Je vindt de aflevering op Spotify, Soundcloud, Apple Podcasts of Stitcher.
Podcast - Gepubliceerd op
Elk jaar wordt de nieuwste kennis over de geschiedenis van Noord-Brabant gebundeld in een historisch jaarboek, dat telkens in december feestelijk gepresenteerd wordt. In 2020 was echter alles anders en vond er geen presentatie plaats. In plaats daarvan komen in deze speciale Brabants Erfgoed Podcast twee auteurs aan het woord over hun bijdrage. Deze aflevering is mede mogelijk gemaakt door Zuidelijk Historisch Contact, de Historische Vereniging Brabant en Erfgoed Brabant. Het jaarboek kun je bestellen op www.uitgeverij-zhc.nl.
Je vindt de aflevering op Spotify, Soundcloud, Apple Podcasts of Stitcher.
De politieke onderworpenheid die het…
Aan het einde van de Tachtigjarige Oorlog was het…
Van koorzang tot fanfares en harmonieën, muziek…
De kunstgeschiedenis van Brabant is rijk en…
Gerard van Maasakkers beleeft grote successen met…
Beetje bij beetje knabbelden de opstandige…
Na de moeizame oorlogsjaren en de vreugde van de…
[Jazzmuziekje begint]
Robin: “Welkom in een nieuw jaar van de Brabants Erfgoed Podcast. We trappen 2021 af met splinternieuw Brabants historisch onderzoek, want elk jaar verschijnt het Noordbrabants Historisch Jaarboek, met daarin allerlei nieuwe kennis over de geschiedenis van Noord-Brabant. Normaal wordt het nieuwe jaarboek in december feestelijk gepresenteerd, maar dat kon in 2020 natuurlijk niet doorgaan. Deze speciale aflevering is dan ook mede mogelijk gemaakt door Zuidelijk Historisch Contact, de Historische Vereniging Brabant en Erfgoed Brabant om het Jaarboek van 2020 te presenteren. In deze extra lange aflevering spreek ik met twee auteurs uit dat Jaarboek.
Als eerste sprak ik met Gerard van Gurp. Hij is een lokale historicus, gespecialiseerd in de geschiedenis van de meierij van ‘s-Hertogenbosch. Hij onderzocht een interessant conflict in het Eindhoven van de achttiende eeuw. Godsdienstspanningen speelden hierin een grote rol, maar lokale privileges vormden de aanleiding. Toen we net met ons gesprek gestart waren - zoals dat gaat in deze thuiswerk-tijden - begonnen ze bij mij buiten tegels te zagen. Het kan zijn dat je dat af en toe op de achtergrond hoort.”
[Jazzmuziekje eindigt]
R: “Gerard, heel erg fijn dat je tijd hebt om even digitaal je bijdrage aan het Jaarboek toe te lichten. Je artikel gaat over een conflict in het stadsbestuur van Eindhoven in 1715-1716. Noord-Brabant is dan een Generaliteitsland, dat wil zeggen dat het bestuurd werd door de Staten-Generaal in Den Haag, maar dat het als gewest zelf daar geen afvaardiging in had, zoals Holland of Gelderland dat wel hadden. Bovendien moesten vanaf 1660 lokale bestuurders van het Generaliteitsland in principe gereformeerd zijn. Eigenlijk, zoals we in je artikel kunnen lezen, is in principe wel een beetje een sleutelbepaling, want precies de gezindte van lokale bestuurders in Eindhoven wordt een probleem in 1715. Kun je uitleggen hoe dat conflict ontstond?”
G: “Het is zo dat dat de bestuurders gereformeerd moesten zijn, is vanaf 1648 al geweest, de Vrede van Munster. Er waren eerst allemaal verschillende uitspraken en die zijn samengevoegd in 1660. Het is eigenlijk van het begin af aan zo geweest. Het punt is: Noord-Brabant was voornamelijk katholiek. Je kunt wel in een plaats zeggen dat het bestuur gereformeerd moet zijn, maar dan moeten er ook genoeg geschikte personen voor zijn. Dat was over heel Brabant nergens precies het geval, alleen in Den Bosch. Eindhoven was dus wat dat betreft geen uitzondering, maar het punt was, er waren te weinig gereformeerden in Eindhoven die geschikt werden gevonden en het bestuur werd dus voor een belangrijk deel door katholieken gedaan.”
