Allereerst besteedde hij grote bedragen aan de bouw en de inrichting van zijn villa in Romeinse stijl, een in deze omgeving volstrekt uniek gebouw van bijna twintig bij ruim vijftig meter, compleet met beschilderd stucwerk op de muren, met een Romeinse versie van vloerverwarming en een heus badhuis. Vervolgens gaf hij opdracht voor de aanleg van een bijzonder grafmonument in het Koebos, zo’n driehonderd meter naar het noordoosten.
Al sinds het begin van de jaartelling werden daar mensen begraven maar nu werd er een werkelijk indrukwekkende grafheuvel opgeworpen. De zogenaamde tumulus was circa twintig meter in doorsnede, vier tot vijf meter hoog en werd aan de voet omgeven door een ring van natuursteen. De heuvel moet op zijn beurt weer binnen een vierkante stenen omheining hebben gelegen. Alsof dit geheel nog niet genoeg was om de status van de dode te benadrukken, werd er binnen de omheining naar alle waarschijnlijkheid ook een natuurstenen graftoren opgesteld met afbeeldingen van bijvoorbeeld de heer van de villa en zijn vrouw.
Dit alles op basis van een opgraving in 1988 levert een volstrekt uniek monument op dat behalve in belangrijke stedelijke milieus als Nijmegen en Maastricht nergens in Romeins Nederland is teruggevonden. De heuvel domineerde destijds het landschap. Tot hij in het begin van de twintigste eeuw werd afgegraven bleef de grafheuvel zichtbaar in het landschap. Dat hij ook echt indruk maakte blijkt uit de volksverhalen in de streek, waarin hij doorging voor de woning van kabouterkoning Kyrië. In 2012 is in het Koebos, in het beekdal van de Kleine Beerze, de heuvel met zijn stenen ommuring gereconstrueerd, nu als onderkomen voor vleermuizen.
Bronnen
Van Oudheusden, J., Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014.
Dit artikel is een bewerking van een tekst uit J. van Oudheusden, Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014.