Onconventionele filmmaker
Omstreeks 1970 was hij even de belofte van de Nederlandse film. Zijn op de Franse nouvelle vague gebaseerde eindexamenfilm Ik kom wat later naar Madra (1965) en de films Paranoia (1967) en De blinde fotograaf (1973) ontlokten zelfs lovende woorden aan grootheden als Jean-Luc Godard en Bernardo Bertolucci. Wat bij Ik kom wat later naar Madra vooral indruk maakte, was Ditvoorsts brutale, zich aan geen conventie storende en overrompelende filmische vormgeving. Binnen- en buitenscenes, fictie en documentair getinte opnamen wisselen elkaar in hoog tempo af. Werkelijkheid, droom, fantasie, heden, toekomst en het filmen zelf schuiven razendsnel in en over elkaar en versmelten tot een ongekend rijke en meerduidige belevingswereld.
Op talloze festivals ontving hij prijzen. Nog nooit, schreef de kritiek, had een Nederlander zich in zijn debuut zo volledig gemanifesteerd als filmer. Ditvoorst behoorde tot de eerste generatie vernieuwers die aan de Nederlandse Filmacademie gestudeerd had: Jan de Bont, Pim de la Parra, Rem Koolhaas, Nouchka van Brakel en Renee Daalder. Onder hen was hij de eerste die internationaal werd opgemerkt.
Na zijn nog van dadendrang bruisende debuut richtte Ditvoorst zijn blik steeds meer naar binnen en concentreerde hij zich steeds sterker op het verbeelden van zijn eigen nihilisme. Willem Frederik Hermans, Nederlands bekendste en beste representant van die alle illusies ondermijnende levensvisie, was daarbij zijn belangrijkste inspiratiebron. Paranoia en De blinde fotograaf waren verfilmingen van novellen van deze auteur.
Nihilisme
Het uitblijven van publiek succes, hoe bescheiden ook, bemoeilijkte zijn carrière. Maar ook zijn eigen houding speelde hierbij een rol. Hij haatte concessies en al te simpele routineklussen. Zo maakte hij, met geld dat het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk had bestemd voor een documentaire over carnaval, in 1969 Antenna, een ongrijpbare film als een LSD-trip, waarin Christus rijdend in een gammel Dafje hasj uitdeelt aan de behoeftigen. Dat CRM hem niet bepaald dankbaar was, spreekt voor zich. Het later alsnog ingeleverde ultra-korte Carna (1970), waarin de schijnheiligheid van het carnavalsgebeuren centraal stond, kon daarin nauwelijks verandering brengen.
Het werk uit de jaren zeventig kenmerkt zich door een minimum aan verhaalstructuur en een maximum aan schijnbaar willekeurige sfeerbeelden en -taferelen, waarin Ditvoorst zijn levenswalging en machteloosheid op superieure wijze weet uit te drukken. Na deze droom-start ging het snel bergafwaarts met de jonge filmgod. Hij maakte twee warrige publieksfilms, de thriller Flanagan (1975) en de koddige variaties op de tien geboden: De mantel der liefde (1978). Deze eigenzinnige pogingingen tot commerciële speelfilms waren tot mislukken gedoemd, omdat ze niet berustten op een hem eigen, compromisloze aanpak. Voor de televisie maakte hij verfilmingen van het laatste hoofdstuk van de roman La chute van Camus, De Val (1972), een nogal conventioneel stuk literaire film, en van de voorstelling van Vondels Lucifer door het Publiekstheater (1981).
Al verbleekt tot een schim uit lang vervlogen dagen, waagde Ditvoorst zich in 1984 met De witte waan aan een come-back. Die mislukte falikant. De film was maar twee weken te zien en trok nog geen 2000 toeschouwers. Maar Ditvoorsts levensinstelling als artiste maudit kwam het best tot zijn recht in juist deze speelfilm. Zijn bewondering voor de dichter Comte de Lautreamont sprak er duidelijk uit.
Het persoonlijke in de film
Leven en werk waren voor Adriaan Ditvoorst één. Zijn realiteit was het maken van films. Een naar eigen zeggen vreselijke ziekte. Een waanzinnig groeiproces. Ervaringen uit zijn leven spaarde hij op voor een explosie in film. Hij timmerde niet aan de weg en was niet bezig vanuit of met zijn films naar iets toe te werken. Hij moest zichzelf in zijn films kunnen terugvinden. Hij werkte zeer persoonlijk en individueel en legde de reden waarom hij filmde en waarom hij iets zus of zo gefilmd had, graag uit door te refereren aan persoonlijke gevoelens. Zo had hij Madra gebaseerd op een persoonlijke ervaring in zijn diensttijd.
