Thema

De kunsten van Brabant

De kunstgeschiedenis van Brabant is rijk en eeuwenoud. Of het nu de beeldende kunsten zijn, muziek, theater of literatuur eeuwenlang hebben kunstenaars gezwoegd aan kunst die blijft voortleven.

Beeldende kunst

Van Gogh-spittende boerin

Schilderij van een spittende boerin dat Van Gogh in 1885 vervaardigde in Nuenen. (Bron: Het Noordbrabants Museum)

Het moment dat de Brabantse beeldende kunsten tot grote hoogte stijgen, valt samen met de laatmiddeleeuwse bloeiperiode van het hertogdom op zowel cultureel als economisch gebied. Het is de katholieke kerk- en kloostergemeenschap die in de late middeleeuwen de belangrijkste opdrachtgevers vormen voor Brabantse kunstenaars. Zo is er bijvoorbeeld de vijftiende-eeuwse Meester van Koudewater, zijn naam kennen we niet, die houten religieuze beelden maakt voor onder meer het klooster Koudewater in Rosmalen. Maar de bekendste Brabantse kunstenaar uit de late Middeleeuwen is natuurlijk Jheronimus van Aken (1450-1516), oftewel Jheronimus Bosch. Zijn angstaanjagende visioenen van een brandende hel gevuld met monsters en gekwelde zielen prikkelt vandaag de dag nog steeds onze fantasie. De Spaanse koning Filips II (1527-1598) voelt zich zo aangetrokken tot Bosch’ Tuin der Lusten (1480-90) dat het schilderij in het koninklijke paleis Escorial komt te hangen. Hier blijft het hangen, totdat de Tuin der Lusten in 1939 verhuist naar het Prada Museum.    

De zeventiende eeuw associëren we wat betreft kunst in de regel met Hollandse meesters als Rembrandt (1606-1669), Vermeer (1632-1675) en Jan Steen (1626-1679). Hun schilderijen representeren de glorie en rijkdom die de Republiek in die tijd ten deel valt. Als generaliteitsland en zwaar getroffen door de Tachtigjarige Oorlog vergaat het Brabant een stuk slechter. Toch kent het in stukken gescheurde hertogdom ook getalenteerde en belangrijke kunstenaars. In de Zuidelijke Nederlanden is er natuurlijk Peter Paul Rubens (1577-1640), misschien wel de belangrijkste Europese kunstenaar uit zijn tijd. In Staats-Brabant zijn er Thomas Willeboirts Bosschaert (1613-1654) en Theodoor van Thulden (1606-1669). Met name hun allegorie- en historiestukken zijn populair en hangen onder meer in het stadhuis van ’s-Hertogenbosch.

Niet om geringschattend te doen over het werk van achttiende-eeuwse kunstenaars als Johannes Antiquus (1702-1750), Cornelis Pronk (1691-1759) en Walter Pompe (1703-1777), maar het is vooral in de negentiende en twintigste eeuw dat er veel gebeurt binnen de Brabantse kunstwereld. Geïnspireerd door de Franse School van Barbizon worden er schilderkolonies opgericht in Deurne en Heeze. De leden hiervan houden zich bezig met het schilderen van het nog ongerepte en niet door de moderniteit aangetaste Brabantse boerenlandschap. En dan is er natuurlijk nog Brabants bekendste schilder van (boeren)landschappen in Brabant, Drenthe en Frankrijk: Vincent van Gogh (1853-1890). 

In de twintigste eeuw vindt de oprichting plaats van Het Noordbrabants Museum en het Van Abbemuseum. Een belangrijke kunstbeweging als De Stijl schiet ook wortel in Brabant in de persoon van Antony Kok (1882-1969). Verder is de moderne grafiek in opkomst met vaandeldragers als cartoonist Ton Smits (1921-1981) en graficus Kees Mandos (1913-2001).