R: “Kun je wat zeggen over wat dan geschikt betekende? Was dat een bepaalde opleiding? Of een bepaalde rijkdom?”
G: “Ja ze moesten dus een bepaalde rijkdom hebben. Dat was meestal de bovenlaag van de bevolking. Er was geen opleiding voor, maar het waren ambachtslieden en handelaars. Die handelaars waren meestal heel rijk.”
R: “Het was misschien ook wel een beetje zo dat bepaalde families daar om aangeschreven stonden als het ware.”
G: “Ja, bijvoorbeeld de president-schepen - dat was de voorzitter van het bestuur - die bleef dat vaak vele periodes na elkaar. Het was geen uitzondering als een zoon het na verloop van tijd ook deed. Het waren vaak bepaalde families, maar niet uitsluitend.”
R: “In 1715 ontstaat er dan een conflict in Eindhoven omdat er eigenlijk ineens meer gereformeerden zijn in het stadsbestuur toch?”
G: “De verstandhouding tussen katholieken en gereformeerden was eigenlijk heel goed. Het was ook zo dat linnenhandelaars enzo - zowel de katholieken als protestanten - werkten heel nauw met elkaar samen, want ze hadden dezelfde belangen. Wat er gebeurde in 1715 is eigenlijk op rekening te schrijven van die dominee. Deze dominee was eerst heel erg pro-katholiek, want hij kreeg uit de gemeente altijd verwijten dat hij altijd maar met ‘roomsen’ in de herberg zat. Op een gegeven moment moest er een schoolmeester benoemd worden en hij had een kandidaat en er was een andere kandidaat. Die andere kandidaat is toen door dat voornamelijk katholieke bestuur benoemd. Daar was hij zo kwaad om - dat is althans het verhaal dat gaat - dat hij van pro-katholiek pro-gereformeerd was geworden. Hij was eerst voor een bepaalde persoon, een linnenhandelaar, dat die president-schepen werd en daarna heeft hij zich ervoor beijverd dat diegene ontslagen werd en dat er alleen maar gereformeerden in het bestuur kwamen. Of dat zo is, dat kan je natuurlijk nooit bewijzen, maar het ligt eigenlijk voor de hand. Dat het bestuur gereformeerd werd, was op zich niet zo bezwaarlijk, maar wat er gebeurd was, dat was wat er met de gilden gebeurde. Je had vijf gilden in Eindhoven en die gilden namen ook plaats in het stadsbestuur. Elke gilde benoemde een aantal voordrachten, de vijf gilden hadden allemaal drie voordrachten, dus in totaal vijftien. Daar moest dan het hoofd van het bestuur van de gemeente Eindhoven, dat was de prins van Oranje, maar die was overleden dus nu was het zijn weduwe, beslissen over welke kandidaten het moesten worden. De vijf kandidaten die benoemd werden, werden de vijfmannen genoemd. Wat er nu gebeurd was: die gilden maakten zelf een voordracht, maar in 1715 werd opeens die voordracht veranderd door het stadsbestuur, dat inmiddels gereformeerd was. Aangezien de meerderheid van de bevolking katholiek was, gebeurde het altijd dat de kandidaten die benoemd werden namens de gilden, die waren ook allemaal katholiek. Daar hadden de gereformeerden dan weer bezwaar tegen en toen hebben ze die voordracht veranderd. Dat was geregeld in 1574, dus dat was al bijna tweehonderd jaar gebruikelijk. Het was een privilege van de gilden en dat werd met voeten getreden en daar kwam het conflict uit. Het stadsbestuur wilde dat niet veranderen en toen hebben een aantal stadsbestuursleden - katholieken, er waren er nog een paar over - het stadsbestuur geboycot. Daarbij waren ook twee burgemeesters. Zo’n burgemeester was niet wat nu een burgemeester is, maar het was iemand die voor de inkomsten en uitgaven zorgde, dus die moest de belasting ophalen en betalen. Aangezien die het bestuur boycotten, bleef dat allemaal liggen. Daardoor kwam het bestuur in grote moeilijkheden.
R: “Dat kwam dan ongetwijfeld een beetje stil te liggen, het dagelijks bestuur.”
G: “In ieder geval de financiën”
R: “In je bijdrage heb ik gelezen dat het conflict enorm hoog oploopt. Tot aan landelijke instanties en raden. Hoe kwam dat? Kwam dat door de betrokkenheid van de weduwe van de prins?”
