Special: De heksen van de Galgenberg

Johan Biemans

Verhalenprofessor Johan Biemans vertelt het Bergeijkse volksverhaal 'De heksen van de Galgenberg'.

Het verhaal is te luisteren op Soundcloud, iTunes, Spotify en Stitcher. Hieronder vind je de volledige tekst.

Om de podcast direct op deze pagina te beluisteren kun je de cookies accepteren en de pagina verversen.

Als er één dorp in de Kempen ligt waar het vroeger gruwelijk gehekst en gespookt heeft, dan is dat zeker wel Bergeijk. Daar ligt ergens aan de rand van het Hongerdel, niet ver van hoeve "De Paal", een grafheuvel in de bossen. Dat is de Galgenberg, zeggen de mensen. Ze vertellen erbij dat er in de middeleeuwen een galg op stond, waaraan boeven en moordenaars werden opgehangen. Maar ze weten niet dat er meer dan drieduizend jaar geleden mensen in begraven zijn, in de bronstijd. De geleerden, die de grafheuvel hebben opgegraven, noemen hem een palenkransgrafheuvel. Sommigen gaan zo ver, dat ze geloven dat er mensenoffers hebben plaatsgevonden. Mensenoffers, ja... ter ere van de zonnegod.

Er staan ook palen bovenop en er omheen, precies zoals ze er vroeger ook gestaan moeten hebben, mooi in een ronde cirkel. Nu wordt door sommige lieden beweerd, dat de gemeentewerkers die palen daar neergezet hebben. Maar niets is minder waar. Natuurlijk, de mannen van de gemeente vervangen ze wel steeds, om de zoveel jaar, als ze door weer en wind versleten zijn. Maar hoe ze er vroeger gekomen zijn, luister, dan zal ik het vertellen.

We moeten daarvoor terug in gedachten naar de tijd dat de mensen hier in de Kempen nog in die oude boerderijtjes woonden. Hier en daar staat er nog een te vervallen, een krakkemikkig boerderijtje... Och, ge kent dat wel, gebouwd van balken en palen, de muren van vlechtwerk met leem besmeerd, met een laag strooien dak dat een kind met de hand kon aanraken. Het is lang geleden, dat zeg ik erbij, heel lang, vóór grootmoeders tijd. In die tijd hadden mensen nog geen krant, geen radio, geen televisie. Een weerman of weerbericht bestond dus ook niet. Nee, als de mensen wilden weten wat voor weer er op komst was, keken ze wel naar de lucht of ze luisterden naar de vogels. Als het zou regenen roken ze het wel aan de schoteldoek of ze hadden wel gemerkt dat de zwaluwen laag tussen de huizen vlogen.

Als ze veel streperige wolken in de lucht zagen, dan zeiden ze tegen elkaar: "Kijk! Er zit 'nen bessem in de locht." Dat betekent: er zit een bezem in de lucht. Windveren, zouden ze tegenwoordig in De Bilt zeggen. Met andere woorden... die bezem was een voorteken dat het zou gaan waaien, ja misschien wel dat er storm op komst was en dan was het niet pluis. 

Want... één keer per jaar hadden de mensen in bergeijk daar gruwelijk schrik van. Dan keken ze elkaar met grote ogen aan en vroegen zich fluisterend af: zou het avondvreugde zijn vanavond? Avondvreugde ja. Dat wil zeggen, dat één keer per jaar alle heksen uit de Kempen 's avonds op hun heksenbezems naar Bergeijk gevlogen komen, om daar hun heksensabbat te vieren, rond de molen... die ook op een grafheuvel staat. En zo'n avondvreugde ging gewoonlijk gepaard met een verschrikkelijk gejammer en gekrijs, zo erg dat horen en zien vergingen. Nondepie nog aan toe!

Maar gelukkig hadden de mensen die toen leefden nog het grote geluk dat er pastoors waren die bezorgd waren voor hun parochianen. En die pastoors hadden nog het grote voordeel, dat ze wonderen konden doen.