Beeldende kunst door de eeuwen heen

Architectuur

Met de bloeiperiode van het hertogdom Brabant in de late Middeleeuwen ontstaat binnen de bouwkunst de zogeheten Brabantse gotiek, met daarbij regiovarianten als de Demergotiek en de Kempense gotiek. Stenen boegbeelden van deze stroming zijn bijvoorbeeld de rijkversierde  Sint-Janskathedraal in Den Bosch en de Onze-Lieve-Vrouwekerk in Breda. Daarnaast bouwt de adel in dezelfde periode ook seculiere stadspaleizen, zoals het laatgotische Markiezenhof in Bergen op Zoom.  

De gotiek keert aan het einde van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw terug in Brabant in de vorm van de neogotiek. Ook nu wordt de provincie gekenmerkt door een sterk identiteitsbesef in de vorm van het rijke Roomsche leven en komen katholieke opvattingen tot uiting in de architectuur. Soms zelfs letterlijk in het geval van de basiliek van Oudenbosch, wat een kleiner uitgevoerde versie is van de Sint-Pieter in Rome en daarmee een symbool voor het gezag dat de paus in Brabant geniet.

Belangrijke naoorlogse architecten in Brabant zijn Jac. Priem (1914-2011), H.W. Valk (1886-1973) en Hans van der Laan (1904-1991). Priem heeft met name veel betekend voor het herstel en behoud van kerkelijke monumenten in Oirschot en omgeving. Van der Laan is de leraar van Priem geweest toen deze vanaf 1946 de door de Katholieke Leergangen opgerichte cursus Kerkelijke Architectuur gaf in Den Bosch. Van der Laan wordt het gezicht van wat bekend komt te staan als de Bossche school. Bekend maar ook omstreden is hij vanwege zijn ‘plastisch getal’, dat hij in het begin van de jaren '40 formuleert. Het is een verhoudingsgetal dat uitdrukking geeft aan de manier waarop mensen groottes onderscheiden. Dit plastisch getal acht Van der Laan niet alleen van toepassing op meubels en gebouwen, maar ook op de gehele stedelijke ruimte.

Muziek

Wie de muziekgeschiedenis van Brabant bestudeert, ontdekt dat er zoveel meer is dan Guus Meeuwis, Frans Bauer en de Deurzakkers. Met een beetje fantasie mag ‘Harba lori fa’ als de moeder aller hits worden gezien. Tenminste, het zijn deze woorden die stammen uit de tijd van hertog Jan I en die in het refrein terugkomen van het in 1947 geschreven Lied van Hertog-Jan. Dit loflied op de hertog wordt decennialang op vele Brabantse scholen gezongen.

Gaan we terug naar echte middeleeuwse muziek dan komen we onder meer uit bij het koor van de Sint-Jan dat al eeuwenlang de miszang verzorgt. Een bekende componist van laatmiddeleeuwse muziek is de uit Bergen op Zoom afkomstige priester Jacob Obrecht (1457/58-1505). Met zijn religieuze muziek schopt hij het tot aan het hof van de hertog van Ferrara. Belangrijke, latere collega’s van Obrecht zijn Jan Verrijt (1602-1650) en Leon C. Bouman (1852-1919). Oirschottenaar Verrijt is een belangrijke componist uit de zeventiende eeuw die vanwege zijn virtuositeit zelfs met de grote Jan Pietersz. Sweelinck (1562-1621) wordt vergeleken. Hij componeert niet alleen missen en motetten maar ook Italiaanse canzonetten en dansen. Bouman tot slot betekent met zijn composities veel voor de Brabantse muziek aan het einde van de negentiende eeuw.

Schola Cantorum 's-Hertogenbosch

De leden van de Schola Cantorum 's-Hertogenbosch in hun traditionele kovels. (Foto: 2019, Hans Borgman)

Interessant aan de twintigste eeuw is dat er relatief veel muzikanten zijn die in hun eigen streektaal zingen. Anders dan bijvoorbeeld Guus Meeuwis (1972) bedienen Björn van der Doelen (1976), Gerard van Maasakkers (1949) en Ad de Laat (1947-1995) zich van het Brabantse dialect. Dit leidt tot nummers als Vroag nie worrum, Heul gevecht en Sloap kiendje sloap.            

