts en ontplooide zich tot schipper, koopman en reder. Uit een testament uit 1606 blijkt dat het vermogen van Lonck op dat moment al ruim 6000 gulden is, waaruit men kan afleiden dat zijn maritieme handel en wandel hem voor de wind gingen. Ook was hij participant in de VOC. Dit hield in dat hij, terwijl het octrooi nog liep, geld investeerde in de compagnie en na het aflopen van het octrooi middels de liquidatie van de goederen in de pakhuizen zijn deel zou ontvangen. Dit leidde tot een klein conflict, aangezien de VOC dusdanige voorraden kruidnagels had dat verkoop geen optie was; daarom zouden de kruidnagels onder de participanten worden verdeeld. Toen dit te lang op zich liet wachten diende Lonck samen met 96 andere kooplieden een schriftelijk protest in tegen de gang van zaken.
Piratenjager
In de periode 1623 – 1624 voer Lonck, onder admiraal Willem de Zoete (1565 – 1637), naar de Middellandse Zee om te strijden tegen de Barbarijse zeerovers. Deze zeerovers maakten gebruik van een aantal havensteden aan de Noord-Afrikaanse kust. Vanuit daar joegen ze onder meer op Staatse schepen, om de buit te verkopen en de opvarenden op de slavenmarkt te verhandelen (of terug te verkopen aan de haven van oorsprong). Een aantal landgenoten van Lonck, zoals Jan Janszoon van Haarlem, maakten de overstap van Staatse kapitein naar (onafhankelijk) kaperkapitein in de zeeroversvloot van Barbarije.
Piraterij of kaapvaart?
Tijdens de Tachtigjarige Oorlog (en nog eeuwen daarna) maakte de Republiek gebruik van kaapvaart als aanvulling op maritieme operaties. De kaapvaart vormde een (semi)legale vorm van piraterij, waarbij schepen werden gekaapt in naam van een regering. Door kaperbrieven van de regeringen te kopen, konden de kaperkapiteins schepen opbrengen onder de vlag van die regering.
De kaapvaart had voor de Republiek twee grote voordelen: ten eerste zorgde het voor een grotere Staatse aanwezigheid op zee. Hierdoor konden aanvoerroutes van vijandelijke mogendheden makkelijker verstoord worden. Daarnaast leverde het de Republiek economisch veel op. Niet alleen de verkoop van kaperbrieven spekte de schatkist, maar bij de verkoop van gekaapte schepen aan een ‘prijzenhof’ werd een deel afgedragen aan de Admiraliteit. Voor Brabant gold dat het geen eigen ‘prijzenhof’ had, waardoor de meeste schepen werden opgebracht in Vlissingen.
Een van de grote problemen met kaapvaart was dat het verschil met piraterij miniem was. In een aantal gevallen veroverden (in naam) Staatse kapers een schip zonder kaperbrief en werd bij thuiskomst alsnog een kaperbrief afgegeven door de desbetreffende Admiraliteit. Dit leidde dan ook veelvuldig tot de beschuldiging van piraterij (het opbrengen van schepen zonder geldig papierwerk).
Heb je wel gehoord van de Zilveren vloot?
In de daaropvolgende jaren bedankte Lonck meermalen voor het bevel over een vloot van de WIC. In 1628 nam hij uiteindelijk weer deel aan een WIC-expeditie, dit keer als admiraal onder Piet Hein. Het doel van de expeditie was om de Spaanse schatvloot, die zich ieder jaar bij Havana verzamelde, te kapen.
De schatvloot, die bestond uit een aantal naos, zeilde slechts een keer per jaar terug naar het Spaanse vasteland. Met deze vloot werden niet alleen de rijkdommen uit de Nieuwe Wereld, maar ook uit Azië verscheept naar het Spaanse vasteland. Door te verzamelen bij Havana kon men de weersomstandigheden van het orkaanseizoen afwachten in relatief ondiep water, om vervolgens op de passaatwind naar de Oude Wereld te zeilen.
Het kapen van de Spaanse schatvloot leidde tot vanuit de Spaanse zijde tot de beschuldiging van piraterij door Lonck en zijn medekapers. Omdat Piet Hein in bezit was van een kaperbrief, zag de Republiek dit echter als legale zeeroof.
De verovering van de zilvervloot had gevolgen voor de gehele Republiek, maar was ook bijzonder goed voelbaar in Brabant. De totale waarde van de opgebrachte schepen en inhoud betrof ruim 11.509.524 gulden, wat onder meer bijdroeg aan de financiering van de belegering van ‘s-Hertogenbosch door Frederik Hendrik in 1629.
Koloniale carrière
Na de succesvolle campagne in het Caraïbisch gebied werd Piet Hein gepromoveerd was tot admiraal op de oorlogsvloot van Holland. Lonck werd daarop aangesteld als Heins opvolger bij de WIC. Onder zijn leiding werd een expeditie ondernomen naar Brazilië, dat op dat moment in bezit was van Portugal. De strategische ligging en de positie in Trans-Atlantische handelsnetwerken hadden ertoe geleid dat de WIC in 1623 en 1626 al expedities had ondernomen om de kust van Brazilië te koloniseren, maar zonder succes.
Onder Lonck kreeg de WIC in 1630 eindelijk een bruggenhoofd in Brazilië. Nadat eerst Recife en Olinda waren veroverd, stootte Lonck door naar Pernambuco. Vervolgens werd een bestuur over het nieuw veroverde gebied aangesteld en een deel van de vloot gebruikt om andere strategische posities voor de WIC te veroveren. Lonck zelf keerde in mei 1630 terug naar de Republiek, waar hij in juli van dat jaar aankwam. Bij terugkeer werd hij groots onthaald door de bevolking van Amsterdam, die hem op het IJ tegemoet voer met tal van scheepjes. Na de overwinning bij Matanzas en de verovering van de Braziliaanse kust nam Lonck ontslag en spendeerde de rest van zijn leven in Amsterdam. Met deze overwinningen consolideerde Lonck niet alleen zijn reputatie als een zeer capabel admiraal, maar tevens als een van de weinige Brabantse zeehelden in de geschiedenis, die zowel als echte kaper en als admiraal de wereldzeeën onveilig maakte.
Bronnen
Boxer, C., The Dutch in Brazil 1624-1654 (Oxford, 1957).
Leeson, P., The invisible hook. The hidden economics of pirates (Princeton, 2009).
Korteweg, J., Kaperbloed en koopmansgeest. ‘Legale zeeroof’ door de eeuwen heen (Amsterdam, 2006).