G: “Nou, in Brabant, maar ook in andere plaatsen, waren zogenaamde heerlijkheden. Normaal gesproken had de Raad van State het bestuur over het Generaliteitsland, maar van die heerlijkheden - Eindhoven, Cranendonck en de dorpen die eromheen lagen - was de prinses het hoofd. Die deed dat natuurlijk niet allemaal zelf, maar er was een aparte raad, de Domeinraad, die dit allemaal regelde. Dus je had de Raad van State en die Domeinraad en dan had je ook nog de Staten-Generaal, het opperbestuur van het land. De problemen werden met de Raad van State gedeeld omdat die eigenlijk het normale bestuur had en met de Domeinraad. Allebei de partijen gingen naar Den Haag, waar die raden zaten, om standpunten uiteen te zetten.”
R: “Om eigenlijk een soort van uitspraak erover te krijgen?”
G: “Het hinderlijke was, dat die raden niet altijd dezelfde antwoorden gaven. Dus de Raad van State gaf een ander antwoord dan de Domeinraad.”
R: “Dan wordt het natuurlijk al snel verwarrend ja.”
G: “Nouja, dit heeft zo een jaar of twee geduurd. Het conflict is daarna opgelost doordat het jaar daarop de gilden gewoon weer opnieuw een voordracht indienden en daar stonden alleen maar katholieken op. De prinses heeft dat toen goedgekeurd. Toen hadden de gereformeerden geen been meer om op te staan. Ze hebben zich daar niet bij neergelegd, maar uiteindelijk moest dat toch. Het was dus eigenlijk ook het einde van het conflict.”
R: “Het was ook niet zozeer een soort verzoening, maar het kon niet anders. Ze konden niks meer.”
G: “Laten we zeggen: de prinses heeft anders beslist. Ze konden niet anders. Jaren daarvoor hadden ze eigenlijk een goede verstandhouding gehad, dus de hoop was dat na het conflict die goede verstandhouding wel weer terug zou komen. Dat was wat ik de godsdienstvrede heb genoemd.”
R: “Dat was ook zo daarna? Dat die verstandhouding weer werd zoals die voor het conflict was?”
G: “Ja dat heeft wel een aantal jaren geduurd, voordat het weer een beetje een normale situatie was. UIteindelijk kon het haast niet anders want ze moesten toch verder.”
R: “Er moest toch samengeleefd worden uiteindelijk natuurlijk.”
G: “Nouja, in ieder geval moesten de financiën weer op orde gebracht worden. Bovendien, die zakelijke belangen voor de handelaars waren natuurlijk ook van belang.”
R: “Dit is een conflict in de geschiedenis van Generaliteitsland Brabant en Generaliteitsland Eindhoven. Er zijn er ongetwijfeld meer geweest, kan ik me voorstellen. Niet per sé in Eindhoven, maar in Brabant. Wat zegt dat? Dat het tot zo’n conflict wat zich toch een aantal jaar aansleepte en het stadsbestuur vleugellam maakte, of in elk geval de financiën in de problemen bracht, kon leiden. Wat zegt dat over de maatschappelijke, of de godsdienstige, verhoudingen in het Generaliteitsland of in Eindhoven?”
G: “Nou om te beginnen waren in 1648 de katholieken al hun kerken kwijtgeraakt. Ze mochten ook geen kerkdiensten meer houden. Dat deden ze toch. Daarvoor waren de schuilkerken ontstaan en deden ze het zo stiekem. In de beginjaren kwamen dan toch de schout en zijn dienaren de kerkdiensten verstoren. Dat was natuurlijk een heel pijnlijke geschiedenis. Uiteindelijk is het geaccepteerd dat de katholieken ook gewoon hun kerkdiensten hadden, maar ze hadden nog steeds hun eigen kerk niet meer. Er was dus genoeg conflictstof. Het heeft me eigenlijk altijd verbaasd dat die katholieke Brabanders zich daarbij neergelegd hadden, maar ze hadden waarschijnlijk geen andere keus.”
R: “Dan is dit misschien een moment geweest waarin dat opflakkerde als het ware. Waarin heel even al die andere spanningen - van het niet meer hebben van je eigen kerken etc. - tot uiting kwamen in zo’n bestuurlijk conflict als in Eindhoven.”
G: “Misschien dat de ergernis over die kerken, dat dat een rol heeft gespeeld op de bodem van het conflict.”