 

Literatuur

Jacob Campo Weyerman

Jacob Campo Weyerman. (Bron: Jacobus Houbraken, 1725, stadsarchief Amsterman)

Ook voor de Brabantse literaire traditie geldt: wie schrijft die blijft. De eerste bij naam bekende auteurs uit Brabant dateren uit de late Middeleeuwen. Opvallend is dat een van de bekendste namen onder hen een vrouw is genaamd Beatrijs van Nazareth (1200-1268). Niet gehinderd door het perkamenten plafond, schrijven was toch vooral mannenwerk, schrijft zij rond 1250 Van seven manieren van heiliger minnen. Dit niet in het Latijn maar Middelnederlands geschreven traktaat gaat over de zeven vormen van Godsliefde. Overigens is Beatrijs niet de enige bekende Brabantse schrijfster uit de Middeleeuwen. De in Udenhout geboren Maria van Hout (1475-1547) heeft een aantal belangrijke traktaten over de lijdensmystiek geschreven die tot in Keulen weerklank vonden.   

Na de scholastiek van de Middeleeuwen ontstaat er in de daaropvolgende eeuwen meer ruimte om naast de religie ook over andere onderwerpen te schrijven. Bijvoorbeeld over politiek, zo schrijft de zeventiende-eeuwse drukker en dichter Samual de Swaef (1597-1636) een lofdicht over de burgemeester van Bergen op Zoom, Pascasius Turcq (1586-1635), en diens heldhaftige rol tijdens het Spaanse beleg van de stad in 1622. De schrijver en patriot Adriaan van der Willigen (1761-1844) hekelt daarentegen de autoriteiten. In zijn werk De recommandatiebrieven (1800) bekritiseert hij de hebzucht en gierigheid van de heersende elite.

Ook de wat lichtere onderwerpen komen vanaf de Verlichting meer aan het licht. De Bredase bon vivant Jacob Campo Weyerman (1677-1747) publiceert verhalen over avonturiers, bedriegers en schuinsmarcheerders. In zijn kunstkritieken toont hij zich kritisch en soms zelfs op het venijnige af. Ook de uit Breda afkomstige schrijfster Julia Cornelia de Lannoy (1738-1782) bedient zich van een plagerige, ironische toon waarmee zij achttiende-eeuwse tradities en personages op de hak neemt. Zij bestrijdt met name de destijds ondergeschikte positie van de vrouw.

Voorblad van de Katholieke Illustratie, nummer 51 uit 1868. (Bron: Brabant-Collectie Tilburg)

Voorblad van de Katholieke Illustratie, nummer 51 uit 1868. (Bron: Brabant-Collectie Tilburg)

Aan het begin van de twintigste eeuw wordt de Brabantse literatuur gekenmerkt door het rijke Roomsche leven. Weekbladen en literaire tijdschriften als de oorspronkelijk in Den Bosch uitgegeven Katholieke Illustratie en de in Tilburg uitgegeven De Roeping verslaan het reilen en zeilen van de katholieke zuil. De aan deze bladen verbonden (hoofd)redacteuren Anton van Duinkerken (1903-1968) en Jan van der Lans (1855-1929) zullen later hun vleugels uitspreiden naar de landelijke journalistiek en letterkunde.

Ook staan romanschrijvers als Har Scheepens (1911-1979), Hendrik Wiegersma (1891-1969) en Antoon Coolen (1897-1961) op. Volksverhalen, het Brabantse dorpsleven en natuurgebieden als de Peel zijn voor hen allen een grote bron van inspiratie. Dit heeft als nadeel dat zij door landelijke critici ten onrechte vaak als provinciale schrijvers worden gezien en daardoor binnen de literaire canon meer op de achtergrond blijven. Zelf heeft Coolen hier het volgende over gezegd: “Het regionale, de goed gewortelde kunst, kan stijgen tot het ware internationale.” Illustratief hiervoor is dat van de Brabantse kinderboekenschrijfsters, die in de twintigste eeuw ook sterk opkomen, in het geval van de Tilburgse Anke Servaes (1897-1947) haar boeken als Marianneke (1928) en Knolletje (1927) in het Duits, Deens, Noors en Zweeds worden vertaald. 

