De statistieken achter Brabants verleden op de Zomerspelen

Olympic_Games-_Start_of_the_400_Meter_Race_at_the_1904_Olympicsbijgesneden

Bijgesneden foto van de hardlopers aan de start van de 4 x 100 meter estafette tijdens de Zomerspelen van 1904 in Saint Louis (Foto: Jessie Tarbox Beals, 1904, Wikimedia Commons)

Naast heroïsche verhalen en persoonlijke drama’s is de geschiedenis van Brabant op de Zomerspelen er ook nadrukkelijk een van statistieken. Hoeveel Brabanders hebben er bijvoorbeeld aan de Zomerspelen meegedaan en welke Brabander won de meeste medailles? Of hoe zit het met de verhouding tussen het aantal mannelijke en vrouwelijke atleten?

De statistieken

Alvorens over te gaan op Brabants geschiedenis op de Zomerspelen is het belangrijk om eerst uit te leggen hoe dit artikel tot stand is gekomen. Dit artikel is gebaseerd op een dataset van alle Nederlandse atleten die in de periode van 1896 tot 2016 aan de Zomerspelen hebben meegedaan. Deze dataset beslaat de naam van de atleet, geslacht, leeftijd, geboortedatum, -plaats en -provincie, leeftijd ten tijde van deelname, sport waaraan hij of zij heeft meegedaan en het aantal behaalde gouden, zilveren en bronzen medailles (of dus geen enkele). Een ‘Brabander’ is in dit geval dus iemand met een geboorteplaats in de provincie Noord-Brabant. Natuurlijk vallen hierdoor sommige atleten buiten de boot. Zwemmer Pieter van den Hoogenband is bijvoorbeeld geboren in Maastricht maar opgegroeid in het Brabantse Geldrop.


Brabantse deelnemers per Zomerspelen

Omdat voor de Olympische Spelen het credo ‘meedoen is belangrijker dan winnen’ geldt, zullen we beginnen met de Brabantse deelnemers. Uit het statistische onderzoek blijkt dat van de in totaal 2467 in Nederland geboren atleten die aan de Zomerspelen hebben meegedaan, er 270 afkomstig zijn uit Brabant.

Brabantse deelnemers per Zomerspelen

Direct valt op dat vanaf de jaren tachtig het aantal Brabantse deelnemers snel groeide. Dit komt onder meer door de toename van het aantal vrouwelijke sporters, de uitbreiding van het aantal Olympische sporten met bijvoorbeeld mountainbiken, tafeltennis en taekwondo en het fors toenemen van het aantal onderdelen bij sporten als roeien en zwemmen. Op de Zomerspelen van Rio 2106 telt de Nederlandse afvaardiging 242 atleten en is daarmee de grootste tot nu toe. De grootste groep in Brabant geboren atleten was echter actief op de Zomerspelen van 2000 in Sydney.

Gaan we terug in de tijd dan zien we dat in 1900 de eerste Brabanders deelnemen aan de Zomerspelen in Parijs. Dit zijn niet de eerste moderne Spelen want deze zijn vier jaar eerder gehouden in Athene. Hier doen slechts veertien landen aan mee, waarbij onder meer Nederland ontbreekt. Zodoende is het pas in 1900 dat een boogschietteam bestaande uit zes Brabanders en een Brabantse zeiler deelnemen.

Archery_competitor_at_the_1900_Olympic_Games_in_Paris

Een boogschutter in actie op de Parijse Spelen. (Foto: fotograaf onbekend, 1900, Wikimedia Commons)

Gemiste Spelen

Wat verder opvalt in het bovenstaande diagram is het ontbreken van Brabantse deelnemers voor sommige Olympische jaargangen. Nu geldt voor de Zomerspelen van 1916, 1940 en 1944 dat deze niet door gaan vanwege de wereldoorlogen die woeden. De Spelen van 1904 en 1956 vinden wel plaats maar hierop ontbreken Brabantse Olympiërs om uiteenlopende redenen.