R: “Je zegt net dat het je verbaast eigenlijk dat de katholieken zich daarbij neer hebben gelegd, bij het feit dat ze niet meer hun eigen kerk hadden etc. Waarom denk je dat dat was? Hadden ze geen andere keuzen? Of was het gewoon misschien minder belangrijk dan we nu zouden denken?”
G: “Voor mijn gevoel hebben ze zich te gedwee opgesteld, maar ze hadden natuurlijk ook geen andere mogelijkheid want de politie, de schout en zijn dienders, hadden het natuurlijk voor het zeggen. Het was niet een onderdrukking want de verstandhouding tussen de mensen was goed genoeg. Er is nooit eigenlijk een opstand geweest. Alleen, zoals in dit geval, als er aanleiding was, dan liep dat natuurlijk snel hoog op.”
R: ”Dan borrelde dat natuurlijk snel over vanwege misschien ook andere spanningen, wat je net al aangaf. Interessant hoe een zo’n relatief klein conflict toch ineens zo enorm over kan lopen en zo enorm aan kan slepen. Voor wie alle details wil lezen, die kan terecht in het Noordbrabants Historisch Jaarboek waarin je het heel uitgebreid beschreven hebt. Voor nu dankjewel voor deze extra toelichting. Heel interessant om te horen hoe dat allemaal liep in de vroege achttiende eeuw.”
G: “Graag gedaan!”
[Jazzmuziekje begint]
R: “Ik sprak via de telefoon ook met Christ van den Besselaar. Hij is oud-journalist en was een van de eerste journalisten van Omroep Brabant. In zijn bijdrage beschrijft hij het ontstaan van de pioniersfase van de omroep. Waar Omroep Brabant nu een vanzelfsprekendheid is in veel Brabantse auto’s en huishoudens, was de toekomst bij het ontstaan van de omroep verre van zeker.”
[Jazzmuziekje eindigt]
R: “Christ, heel fijn dat je tijd hebt voor deze podcast. Je hebt natuurlijk zelf een persoonlijke binding met de pioniersfase van Omroep Brabant, zoals je hem zelf noemt, maar waarom vond je het belangrijk om dit artikel te schrijven?”
Christ: “Omdat er van die geschiedenis nog niks op papier staat. Ik heb bij het 25-jarig bestaan van Omroep Brabant - dat was in 1994 - gepleit om een boekje uit te brengen met daarin bijdragen van de ‘founding fathers’ die dan nog een persoonlijke impressie zouden kunnen geven van hoe het toen gegaan was, maar dat werd door de toenmalige directie als niet de moeite waard beschouwd. Vandaar dat ik toen dacht, nou dan moet ik het zelf maar een keer gaan doen. Na mijn pensionering ben ik daar zo geleidelijk aan aan begonnen.”
R: “Om in kaart te brengen hoe het allemaal gelopen is, voor een deel was je daar zelf bij…”
Ch: “Ja, er staat niks van vast. Dat vond ik toch wel de moeite waard om in ieder geval te proberen te doen.”
R: “Hoe is Omroep Brabant eigenlijk ooit begonnen?”
C: “Wij begonnen in de vroegere Protestantse kerk, de Petrakerk, in Eindhoven, in het stadsdeel Stratum. Die was verbouwd. In de kelders - ruimtes waar eerder onder andere de kinderen zondags bezig werden gehouden - waren redactieruimtes ingericht en de studio's. Op de plaats waar gebeden werd, diensten plaatsvonden, daar waren wat kantoorruimtes gemaakt en daar was ook een grote loge-ruimte die we konden gebruiken bij open dagen en dat soort zaken. We zijn dus begonnen met een kleine twintig mensen, die bijna geen radio-ervaring hadden, wel journalistieke ervaring. Ik ben zelf begonnen in juni ‘76. Er waren toen al wat mensen eerder in dienst, die hadden dus al wat voorbereidende werkzaamheden verricht. In juli en augustus zijn we toen getraind door twee mensen van de NOS, die ons uitlegden hoe dat je radio maakte en hoe de apparatuur in elkaar zat enzovoorts. Dat was wat betreft de redactie en de techniek werd weer door twee andere mensen van de NOS getraind. Na die twee maanden werden we dus geacht het zelfstandig te kunnen en op 1 september 1976 was dus de eerste uitzending.”
R: “Een hele korte inwerkperiode eigenlijk dus.”