Diep teleurgesteld in de negatieve kritieken en het geringe aantal bezoekers voor De witte waan zonderde Ditvoorst zich van de wereld af. In een interview in Hervormd Nederland in 1984 zei hij: "Ik denk dat in een liefdesfase de dood een schitterend einde kan zijn, het toppunt van liefde zelf is. Als je je kunt voorstellen dat er na liefde niets meer is, dan kan dat element alleen nog maar worden gevolgd door het element dood." Op 26 oktober 1987 werd in de Theodorushaven te Bergen op Zoom zijn ontzielde lichaam aangetroffen. Een aantal vrienden en familieleden was toen al een week in het bezit van afscheidsbrieven, waarin de 47-jarige cineast zijn zelfmoord aankondigde. De laatste zinnen in een van de brieven luidde: "Alles is stilte, meer is er niet."
Receptie
Naar aanleiding van zijn debuut noemde Ellen Waller Ditvoorst een hooghartig, maar geduldig filmer. Zelf zei hij in een interview met het NRC-Handelsblad in 1984: "Ik voel mezelf als iemand die op een brandladder klimt, die naar beneden geschoven wordt. Hij blijft klimmen, maar komt nooit bij het vuur."
De films van Ditvoorst werden gekenmerkt door een bijna surrealistische stijl, psychologische thema's en naar decadentie neigende hoofdpersonen, die in absurde situaties verzeilen. Ditvoorst maakte steeds films voor een vrij beperkt publiek. Het intellectuele niveau waarop zijn films zich bewegen, is in de Nederlandse film vrijwel onbekend gebleven. Als geen ander in Nederland kon hij architectuur en landschap tot een autonome factor in zijn beeldtaal maken. Ook het gebruik van grondtonen in de muziek en het optimaal benutten van acteurs, zoals Thom Hoffman in De witte waan, wijzen op een groot talent om het medium volledig naar zijn hand te zetten.
In de documentaire De domeinen Ditvoorst (1992) probeert Thom Hoffman de verbanden te leggen tussen visies, filmoeuvre en levensloop, met behulp van interviews met mensen die Ditvoorst goed hebben gekend of met hem hebben gewerkt, en van zorgvuldige bestudering van zijn films. Curieuze feiten komen naar boven. Ditvoorst blijkt een gevangenisverleden te hebben gehad in verband met een zedendelict. Hij had twintig jaar geen contacten met zijn familie onderhouden, maar reisde wel speciaal naar zijn geboortestad terug om zelfmoord te plegen.
Denk je aan zelfmoord, maak je je zorgen om iemand in je omgeving of heb je andere vragen over zelfmoord? Praten helpt en kan anoniem via de chat op www.113.nl of via de telefoon op 113 of 0800-0113.
Bronnen
Beerekamp, H., "Overleden filmer Ditvoorst 'artiste maudit'", in: NRC-Handelsblad (27 oktober 1987).
Beerekamp, H., "Een vorm van verhevigde waarneming: Hommage aan Adriaan Ditvoorst (1940-1987)", in: NRC-Handelsblad (5 november 1987).
Van Bueren, P., "Retrospectie: Adriaan Ditvoorst", in: Nederlandse Filmdagen 24-09 t/m 02-10, Utrecht, 1992, 51-57.
Ditvoorst, A., "Inleiding", in: Skrien (jrg. 44-45, nr. 3, 1974).
Burcksen, E., "Adriaan Ditvoorst: inleiding", in: Skrien (jrg. 44-45, nr. 3, 1974).
"Filmer Adriaan Ditvoorst (47) overleden", in: Het Parool (27 oktober 1987).
"Film van Ditvoorst ontdekt", in: Het Parool (28 september 1992).
Kroon, H., "Ditvoorst, filmmythe van een outsider", in: Trouw (24 september 1992).
Van Lierop, P., "Mooie hommage aan Adriaan Ditvoorst: 'De domeinen van Thom Hoffman'", in: Brabants Nieuwsblad (2 oktober 1992).
Linthorst, G.,"Luisterrijke viering van het sterven", in: De Volkskrant (25 september 1992).
Roek, A., "De onbegrepen dromen van Adriaan Ditvoorst", in: H. de Wit e.a. (red.), Nederlandse Filmdagen 24-09 t/m 02-10, Utrecht, 1992, 19.
Rooduijn, T., "Het niets. De weg naar het einde. De werkelijkheid van Adriaan Ditvoorst", in: Haagse Post (14 november 1987).
Ruivenkamp, P.,"Guido de Moor als Flanagan in gevecht met zijn stiefbroer", in: Haagsche Courant (18 augustus 1975).
"Het toppunt van de liefde kan de dood zijn: De witte waan van Adriaan Ditvoorst. Edwin Oostmeyer sprak met hem", in: Hervormd Nederland, (5 mei 1984).
Dit artikel verscheen eerder in: J. van Oudheusden e.a. (red.), Brabantse biografieën. Levensbeschrijvingen van bekende en onbekende Noordbrabanders. Deel 3, Amsterdam/Meppel, 1995.
Deze persoon komt voor in Brabantse Helden, een tv-serie geproduceerd door Eendracht Films en Erfgoed Brabant voor Omroep Brabant.