Smeekschrift der Edelen
Adolfs vader, Joost van Cortenbach (1498-1560), heer van Helmond vanaf 1534, overleed in 1560. Hij had twee zoons: Jan en Adolf. Jan (1537-1578) was de oudste en volgde daarom zijn vader op als heer van Helmond. Intussen liepen de spanningen in de Nederlanden hoog op. Er was immers veel ontevredenheid over de regering van koning Filips II (1527-1598), die behalve heer der Nederlanden, ook koning van Spanje was. Aanvankelijk waren het vooral de hoge edelen die in verzet kwamen. Steen des aanstoots was met name de strenge houding van de koning tegenover de protestanten. Daarnaast zette het kwaad bloed dat de koning steeds minder luisterde bij het nemen van besluiten naar zijn adellijke Nederlandse raadgevers.
In 1565 kwamen ook de lagere edelen in opstand. Zij verenigden zich in het zogenaamde Verbond der Edelen, dat op 5 april 1566 aan landvoogdes Margaretha van Parma (1522-1586) een petitie aanbood. Hierin eisten de opstandige edelen afschaffing van de wetten tegen de protestanten. Ook de broers Jan en Adolf van Cortenbach hadden zich bij het Verbond aangesloten en het smeekschrift ondertekend. Het smeekschrift had echter weinig succes omdat de koning weigerde concessies te doen. Het gevolg was dat de opstand steeds radicaler werd.
Beeldenstorm
In augustus 1566 leidde de ontevredenheid zelfs tot een heuse volksopstand die bekend geworden is als de beeldenstorm. Op 10 augustus 1566 bestormde na de preek van de calvinistische predikant Sebastiaan Matte in Steenvoorde in West-Vlaanderen een groep heethoofden een kapel en vernielde er alle beelden. Het was het begin van een opstand tegen de gevestigde orde en tegen de rijkdom van de Kerk. De beeldenstorm verspreidde zich razendsnel over de Nederlanden. Op 20 augustus woedde de storm in Antwerpen, enkele dagen daarna onder andere in Breda en 's-Hertogenbosch. Opvallend genoeg mislukte in Helmond de beeldenstorm doordat de plannen vroegtijdig uitlekten en Jan van Cortenbach op tijd kon ingrijpen en de plannenmakers wist te arresteren.
Na deze beeldenstorm distantieerden de meeste edelen zich van de opstand. Ook Jan en Adolf van Cortenbach deden dat en kozen nu voor de koning van Spanje, Filips II, als hun wettige heer. De opstand liep na 1568 in feite uit op een burgeroorlog tussen enkele opstandige provincies in het noorden onder leiding van Holland en koningsgetrouwe gewesten in het zuiden.
Heer van Helmond
In 1578 overleed Jan van Cortenbach op het Helmondse kasteel, ongehuwd en 41 jaar oud. Adolf volgde hem op. Zijn bewind werd, veel meer nog dan dat van zijn broer, gedomineerd door de oorlog tegen de opstandige gewesten. Al in 1579 moest hij in actie komen, toen Helmond voor de eerste keer werd ingenomen door de troepen van de opstandelingen onder leiding van Philips, graaf van Hohenlohe (1550-1606, een Duits edelman, die vanaf 1575 in dienst was van Willem van Oranje (1533-1584)). Na enkele maanden wist Adolf deze troepen echter weer uit de stad te verjagen.
Militair gouverneur van 's-Hertogenbosch
In 1581 werd Adolf van Cortenbach door de Spaanse landvoogd, Alexander Farnese (1545-1592), hertog van Parma, aangesteld als militair gouverneur van ’s-Hertogenbosch. Hij werd daarmee de feitelijke leider van de verdediging tegen de vijandelijke troepen die voortdurend door de Meierij trokken. Dat betekende dat hij op veel plaatsen moest ingrijpen.
Dat gebeurde onder andere in 1582, nadat in dat jaar de stad Eindhoven was ingenomen door de Franse legeraanvoerder Bonivet (1548-1589), een vertrouweling van de broer van de Franse koning, Frans van Anjou (1555-1584), die de opstandelingen steunde. Mede op aandringen van Adolf van Cortenbach, die bang was dat de Fransen ook ‘s-Hertogenbosch zouden aanvallen, stuurde Parma begin 1583 een leger onder leiding van Karel van Mansfelt (1543-1595) en Claude de Berlaymont (1550-1587), heer van Haultepenne, naar Eindhoven om de stad zo snel mogelijk te heroveren. Ook Adolf van Cortenbach voegde zich daarbij. De belegering duurde drie maanden, van januari tot april 1583. De nood in Eindhoven was zo hoog dat veel burgers gedwongen waren hun honden, paarden en katten op te eten. Uiteindelijk moest Bonivet de stad opgeven.