Afijn, op zekere dag hadden de mensen het weer gezien: er zat weer een verschrikkelijke bezem in de lucht. En de paaren in de stallen hadden al de hele dag met hun hoeven gestampt, zo erg en zo hard dat de boeren er dol van werden. Dat zou zeker op avondvreugde uitdraaien, ongelogen waar. Toen de schemering inviel begon het al flink te waaien. Alles wapperde, flapperde en klapperde alsof de hel losbrak. De boerinnen hadden de luiken van de boerderijtjes al vroeg dicht gedaan. En sommigen die het helemaal niet vertrouwden hadden zelfs de tafel tegen de achterdeur geschoven, dat ze maar niet open kon waaien. Rond het haardvuur zaten de mensen dicht bij elkaar te bibberen en te bidden dat er maar niks ergs zou gebeuren. Tussen de weesgegroetjes door luisterden ze naar het gekraak en gepiep van de balken, want de wind zocht zijn weg door alles wat reet of spleet was.

Op dat ogenblik zat de oude pastoor van Bergeijk toevallig in de grote Hofkerk te brevieren. Dat is bidden uit een boekske, bij een kaarske voor ons Lievevrouwke-van-altijd-durende-schralen-troost. Opeens drong de herrie van buiten tot hem door en dacht hij onmiddelijk aan iets wat leek op avondvreugde. Het drong even plotseling tot hem door wat er buiten aan de hand was en inderdaad, hij dacht... dat móet avondvreugde zijn. Hij had het nog niet gedacht of hij realiseerde zich dat het ogenblik gekomen was dat hij bezorgd moest zijn voor zijn parochianen. En hij besefte dat evenzeer dat hij misschien wel weer een wonder zou moeten doen.

Goed, hij nam de kaars van de pas gepoetste zilveren kandelaar, liep ermee door de middengang naar de achterdeur van de kerk, deed de deur voorzichtig open... De kaars waaide natuurlijk meteen uit! Maar, hij had nog net in het schijnsel van de kaars honderden heksen op hun bezems door de lucht zien zwieren. Hij deed de deur dicht en schuifelde voorzichtig tastend in het duister naar het priesterkoor. Daar, achter het hoofdaltaar, vond hij de grote koperen wijwatersemmer en sopte de kwispel - zo'n rare kwast - er driemaal in, tot diep op de bodem. Van bank tot bank geraakte hij opnieuw achter in de kerk, trok met een ruk de deur open en sprak met bronzen stem de Latijnse spreuk: "Ditis nepis potentis negro te!" Wie goed kijkt ziet wel wat dat betekent. Vervolgens maakte hij met zijn wijwaterskwast een groot kruis naar de vier windstreken van Bergeijk: naar de molen, naar het Fresseven, naar de Boevenheuvel en naar de Galgenberg. En op hetzelfde ogenblik dat het wijwater onder de rokken van al die heksen terecht kwam, zijn ze allemaal van hun bezems gestort en uit de lucht naar beneden geploft en... veranderd in grote keien, zoals ge ze hier en daar in de Kempen, en er ook bij de Galgenberg nog een ziet liggen.

Nu moet ik tussendoor toch even iedereen waarschuwen! Probeer vooral nooit met een speld of veiligheidsspeld in zo'n kei te prikken. Want, als er bloed uitkomt uit zo'n kei, dan was dat een heks. Het is maar dat ge het weet. Anders heb je kans dat je verandert in een kraai en dan zien ze je nooit meer terug!

Maar rond de Galgenberg, waar ge nu een krans van ongeveer honderddertig paaltjes ziet, daar waren op het moment dat het wijwater werd uitgesprenkeld maar liefst honderddertig heksen, vermomd als zwarte katten, een heksendans aan het dansen. Toen hier het mirakelse wijwater van het heilig pastoorke is neergespat - let op! - zijn hier al die heksen op hetzelfde moment verstokt en verstijfd... en daar staan ze nu nog.

Dus, laat u nooit wijsmaken dat de gemeentewerkers die palen en paaltjes daar vroeger neergeplant hebben. Kom nou toch gauw... Ga nou toch weg... Nee, maak dat de kat maar wijs! Het waren en zijn nog steeds allemaal heksen. Want degene die het mij verteld heeft, die leeft nou nog. Amen.