De Zomerspelen van 1904 vinden plaats in Saint Louis en vanwege de te hoge reiskosten stuurt Nederland geen afvaardiging naar Amerika. Ook op de Zomerspelen van 1956 is er geen Nederlandse afvaardiging. De regering boycot deze Spelen vanwege de manier waarop de Sovjet-Unie dat jaar de Hongaarse Opstand onderdrukt.

Politiek speelt wederom een belangrijke rol in 1980 aangezien nu de Zomerspelen in Moskou worden gehouden. Een aantal landen, waaronder Amerika, boycot deze Spelen. Nederland stuurt wel een kleine afvaardiging. Dit is ook te zien aan het gegeven dat er maar negen Brabanders meedoen aan deze Spelen. Onder hen een nog jonge Adrie van der Poel: de wielrenner wordt zevende in de wegwedstrijd.

 

Totaal aantal deelnemers nationaal

Deelnemers Zomerspelen nationaal

Wat betreft het Brabantse deelnemers aantal is het zeer interessant om dit te vergelijken met dat van de andere provincies. Het totaal aantal deelnemers per provincie geeft daarbij een vertekenend beeld, vanwege de verschillen in bevolkingsgrootte tussen de provincies. Het meest accurate beeld krijg je als je per provincie het deelnemerspercentage (hoeveel deelnemers van het totaal komen uit provincie x) en de gemiddelde bevolkingspercentages (welk deel van de Nederlandse bevolking woont in provincie x) door elkaar deelt. Op basis hiervan is Brabant wat betreft de Zomerspelen de op drie na sportiefste provincie.

tYJDs-deelnemerspercentage-bevolkingspercentage(1)

 

Olympiërs met de meeste deelnames

Aantal deelnames Zomerspelen

Kijken we naar het individuele aantal deelnames dan zien we dat Brabant met dressuurruiter Anky van Grunsven en schutter Eric Swinkels de nationale ranglijst aanvoert. Voor beiden geldt dat zij een sport beoefenden waarbij het mogelijk is om ook op latere leeftijd nog te presteren.

Bij de Brabantse ranglijst valt op dat ook deze wordt gedomineerd door sporten waarbij leeftijd een minder belangrijke rol speelt. Dit geldt voor de ruiters Van Grunsven, Tops en Bartels-De Vries en voor schutter Swinkels. Alleen hockeyer Jeroen Delmee vormt binnen de top 5 een uitzondering aangezien hockey een sport is waarbij leeftijd en de daaraan gekoppelde fysieke gesteldheid van cruciaal belang is.

 

Mannen en vrouwen per Zomerspelen

Mannen en vrouwen per Zomerspelen

Waar de Brabantse mannen al vanaf 1900 deelnemen aan de Zomerspelen, doen de eerste vrouwen pas vanaf de Spelen van 1928 in Amsterdam mee. Voor 1928 is het voor vrouwen echter al mogelijk om aan de Spelen deel te nemen: vanaf 1900 worden bij de sporten golf en tennis vrouwen toegelaten.

De volgende mijlpaal volgt in 1912 als bij het zwemmen, een van de grootste Olympische sporten, vrouwen voor het eerst mogen strijden om Olympisch eremetaal. De achttienjarige zwemster Rie Beisenherz is de eerste vrouw die in 1920 namens Nederland aan de Spelen meedoet. Daarop volgen in 1924 negen landgenotes. Maar de grote doorbraak komt in 1928 tijdens de Spelen van Amsterdam, waaraan 43 Nederlandse vrouwen deelnemen. Voor Brabant doet aan deze Spelen, als eerste vrouw, de beeldhouwster Gra Rueb mee. De uit Ginneken en Bavel afkomstige zwemster Irma Schuhmacher is de eerste Brabantse vrouwelijke sporter die aan de Spelen meedoet.