Film en theater

Wellicht wat onderbelicht maar misschien ook simpelweg wat minder rijk kent Brabant wel degelijk een eigen theatertraditie. De Shakespeare van het Zuiden is geboren in Gemert en zijn naam luidt Joris van Lanckvelt (1487-1558). Onder zijn humanistisch pseudoniem Georgius Macropedius schrijft hij twaalf toneelstukken, waaronder De opstandige leerlingen, De mensheid sedert Adam en Een allegorie over het geduld. Zijn bekendste werk Hecastus gaat over een rijke jongeman die van het leven geniet maar uiteindelijk eenzaam de dood tegemoet treedt. 

Een stad waar het theater duidelijk tot bloei komt, is Breda. Het eerste nog bescheiden theater wordt hier in 1727 geopend. Een vele grotere zaal bouwt men vervolgens in 1802 in de voormalige ziekenzaal van het militair hospitaal. Een lang leven is dit theater helaas niet beschoren, in 1814 brandt het met gaslampen verlichte theater alweer af. Een alternatief wordt gevonden door de herbouw van de schouwburg aan de Oude Vest en vanaf 1880 de bouw van de Concordia-schouwburg. Het theater is populair, waardoor in Breda een weelderige theatercultuur ontstaat. Er komen dusdanig veel bezoekers dat de Concordia in de jaren vijftig weer te klein is geworden. In 1995 opent het huidige Chassé-theater, waar gemiddeld zo’n 400.000 bezoekers per jaar op afkomen.    

Tellegen, 1916 Hartsook Photo

Lou Tellegen in 1916. (Foto: Hartstook Photo)

De filmkunst kent uiteraard nog een jonge geschiedenis. Op nationaal niveau mag de Brabantse invloed op dit medium vrij groot worden genoemd. Vandaag de dag zijn acteurs als Frank Lammers (1972), Monique Hendrickx (1966) en Sylvia Hoeks (1983) bekende namen. Het begint echter bij Brabander Lou Tellegen (1883-1934), die het als filmster zelfs tot Hollywood schopt. Tegelijkertijd is zijn acteertalent niet bijster groot; als womanizer moet hij het vooral hebben van zijn knappe uiterlijk. Uiteindelijk dooft Tellegens ster langzaam, ook omdat de komst van de sprekende film voor hem, met zijn beperkte acteerkwaliteiten, een nadeel is.

Voor bekende hedendaagse regisseurs als Roel Reiné (1970) en Jan de Bont (1943) is de uit Bergen op Zoom afkomstige Adriaan Ditvoorst (1940) een belangrijke pionier geweest. Zijn eerste films Paranoia (1967) en De blinde fotograaf (1973) ontlokken zelfs lovende woorden aan grootheden als Jean-Luc Godard en Bernardo Bertolucci. Werkelijkheid, droom, fantasie, heden, toekomst en het filmen zelf buitelen in Ditvoorsts films razendsnel over elkaar en versmelten tot een ongekend rijke en meerduidige belevingswereld. Daarna wordt zijn werk steeds nihilistischer van aard. Ondanks lovende kritieken blijft publiek succes uit en verdwijnt het werk van Ditvoorst en hijzelf in de vergetelheid. Op 47-jarige leeftijd pleegt hij zelfmoord, de laatst zin uit zijn afscheidsbrief: “Alles is stilte, meer is er niet.”

      

Kunst op de kaart

Draag bij aan Brabants erfgoed!

Wil je een verhaal delen? Vul hieronder je gegevens in, en geef kort aan wat je zou willen bijdragen. De redactie neemt dan contact met je op.