Hijzelf had die als huurling meegemaakt. Meer dan drie maanden hadden Fransen en Schotten in dienst van de Staatse opstandelingen de stad verdedigd, tot zij zich na drie maanden uitgehongerd overgaven aan de Spaanse belegeraars.
Sporen van de gevechten die de Franse huurling in zijn lied bezingt zijn in het begin van de 21e eeuw teruggevonden. Zoals de laat zestiende-eeuwse wapens die bij opgravingen tevoorschijn kwamen uit de gracht van het kasteel, zwaarden, dolken, bijlen en ook een hellebaard.
Bijzonder spectaculair was de vondst in een beerput nabij het Van Abbemuseum. Daar werd een grote berg botten gevonden van minstens 22 verschillende honden, die blijkens de hak- en snijsporen overduidelijk geslacht waren.
Het bevestigt de woorden van sergeant De la Rivière: "er werd in de stad nauwelijks voedsel gevonden, men at daarom paarden, honden en katten". Zulke beweringen zijn vaker gedaan van belegerde steden, maar in Eindhoven is voor het eerst daarvoor ook echt bewijs geleverd.
Na de belegering van 1583 waren de Eindhovense stadsmuren in een dusdanig slechte staat dat besloten werd ze helemaal te slechten. 1583 was dus het einde van Eindhoven als garnizoens- of vestingstad.
Bronnen
Van Oudheusden, J., Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014.
Dit artikel is een bewerking van een tekst uit J. van Oudheusden, Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014, 115.