Irma Schuhmacher 1

Zwemster Irma Schuhmacher wordt gefeliciteerd na een overwinning op de 400 meter vrije slag. (Foto: Cees de Boer, 1950, Wikimedia Commons)

Girl power in de jaren '90

Een tweede ding dat opvalt aan het staafdiagram is dat het aantal vrouwelijke deelnemers uit Brabant nog lang achterblijft bij dat van de mannen. Terwijl in Nederland de feministen zich in de jaren zestig nadrukkelijk roeren, blijft het aantal vrouwelijke atleten uit Brabant in deze periode laag. Pas vanaf de jaren zeventig zien we een lichte toename en vormt de vrouwelijke afvaardiging ongeveer de helft van die van de mannen.

Opmerkelijk is dat vanaf 1992 het aantal vrouwelijke deelnemers uit Brabant omhoog schiet. Opeens zijn er bijna evenveel vrouwelijke als mannelijke atleten, iets wat daadwerkelijk het geval is bij de Spelen van Sydney in 2000. Gek genoeg veranderen de verhoudingen daarna weer naar de oude situatie. De vrouwelijke afvaardiging uit Brabant vormt daarna telkens ongeveer de helft van de mannelijke afvaardiging. De opleving in de jaren ‘90 lijkt toeval, maar meer onderzoek hiernaar zou interessant zijn.

 

Mannen en vrouwen per provincie

sBWR9-vrouw-man(1)bijgesenden

Zoals te zien in bovenstaand diagram (waarin het aantal mannelijke deelnames gedeeld is door het aantal vrouwelijke) ligt vergeleken met de landelijke cijfers de verhouding tussen mannelijke en vrouwelijke deelnames aan de Zomerspelen voor Brabant in de middenmoot. Een mogelijke verklaring voor het relatief lage aantal Brabantse vrouwen dat naar de Zomerspelen is gegaan, is dat Brabantse sporters al vroeg naar de Zomerspelen gingen, ook toen er nog geen vrouwen toegelaten werden.

 

Leeftijden Brabantse deelnemers

SfgfG-leeftijden-brabantse-deelnemers-zomerspelen(1)bijgesneden

Ook de leeftijden van Brabantse deelnemers is een interessante statistiek om naar te kijken. Voor bovenstaand diagram is geteld hoe vaak elke leeftijd voor kwam bij een Brabantse Olympiër. Voor zowel de mannelijke en vrouwelijke deelnemers geldt dat hun leeftijdspiek tussen de 21 en 29 jaar ligt. Dit komt overeen met de theorie dat voor veel sporten waarbij kracht, uithoudingsvermogen en snelheid nodig is de piekleeftijd tussen de 20 en 30 jaar ligt. Al zijn er natuurlijk altijd uitzonderingen van sporters die op latere leeftijd hun grootste successen behalen. Denk bijvoorbeeld aan Joop Zoetemelk.



Jonge atletes en vliegende huisvrouwen

Wat verder opvalt, is dat in de jongste leeftijdsklasse van 16 jaar slechts twee dames voorkomen. Dit zijn turnster Margo Velema en zwemster José Damen, laatstgenoemde is de jongste Brabantse deelnemer ooit. Nu zijn zwemmen en turnen in het algemeen ook Olympische sporten waar relatief veel jonge meisjes aan meedoen.

Fanny Blankers-Koen

Vliegende huisvrouw Fanny Blankers-Koen in actie tijdens een atletiekwedstrijd in het Olympisch Stadion van Amsterdam. (Foto: J.D. Noske / Anefo, 1951, Wikimedia Commons)

Ouwemannensporten

Bij de hogere leeftijdsklasses valt op dat er vanaf 46 jaar enkel mannen in voorkomen. Schutter Christiaan Both is 52 jaar als hij aan de Spelen van Londen (1948) meedoet en is daarmee Brabants oudste Olympiër. Nu is de schutterssport samen met boogschieten, zeilen en schilderkunst de sport die het vaakst terugkomt in de hogere leeftijdsklasses. Dit zijn allemaal disciplines waarbij het mogelijk is om ook op latere leeftijd op een hoog niveau te presteren.

