Spaanse furie
Over de jonge jaren van Simon weten we vrijwel niets. Als lid van een gegoede familie groeit hij waarschijnlijk op in relatieve weelde. Hij staat in 1564 ingeschreven als student bij pedagogiek Het Varken te Leuven en in 1576 is hij weer terug in 's-Hertogenbosch.
De stad verkeert dan in grote angst. Men is bang voor muitende Spaanse troepen en het stadsbestuur besluit tot een heroprichting van de schutterskorpsen die onder Alva waren afgeschaft. Simon dient samen met de katholiek Goyart Loeff een verzoek in om een schermersgilde te mogen oprichten, "te dienste con. maj. ende bewaernisse deser stadt.” (Pirenne, 21-22). Hier komt het echter nog niet van.
Laffe melkmuil
In de jaren zeventig van de zestiende eeuw behoort Simon tot een groep militante protestanten, waaronder zijn broer Jan en de priester Hendrick Agylaeus. Katholiek, stads- en tijdgenoot Heyman Voicht van Oudheusden beschrijft Simon als een “ware verschrikking in kroeg en provisieruimte, een knaap die zijn nestgeur nog niet kwijt was, een ronduit laffe melkmuil, maar een held in de kroeg, in het Diets een ceuckenruyter” (Hoekx, 69). Zijn liefde voor kroegen deelt hij met zijn broer Jan. Op dat moment zijn de kroegen de verzamelplaats voor revolutionaire mannen als Simon. Daar smeden ze hun plannen.
Wanneer er een leger wordt opgericht om de stad te beschermen tegen muitende troepen meldt Simon zich aan. Ook onderhoudt zijn familie goede banden met de Staatse legeraanvoerder graaf Filips van Hohenlohe - Neustein. Wanneer het stadsbestuur de graaf bedankt voor zijn bemiddeling, doen ze dat door hem een hengst te geven die gekocht is van Simon.
Leider van het Schermersgilde
In 1577 bekleedt Simon de functie ontvanger van de beden in het kwartier 's-Hertogenbosch en een jaar later is hij rentmeester van de Staten van Brabant.
Zijn bekendheid (of beruchtheid) vergaart Simon als leider van het Schermersgilde. Waar het een jaar eerder mislukte, ziet deze knokploeg begin september 1577 het licht. Simon correspondeert erover met de Staten Generaal en roemt zijn mannen. Hij beschrijft ze als “la fleur des jeunes hommes”. Een groot deel van die mannen is protestants en heeft militaire ervaring opgedaan in Holland en Zeeland. Binnen een maand zijn ze operationeel, want op 26 september 1577 beschermen ze een geldtransport dat naar Oirschot gaat.
Bij oprichting doet Simon de toezegging dat het gilde dient ter bescherming van het oude geloof, maar al snel ontslaat hij de katholieken die onder hem dienen. Zijn gilde intimideert de katholieke meerderheid van de stad.
Intimidatie
Volgens zijn tegenstander Voicht is het eerder een "schelmengilde", en gezien de acties van de gildeleden is dat begrijpelijk. Zo vallen ze een Duitse soldaat lastig. De man zat vast vanwege verdenkingen van verraad, maar komt vrij. Hij wil zijn vrouw en kind gaan bezoeken voordat hij uit de stad vertrekt. De Schermers krijgen hem echter te pakken en brengen hem naar hun leider. De soldaat smeekt om zijn leven, en Simon belooft dat hem niets overkomt als hij vertrekt. Maar buiten de muren zitten handlangers verstopt en die vermoorden de man.
Vanaf april 1578 is het gilde vaker in opspraak. Zo vallen Schermers het huis De Moriaan binnen. Daar zetelde tot zijn vlucht bisschop Metsius. Hij is echter vertrokken. Volgens de verslagen roepen de mannen dat zij op zoek zijn naar “papenhoeren” en bedreigen ze een adellijke vrouw die er wel aanwezig is.
Willem biedt hulp
Ook van buiten de stad zijn protesten te horen. Boeren klagen over het optreden van Simon in een brief aan Willem van Oranje. Behalve het bovenstaande incident zijn ze ontevreden over het vorderen van graan en hout. Tegen rentmeester Simon loopt op dat moment een proces waar meester Gerard Fabri het platteland vertegenwoordigd.
Als de boeren weigeren om te helpen met het werken aan de vestingwerken van de stad, trekken troepen eropuit om ze te dwingen. Ze nemen gijzelaars mee, waaronder meester Fabri. Hij wordt in de stad gevangen gezet. De Schermers vallen op 11 april het huis binnen waar hij verblijft, maar Fabri is gewaarschuwd en is ergens anders. De "briesschende leeuwen" geven toe dat zij, als ze hem gevonden hadden, Fabri op een van de bolwerken hem in elkaar geslagen zouden hebben. Dat alles op instigatie van Simon (Pirenne, 141). Ook in deze kwestie wordt de hulp van prins Willem ingeroepen. Hij reageert doortastend en schrijft aan het stadsbestuur dat ze de gijzelaars vrij moeten laten.
Dagje uit
De Schermers gaan door met intimideren, Simon voorop. Zo eist hij in juni van dat jaar het zilverwerk op van de verschillende kerken. Als ze het niet schenken, neemt hij het. Zo ook het zilverwerk uit de Sint Jan.
Simon onderneemt met zijn mannen verschillende pogingen om Staatse troepen binnen te laten. Hij probeert zijn acties te coördineren met andere calvinisten, maar dat gaat niet altijd goed. Het Schermersgilde van Antwerpen wordt bijvoorbeeld uitgenodigd om op bezoek te komen. Zo hopen ze de stad in handen te krijgen. Het Antwerpse gilde komt in augustus aan in de Diezemonding, maar dankzij vertragingen missen ze hun moment en blijven de poorten gesloten.
Broer Jan, gouverneur van Heusden, staat op verschillende momenten voor de stadspoorten met zijn soldaten, maar het lukt niet om binnen te dringen. Op 11 september 1578 zijn de Schermers dicht bij hun doel. Een stadspoort is bijna opengewerkt, maar de burgerij weet met hulp van de andere gilden de Schermers terug te dringen.
Oproer
Op 1 juli 1579 bereiken de spanningen in de stad een kookpunt. Het stadsbestuur kondigt die dag onder stevige druk van de protestantse factie aan dat ze zich aansluiten bij de opstandige steden. Op de markt hebben zich zowel Schermers als katholieken verzameld en die laatsten maken duidelijk dat ze liever bij de koning blijven horen. Er wordt geschoten en rellen breken uit. Bosschenaren vechten met Bosschenaren.
Verbannen
Uiteindelijk verliezen de Schermers en trekken zij zich terug. Het gilde wordt een paar dagen later ontbonden en Simon verlaat met zijn broers de stad. Marcelis en Paulus gaan naar Jan in Heusden en Simon reist met zijn vrouw en kind naar Antwerpen. Daar overlijdt hij echter vlak na aankomst in 1579.
Tijdens zijn leven heeft Simon er alles aangedaan om 's-Hertogenbosch Staats en protestants te maken, daarbij schuwde hij geweld en intimidatie niet. Keer op keer verijdelden stadsgenoten zijn pogingen echter. Uiteindelijk zou het tot het beleg van 1629 duren voordat de stad in Staatse handen valt.
Bronnen
Boeree, Th. A., De kroniek van het geslacht Backx, Wageningen, 1943.
Japke, N., et al., Resolutiën der Staten-Generaal deel 2 1578-1579, Den Haag, 1917, 137-138.