C: “Het was een vrij korte inwerkperiode ja. Maar goed, de vraag is of dat ook erg was, want daardoor ontstond er ook geen verveling. Het ging heel snel. We waren natuurlijk allemaal erg van elkaar afhankelijk. Iedereen moest zich natuurlijk op dezelfde manier inzetten, want je bent zo sterk als de zwakste schakel is, hé.”
R: “Ja, tuurlijk. Dat is echt het begin van de omroep zelf. Hoe is het tot stand gekomen dat er zo’n omroep kwam?”
C: “Oh dat is natuurlijk al veel eerder het geval geweest. Dat was eigenlijk na de wijziging van de Omroepwet, dat was in de jaren ‘60, waardoor het mogelijk werd dat er regionale omroepen bij zouden kunnen komen. Dat idee, wat toen in die wet mogelijk werd gemaakt, is opgepikt in Eindhoven, waar toen een Stichting Regionale Televisie Noord-Brabant werd opgericht - dat waren eigenlijk mensen die zich vooral richtten op tv - en in Bladel was een Stichting Brabantse Omroep, die radio-uitzendingen wilden gaan maken.”
R: “Dat is dan dus ook de reden dat Eindhoven uiteindelijk de basis werd en niet bijvoorbeeld de provinciehoofdstad?”
C: “Nou, op een gegeven moment zijn die twee initiatieven uit Bladel en EIndhoven bij elkaar gekomen en toen werd dus de Stichting Regionale Omroep Brabant (SROB) opgericht. Die stichting heeft zich meteen tot doel gesteld om uitzendingen te maken, radio en tv, voor de hele provincie. Maar, werd er wel bij gezegd, dan vier verschillende programma’s. In gebieden die ook een beetje samenhang vertoonden. Dus zeg maar regio Noordoost Brabant, Zuidoost Brabant, Midden Brabant en West Brabant. Dat was van begin af aan de opzet. In eerste instantie werd alle aandacht gericht op Zuidoost Brabant, want daar kwamen de eerste bestuursleden allemaal vandaan. Daar waren ook de eerste voorzieningen getroffen: het secretariaat van de SROB was in Eindhoven gevestigd, de gemeente Eindhoven ondersteunde het initiatief ook met een subsidie. Dus het lag min of meer voor de hand dat EIndhoven ook de eerste aangewezene zou zijn, hoewel het bestuur altijd voor ogen heeft gehad om direct met vier programma’s te kunnen starten. Maar daar gaf toen de toenmalige minister Van Doorn geen toestemming voor. Hij vond dat een experiment in Brabant voldoende was.”
R: “Eigenlijk was de ambitie altijd al om vier verschillende regio’s te bedienen, als het ware, met Omroep Brabant, maar kon het…”
C: “Jacques Grijpink was ervan overtuigd dat er binnen afzienbare tijd vier regionale omroepen zouden komen in Brabant, dan wel onder een paraplu, de paraplu van Omroep Brabant, en hij dacht ook dat er binnen afzienbare tijd tv zou zijn. Dat heeft hij niet meer mogen meemaken.”
R: “In je artikel noem je Omroep Brabant ook een trendsetter in de ontwikkeling van de regionale omroepen in Nederland. Kun je een voorbeeld geven van zo’n trend die is ingezet door Omroep Brabant, of bij Omroep Brabant?”
C: “Omroep Brabant begon eigenlijk als eerste met nieuwsuitzendingen. De bestaande regionale omroepen - er waren natuurlijk al regionale omroepen, eigenlijk al vanaf de Tweede Wereldoorlog - dat waren eigenlijk omroepen die zonden een uur per dag uit voor de regio waarvoor ze dan uitzonden. Dat was een klein stukje nieuws en verder achtergrondinformatie en culturele programma’s. Ik weet dat de ROZ in Maastricht, die had bijvoorbeeld een muziekredacteur in dienst met een fors budget en die nam dus regelmatig concerten op van het Limburgs Symfonie Orkest enzovoorts. Dan huurden ze ook gewoon een dirigent van elders in en daar werden opnames van gemaakt en uitgezonden. Dat is bij Omroep Brabant nooit het geval geweest. Van begin af aan is de nadruk gelegd op nieuws. Nieuws en service, dat was eigenlijk het kenmerk van Omroep Brabant. Omdat we dus nieuws uitzonden, begonnen we ook ’s morgens vroeg. Dus drie keer per dag werd nieuws uitgezonden: ’s morgens van kwart over zeven tot acht, ’s middags van half een tot een en ’s avonds van zes tot kwart voor zeven. Dat was opvallend want dat was nog niet vertoond.”