 

Populairste sporten op de Zomerspelen

SD6QV-sporten-met-meeste-aantal-deelnemers(1)bijgesneden

Naast de sporters zelf is het ook boeiend om te kijken naar de Olympische sporten an sich. Gebaseerd op het aantal deelnames voor iedere Zomerspelen is het duidelijk dat de ranglijst van de meest beoefende Olympische sporten in Brabant behoorlijk verschilt van die van het rest van het land. Zo staan er vier sporten op die niet terugkomen op de nationale lijst: boogschieten, schieten, voetbal en badminton.

 

Schuttersgilden

Voor het boogschieten en het schieten geldt dat deze sporten schatplichtig zijn aan de historische schuttersgilden. Deze gewapende burgermilities, eerst met pijl en boog later met geweer, komen in de late Middeleeuwen sterk op in Brabant en Vlaanderen en later ook in de rest van de Lage Landen. Waar de schuttersgilden vervolgens weer langzaam uit de maatschappij verdwijnen, grijpen nieuw-opgerichte schutterijen vanaf het midden van de negentiende eeuw sterk terug op deze traditie. Dit valt samen met de herwaardering van de eigen katholieke identiteit en geschiedenis. Zodoende zijn boogschieten en schieten dus nadrukkelijk verbonden met het Rijke Roomsche Leven en is het daarom geen wonder dat juist het katholieke Brabant zoveel Olympische (boog)schutters heeft afgeleverd.

 

Voetbal

Dat voetbal alleen voorkomt op de Brabantse lijst is wat lastiger te duiden. Voetbal is uiteraard een sport die in heel het land populair is. De Olympische Spelen, tot en met 1992 enkel bedoeld voor amateurvoetballers, zijn echter nooit zo populair geweest in het voetbal.

Voor 1952 doet het mannenelftal wel aan bijna alle Zomerspelen mee en in deze elftallen spelen veel Brabanders zoals de latere bondscoach Kees Rijvers en Jo Mommers. In heel Nederland maar juist ook in Brabant is voetbal een zeer populaire sport. Zo is het de provincie met de meeste profclubs, namelijk RKC, Willem II, PSV, NAC, FC Den Bosch, Helmond Sport, FC Eindhoven en FC Oss. Het is deze voorliefde voor het voetbal die ook duidelijk naar voren komt in de Olympische statistieken.

Football_at_the_1912_Summer_Olympics_-_Holland_v.s._Sweden

Het Nederlands voetbalelftal speelt tegen Zweden op de Zomerspelen van Stockholm. De formele wedstrijdtenues maken duidelijk dat voetbal destijds nog een echte herensport is. (Foto: fotograaf onbekend, 1912, Wikimedia Commons)

'Pluimbal'

Voor badminton is het lastiger om een oorzaak te geven voor het feit dat als Olympische sport deze populairder is in Brabant dan in de rest van het land. Voorop moet worden gesteld dat deze sport pas vanaf 1992 op het programma staat van de Zomerspelen. Daardoor hebben er in Nederland in totaal nog maar twintig deelnemers meegedaan, waarvan elf uit Brabant.

 

Traditie en succes

De drie sporten die de meeste Brabantse Olympiërs kennen, zijn hockey, wielrennen en paardensport. Een verrassing is dit niet aangezien deze sporten vanaf 1900 populair zijn in Brabant en op een zeer hoog niveau worden beoefend. Zo pakken de hockeyclubs Oranje-Rood (voorheen Oranje Zwart), Tilburg en Den Bosch al decennialang prijzen op het hoogste niveau, behoren hedendaagse wielrenners als Steven Kruijswijk en Marianne Vos maar ook vroegere klasbakken als Wim van Est en Toine Mazairac tot de beste wielrenners ter wereld. En ruiters als Anky van Grunsven, Tineke Bartels-De Vries en Piet Raymakers behaalden medaille na medaille op de Spelen.

