Na jaren van verwaarlozing was kasteel Eymerick ernstig vervallen. Bovendien bleek de versterking van de kastelen niet bestand tegen het moderne geschut en ook op het gebied van wooncomfort hadden de doorgaans sombere, vochtige en donkere gebouwen niets te bieden.
Daarentegen was een kasteel in aangepaste, gemoderniseerde vorm juist heel aantrekkelijk. Als centrum van een heerlijkheid, met alle voorrechten en inkomsten die daaraan verbonden waren, gaf het status en aanzien. Waar kon men in de zomer beter verblijven dan op een buitenplaats, ver weg van de stank, de herrie en het gewoel van de stad? Daarom gaf Snouckaert van Schauburg, officier in het garnizoen van ’s-Hertogenbosch en bewoner van het stadspaleis Het Keizershof, in 1662 opdracht voor totale nieuwbouw van het kasteel. Hij benaderde daarvoor niemand minder dan Pieter Post (1608-1669), architect aan het stadhouderlijk hof en ontwerper van het Haagse Huis ten Bosch. De baron was vermoedelijk met hem in contact gekomen via zijn voogd, Constantijn Huygens (1596-1687).
De plannen zelf waren al even ambitieus. Het middeleeuwse kasteel Eymerick zou plaatsmaken voor een veel groter kasteel in classicistische stijl: geheel omgracht, vierkant van vorm met vier hoektorens, twee verdiepingen hoog en voorzien van een binnenplaats met galerijen en een eveneens omgrachte voorburcht, waarin stallen en dienstgebouwen waren voorzien. Het was deze voorbouw waarmee de werkzaamheden in 1665 begonnen. Nog voor dit deel voltooid was, werd duidelijk dat de lat te hoog was gelegd en dat de beschikbare middelen niet toereikend waren. Daarom viel het besluit om de kasteelbouw tot de voorbouw te beperken, deze met een extra verdieping te verhogen en het middeleeuwse Eymerick te laten staan. Voorlopig tenminste, al zou dat uiteindelijk toch definitief blijken.
Latere eigenaren hebben in de achttiende eeuw nog wel het carré van de voorburcht gesloten en het kasteel bovendien voorzien van een schitterende inrichting. Onder meer met een reeks wandbedekkende gobelins met de geschiedenis van Alexander de Grote, naar ontwerp van Charles Le Brun (1619-1690), hofschilder van Lodewijk XIV (1638-1715). Dus toch nog iets van de allure die de baron voor ogen stond. Al zijn de ambities van de baron te hoog gebleken, wie nu het toegangshek van kasteel Heeze passeert raakt ook van dit slechts gedeeltelijk voltooide plan nog zeer onder de indruk.
Bronnen
Kolman, C. e.a., Monumenten in Nederland; Noord-Brabant, Zeist, 1997.
Van Uytven, R. (red.), Geschiedenis van Brabant, van het hertogdom tot heden, Zwolle, 2004.
Dit artikel is een bewerking van een tekst uit J. Van Oudheusden, Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014, 148.