R: “Precies, dat was dan een van die vernieuwende aspecten: dat het een regionale omroep was die nieuws en service, zoals je zegt, bracht.”
C: “Nieuws en service, dat was kenmerkend voor de regionale omroep.”
R: “Wel grappig dat je die opnames van Maastricht, van de omroep daar, want uiteindelijk is dat wel ook door Omroep Brabant gedaan toch? Dat er bijvoorbeeld lokale artiesten de studio in gehaald werden om hun dingen op te nemen.”
C: “Ja maar dat was op een veel bescheidener schaal dan de ROZ dat deed. De ROZ was toendertijd nog onderdeel van de NOS en die konden ook gebruik maken van de apparatuur van de NOS. Wij hadden een volkswagenbusje en in dat volkswagenbusje stond dus wat opnameapparatuur. En dan gingen we dus een keer per week, meestal op donderdagavond, ergens naartoe en daar werden muziekopnames gemaakt. Maar dat was niet van het Brabants Orkest, nee, dat was van Gerard van Maasakkers, troubadours en koren en dat soort zaken meer. Ik kan me nog herinneren dat met kerstmis 1976 we twee uur lang kerstmuziek uitzonden met allerlei opnamen die we van tevoren hadden gemaakt in Brabant.”
R: “Zo breng je dan uiteindelijk toch ook nog de regionale muziek…”
C: “En zo brachten we de regionale muziek. Els de Wit woonde in Valkenswaard en was afkomstig van de AVRO, dankzij haar man was ze in Valkenswaard terecht gekomen, die was aangetrokken om het programma ‘muziek uit de regio’ te maken. Iedere zondagmorgen van twaalf tot kwart over twaalf was er aandacht voor regionale muziek. Ik kan me nog herinneren, de eerste zondag ging over Lieshout en zijn molens. Dat was van Henk Badings uit Maarheeze, een klassiek componist, die had dus daar een stuk voor gemaakt en dat werd toen uitgevoerd en dat lieten we horen. De tweede aflevering ging, als ik het wel heb, met Gerard van Maasakkers.”
R: “Natuurlijk nog steeds een gevestigde naam als het gaat om regionale, of Brabantse muziek. Wel grappig dat die zich ook zo ontwikkeld heeft net als Omroep Brabant dat gedaan heeft. Dat is natuurlijk ook zijn beginperiode.”
C: “Ja inderdaad, wij hebben geprofiteerd van de populariteit van dat soort zangers en zij hebben geprofiteerd van de populariteit van de omroep.”
R: “Ja, gezamenlijke versterking eigenlijk. Je noemde ook het nieuws als dé onderscheidende factor als regionale omroep. In je artikel staat ook een passage waarin het gaat Omroep Brabant als rampenzender. Kun je daar wat over vertellen?”
C: “Ja, formeel is Omroep Brabant pas in de jaren negentig rampenzender geworden, maar we waren het voor de eerste keer in augustus 1977. Daar was ik overigens zelf niet bij, want ik was toen net vertrokken naar Zuid-Amerika, voor vakantie. Toen liepen in Eindhoven alle straten onder. Er was echt een enorme hoosbui en ook de studio van Omroep Brabant liep toen onder. Toen is er een foto gemaakt van Jacques Grijpink die ook mee moest helpen natuurlijk, want alle mensen werden ingezet om de berichtgeving te kunnen verzorgen. Jacques Grijpink zat met zijn blote voeten in het water. Dat was natuurlijk een gemaakte foto, dat is duidelijk, hé.”
R: “Die foto staat ook in het Noordbrabants Historisch Jaarboek, die staat bij je bijdrage.”
C: “Ja. Dat was dus eigenlijk de eerste keer, maar dat was eigenlijk maar iets van een dag. Toen twee jaar later, in de winter van ’78-’79 geloof ik, kwam er een enorme ijzel in deze regio terecht. Dat zorgde ervoor dat mensen de straat niet op konden. Auto’s konden niet rijden, bussen reden ook niet. Scholen die waren gesloten of gaven de kinderen de gelegenheid om later op school te komen. Wat wij deden was dus gewoon uitzenden - we zonden natuurlijk langer uit dan formeel het geval was, maar daar hadden we ook toestemming voor gekregen. We meldden dus alleen maar: het Hertogjancollege in Valkenswaard begint morgen pas om elf uur, het Joriscollege in Eindhoven begint om twaalf uur, het Van Maerlantlyceum in Eindhoven is morgen dicht. Dat soort informatie werd verstrekt. Alle huisgezinnen in zuidoost Brabant moesten dus luisteren, want wij waren de enige bron waardoor dit soort informatie te horen was.”