 

Olympische kunst

Tot slot is het opvallend dat er erg weinig Brabantse kunstenaars naar de Olympische Spelen zijn gegaan, terwijl kunst in de nationale top tien staat van populairste sporten. Het is natuurlijk niet zo dat Brabant in de afgelopen eeuwen geen belangrijke kunstenaars heeft voortgebracht. Neem alleen al Jeroen Bosch en Vincent van Gogh. En ook begin twintigste eeuw waren er nog genoeg noemenswaardige Brabantse kunstenaars zoals schrijver Antoon Coolen en architect Hans van der Laan. Voor de vijf kunstdisciplines die tussen 1912 en 1948 deel uitmaakten van de Zomerspelen - architectuur, literatuur, muziek, schilderen en beeldhouwen - zouden dus ook Brabantse kunstenaars in aanmerkingen kunnen zijn gekomen. De praktijk wijst echter uit dat zij er nauwelijks waren op de Zomerspelen.

 

Populairste sporten per plaats

Sporten dorp IIIbijgesneden

Kijkend naar de lokalisering van de sporten dan valt allereerst op dat hockey met name in de grote steden populair is. In Breda, Tilburg, Eindhoven en Den Bosch is het de grootste sport. Voor paardensport geldt dat deze geconcentreerd is in een klein aantal geboorteplaatsen (Erp, Valkenswaard), terwijl wielrennen en ook boogschieten juist in vele kleinere plaatsen de populairste sporten zijn.

 

Geen Olympische bolwerken

Wat verder opvalt, is dat de geografische spreiding groot is, zoals te zien op onderstaand diagram. Op basis van deze gegevens is er geen enkel gebied aan te wijzen dat als Olympisch bolwerk geldt voor een bepaalde sport. Wielrennen is bijvoorbeeld populair in West-Brabant, de bakermat van de sport in Brabant, maar ook in het bijvoorbeeld daarbuiten gelegen Boekel, Heesch en Udenhout.

op92d-deelnemers-zomerspelen-per-plaats(1)

Eigenlijk is boksen de enige sport die een regionaal bolwerk kent, zij het klein. Zowel Princenhage als het nabijgelegen Oosterhout kent een Olympische bokser, respectievelijk Jan Remie en André Rasenberg, die de enige deelnemers aan de Zomerspelen zijn uit hun plaats. Rasenberg richt samen met zijn vader een jaar na zijn deelname aan de Spelen van Berlijn (1936) de boksclub Bredase Ring op. Jan Remie wordt lid van deze boksclub, die anno 2020 nog steeds bestaat, en neemt in 1948 deel aan de Spelen van Londen.

Boksen Zomerspelen 1948

De Australische bokser Adrian Holmes slaat zijn opponent tegen de grond tijdens de Spelen van Londen. (Foto: fotograaf onbekend, 1948, Wikimedia Commons)

Medailles per provincie

VKuBd-medailletotaal-zomerspelenbijgesneden

Nu is niet alles goud wat blinkt goud en voor de Olympiërs staat meedoen voor op, maar toch, veel atleten zouden veel, zo niet alles over hebben voor een Olympische medaille. In het bovenstaande diagram zijn per provincie alle medailles bij elkaar opgeteld die ooit op de Zomerspelen zijn gewonnen door sporters uit deze provincie. Hierbij zijn de medailles die in teamverband zijn behaald als individueel geteld.

Kijken we nu de Nederlandse medailleoogst dan is het niet zo verwonderlijk dat Brabant en Noord- en Zuid-Holland samen de top drie vormen. Deze provincies hebben, zoals al eerder gezegd, de grootste bevolkingsaantallen en kennen de meeste Olympische deelnemers. Wat betreft de verhouding goud-zilver-brons is het interessant dat Brabant, in vergelijking met de andere twee provincies, weinig brons heeft behaald maar wel veel goud en zilver.

 

Medailles / deelnemers

zDaer-aantal-medailles-deelnemers(1)bijgesneden

Een manier om het medailleaantal per provincie in perspectief te plaatsen is door dit aantal te delen door het aantal individuele deelnemers afkomstig uit een provincie. Dit is voor het diagram hierboven gedaan en dan valt direct één ding op: de in Brabant geboren atleten zijn het succesvolst. Gemiddeld genomen heeft ongeveer een op de drie Olympische Brabanders een medaille behaald, terwijl het percentage van bijvoorbeeld Noord- en Zuid-Holland afgerond op een op de vijf succesvolle atleten ligt. De verklaring hiervoor ligt vooral in het relatief lage aantal Brabantse deelnemers, waardoor elke medaille zwaarder weegt. Bovendien kende Brabant een aantal zeer succesvolle atleten.