Ook Adolfs eigen stad Helmond werd herhaaldelijk door soldaten uit het noorden aangevallen en in de meeste gevallen ook ingenomen. Telkens moest de heer zijn stad te hulp schieten. Heel dramatisch was de aanval in 1587. Een legerbende onder leiding van de inmiddels beruchte Hohenlohe nam in de nacht van 3 op 4 juli de stad stormenderhand in. Bijna de hele stad werd in de as gelegd. Het kasteel bleef, evenals bij andere aanvallen, ongedeerd.
Behalve zijn eigen stad moest de heer van Helmond ook 's-Hertogenbosch, waar hij militair gouverneur was, de nodige keren verdedigen. Dit was bijvoorbeeld het geval in de nacht van 18 op 19 januari 1585, toen dezelfde Van Hohenlohe een aanslag pleegde op de hoofdstad van de Meierij. Hoewel een groot aantal soldaten de stad wist binnen te komen omdat de poortwachter van de Vughtse poort aanvankelijk niet door had dat het om vijanden ging en de poort voor hen opende, konden de Bosschenaren de aanvallers uiteindelijk verjagen.
Huwelijken
Adolf van Cortenbach trouwde in 1574 met Anna de Merode (?-1581), hoewel hij via zijn moeder in de tweede graad verwant was aan zijn bruid. Deze verwantschap vormde een huwelijksbeletsel waarvoor alleen de paus dispensatie kon verlenen. De dispensatie werd op 30 maart 1574 verleend, maar het huwelijk duurde niet lang; al in 1581 overleed Anna kinderloos. Het jaar daarop hertrouwde Adolf met Philippine van Ruyschenberg (?-1618). Zij was familie van de bekende landcommandeur der Duitse Orde in Alden Biezen, Hendrik van Ruyschenberg (1547-1603). Philippine kreeg zeven kinderen, vier jongens en drie meisjes.
De kanonnen van Charles van Cortenbach
Adolfs oudste zoon, Charles (1583-1602), werd geboren tijdens de belegering van Eindhoven, op 23 maart 1583. De jongen kreeg bij zijn geboorte van de graaf van Mansfelt, die als peetvader optrad tijdens de doop, een wel heel apart cadeau, namelijk vier bronzen kanonnen. Die kanonnen waren in dat jaar door Van Mansfelt veroverd op de Franse bevelhebber Bonivet. Adolf nam deze vier kanonnen mee naar ‘s-Hertogenbosch om ze eventueel te gebruiken bij de verdediging. Hoewel het Bossche stadsbestuur na zijn dood in 1594 en nog een keer in 1616 beloofde de kanonnen terug te geven aan de familie Cortenbach, is dit nooit gebeurd.
In de jaren ‘20 van de twintigste eeuw ontstond er zelfs een hele polemiek tussen de stadsarchivaris van Den Bosch, Ebeling (1879-1953) en zijn collega in Helmond, Heeren (1888-1967). Ebeling beweerde namelijk dat de vier kanonnen helemaal niet van Cortenbach afkomstig waren, maar achtergelaten waren door de Fransen na de inname van de stad in 1794 door generaal Pichegru (1761-1804). Hoe het ook zij, nog steeds staan de vier kanonnen in de Brabantse hoofdstad en sieren daar de hal van het stadhuis. Ze houden daar de herinnering aan de roerige periode die we de Tachtigjarige Oorlog noemen, levend.
Dood en nalatenschap
Adolf is, net als zijn broer, niet oud geworden. Hij overleed al op 3 augustus 1594, 54 jaar oud. Anders dan je zou verwachten bij een militair als Adolf is hij niet op het slagveld overleden, maar in zijn kasteel na een kort ziekbed. Hij had nog de tijd om een uitgebreid testament op te stellen, waarbij hij de heerlijkheid Helmond naliet aan zijn oudste zoon, de 11-jarige Charles.
Bronnen
Heeren, J., Geschiedenis van het kasteel-raadhuis en de heren van Helmond, Helmond, 1938, 158-210.
Hendriks, J., "De vier kanonnen in het stadhuis", in: KringNieuws (nr. 3, 1997), 16-18.
Molhuysen, H., "Oe gotte kèk doar. De stadhuiskanonnen", in: Brabants Dagblad (23-02-1984).