R: “Waardoor mensen wisten of ze naar school moesten en hoe laat dan, welke bussen gingen…”
C: “Of ze naar school moesten, maar voor bejaarden hadden we ook gezegd: als u boodschappen wil laten doen, kunt u daar en daar terecht. Al dat soort informatie werd verstrekt. Dat is in de tegenwoordige tijd met internet enzovoorts natuurlijk ondenkbaar, maar dat was er allemaal niet he.”
R: “Nee, inderdaad. Nu zou dat allemaal via het internet gaan en met allemaal aparte kanaaltjes waar iedereen heel specifiek zijn of haar informatie vandaan haalt, maar het is voor mij - als iemand die echt in de internettijd opgegroeid is natuurlijk - bijna onvoorstelbaar dat dat via de radio ging. Dat je via de radio moest horen hoe laat je naar school moest.”
C: “Dat was natuurlijk ongelooflijk saaie radio.”
R: “Ja dat kan ik me ook voorstellen ja.”
C: “Je wacht af tot jouw school omgeroepen wordt, maar daarna ben je natuurlijk niet meer geïnteresseerd. Maar je moest wel blijven luisteren tot jouw school aan de beurt was geweest.”
R: “Ja precies, grappig hoe dat eigenlijk in een vrij korte periode verandert. Dat is misschien vijftig jaar geleden.”
C: “Ja je kunt je dat niet meer voorstellen. Peter Dillen, dat was een verslaggever van de AVRO die in EIndhoven woonde, die had toen al zo’n autotelefoon. Die hadden wij geen van allen, dat was ondenkbaar. Hij had er wel een en hij ging dus naar het station in Eindhoven om te melden welke treinen er reden, óf er treinen reden en welke bussen reden.”
R: “En dat belde hij dan door naar de redactie?”
C: “Dat belde hij door en dan kwam hij live in de uitzending en vertelde hij wat er aan de hand was. Dat was natuurlijk fantastisch. Iedereen die op pad moest, die luisterde.”
R: “Ja fascinerend, hoewel het nog niet super lang geleden is, maar toch een heel andere tijd is. Misschien omdat het internet er niet is. Misschien is dat wel het grote verschil.”
C: “Ja mensen hebben dat niet in de gaten, maar internet is natuurlijk pas halverwege de jaren negentig gekomen. Toen waren we natuurlijk al twintig jaar actief. Wij hadden nog gewoon - je kunt het je niet meer voorstellen - typemachines. Je kunt je het ook allemaal niet meer voorstellen, maar we belden elke morgen - daar begonnen we mee om half zes ’s morgens - alle politieposten op. Tegenwoordig gaat dat allemaal via internet, dat wordt rechtstreeks doorgestuurd. Er wordt niks meer gebeld. Maar wij belden iedere morgen de politie en de brandweer op.”
R: “Met de vraag of er nog iets gebeurd was?”
C: “Of er nog iets gebeurd was ja. De brandweer was altijd wat toeschietelijker met het geven van informatie dan de politie.”
R: “Dat kan ik me voorstellen ja! Fascinerend. Heel leuk om te lezen en om te zien. En dankjewel dat je even tijd had om het nog wat toe te lichten. Voor alle echte diepe informatie kunnen mensen het Noordbrabants Historisch Jaarboek gaan lezen nu. Dankjewel!”
C: “Graag gedaan!”
[Jazzmuziekje begint]
R: “Het Noordbrabants Historisch Jaarboek kun je bestellen via de website van Zuidelijk Historisch Contact: www.uitgeverij-zhc.nl.
Achtergronden bij deze aflevering vind je op de afleveringspagina op Brabantserfgoed.nl/podcast. Daar vind je ook alle andere afleveringen van de Brabants Erfgoed Podcast, net als op je favoriete podcastplatform. Vergeet ons daar dus niet toe te voegen en je krijgt de volgende aflevering vanzelf in je feed!”
[Jazzmuziekje eindigt]