Van grenskerk naar klooster
De oorsprong van het klooster gaat terug tot de zeventiende eeuw, toen in ieder geval vanaf 1656 een katholieke grenskerk op dezelfde locatie stond. Aangezien Achel op dat moment onderdeel uit maakte van het prinsbisdom Luik, kon men hier vrijelijk het katholieke geloof belijden. In 1686 werd door Petrus van Eijnatten vanuit Eindhoven hier een kluizenaarsgemeenschap gesticht, waarna het klooster gedurende ruim een eeuw wordt uitgebouwd, met onder meer de bouw van een kapel in 1736.
Patriotten
Onder invloed van de Franse Revolutie werden door de patriottische overheid ook in Brabant veel kerkelijke goederen onteigend en vervolgens doorverkocht om de staatskas te spekken. In 1796 was het de beurt aan het klooster te Achel, dat vervolgens in 1798 werd verkocht aan Jan Diederik Tuyll van Serooskerken (1773-1843), die het tot zijn dood in bezit hield.
Abdijbier
Het klooster en de bijbehorende gronden werden in 1845 aangekocht met hulp van een aantal donateurs, waarna de trappisten van Westmalle hier in 1846 een cisterciënzer priorij stichtten. Om extra inkomsten te genereren begonnen de monniken bier te brouwen, waarvan het eerste geslaagde bier het “Patersvaatje” in 1852 was.
In dezelfde periode werd een eerste architectonische update uitgevoerd aan het kloostercomplex: onder de architect Pierre Cuypers (1827-1921) werd in 1855 een neogotische kloosterkerk gerealiseerd. De priorij werd in 1871 verheven tot abdij, waarna het grondgebied een sterke groei doormaakte door de ontginning van aangrenzende woeste gronden. De ontginning van de woeste gronden in het zuiden van Nederland was reeds onder koning Lodewijk Napoleon ingezet, maar maakte onder invloed van een toenemende industrialisatie in de tweede helft van de negentiende eeuw een groei door, onder meer door aanmoediging door de Nederlandse staat.
Door deze ontginningen verkreeg de abdij een grondgebied dat zich onder meer goed leende voor veeteelt en landbouw, waarmee extra inkomsten werden gegenereerd. Deze inkomsten werden vervolgens weer aangewend om nieuwe stichtingen te doen vanuit Achel, onder meer de abdij van Lilbosch en de abdij van Rochefort.
Dodendraad
De Duitse invasie van België aan het begin van de Eerste Wereldoorlog zorgde voor opschudding in het grensgebied, waardoor de monniken in 1914 uitweken naar veiliger oorden. De abdij werd door de Duitsers ingenomen en over de kloostergronden werd een deel van de ‘Dodendraad’ opgesteld. De Dodendraad was een ruim 300 kilometer lang hekwerk waarop 2000 volt wisselspanning stond en dat als doel had de grens tussen het neutrale Nederland en het door Duitsland bezette België te markeren en te handhaven. Om dit te realiseren, werd een deel van de abdij afgebroken. Daarnaast werd de abdij geplunderd, om naast bier, wijn en zilver onder meer koper te bergen voor de oorlogsindustrie.
Moderne tijd
Na beide wereldoorlogen werd de abdij in de jaren ’50 van de twintigste eeuw gemoderniseerd door de architect Jos Ritzen. In het oorspronkelijke bouwplan was sprake van vier nieuwe vleugels, maar in de uitvoeringsfase zijn slechts twee van de geplande vleugels gerealiseerd. In 1989 stootte de abdij een groot deel van haar grondeigendom af en richtte zich meer op het brouwen van bier en recreatie.
Bronnen
Hoffman, H., en Veltman, F., “De grens onder hoogspanning” via: https://anderetijden.nl/aflevering/553/De-grens-onder-hoogspanning (stand op 11 juli 2018).
Van Gils, A., Katholyk Meyerysch memorieboek, ’s-Hertogenbosch, 1819.
Vossen, J., Geschiedkundige schetsen Abdij Achel KHS C 175, 1929.