Lidewij Welten II

Lidewij Welten pakt tijdens de Spelen van Beijing (2008) met het Nederlands hockeyelftal een gouden medaille en is daarmee namens Brabant de jongste medaillewinnaar. (Foto, origineel in kleur: fourthandfifteen, 2016, Wikimedia Commons)

 

Medailles per Zomerspelen

sOOa4-medailles-per-zomerspelenbijgesneden

Met de medailles uitgesplitst per Zomerspelen valt direct op dat de gouden tijden voor Brabantse Olympiërs pas aanbreken vanaf de Spelen van Los Angeles (1984). Deze piek valt grotendeels samen met de al eerder geconstateerde piek van het aantal Brabantse deelnemers die ook in 1984 begint en doorloopt tot en met 2016. In die zin is het logisch dat toen het aantal deelnemers begon toe te nemen het aantal medailles ook toenam. Tegelijkertijd tonen de Spelen van 2016 dat het niet per se zo simpel is. Het Brabantse deelnemersaantal van toen lag hoger dan bij veel van de voorgaande Spelen en toch werden er weinig medailles behaald.

Dat er in de jaren negentig en begin deze eeuw door Brabantse atleten veel eremetaal wordt behaald, spreekt vooral ook van een paar generaties met zeer goede atleten; bijvoorbeeld binnen het wielrennen met wereldtoppers als Leontien van Moorsel en Marianne Vos en binnen de paardensport met Anky van Grunsven en Tineke Bartels-de Vries. Daarnaast bestaan de zeer succesvolle Nederlandse hockeyelftallen uit deze gouden periode voor een significant deel, zowel bij de mannen als de vrouwen, uit Brabantse atleten als Jeroen Delmee en Lidewij Welten.

 

Goud van oud

Toch is het natuurlijk niet zo dat voor Brabant het Olympisch succes pas in 1984 begon. Daarvoor zijn er ook al bijzondere medaillewinnaars. Denk bijvoorbeeld aan de zeven Brabantse schutters die deel uitmaken van het boogschutteam dat goud wint in 1920 op de Spelen van Antwerpen. Zij zijn de eerste Brabanders die goud behalen op de Olympische Spelen.

Een andere bijzondere gouden medaille is die gewonnen door de in Woensdrecht geboren wielrenner René Pijnen op de 100 kilometer ploegentijdrit tijdens de Spelen van 1968 in Mexico-Stad. Pijnen maakt deel uit van een ploeg van vier met daarin ook de latere Tour de France-winnaar Joop Zoetemelk.

Tegelijkertijd is het niet alleen goud wat blinkt en indruk maakt. Zo veroveren Brabantse baanwielrenners als Antoine Mazairac en Janus Braspennincx een ware zilvervloot op de Spelen van 1928. In Amsterdam behalen in totaal vijf Brabanders vijf zilveren medailles op de baan en op de weg.

 

Landelijke medaillespiegel

1V3i3-landelijke-medaillespiegelbijgesenden

Met twee plekken in de top vijf van de landelijke medaillespiegel mag het duidelijk zijn dat Brabant twee zeer succesvolle sporters kent, namelijk Anky van Grunsven en Leontien van Moorsel. Eerstgenoemde behaalt tijdens zeven Zomerspelen met drie paarden (Prisco, Bonfire en Salinero) in totaal negen medailles. Daarmee is ze de Nederlandse atleet die in totaal de meeste medailles heeft behaald op de Zomerspelen.

Houden we echter de wetten van de medaillespiegel aan - goud gaat voor zilver en brons - dan is Leontien van Moorsel Brabants succesvolste Olympiër op de Zomerspelen en na Inge de Bruijn de succesvolste van het land. Op de Spelen van Sydney in 2000 pakt ‘Tinus’ maar liefst driemaal goud en eenmaal zilver bij het weg- en baanwielrennen. Uitgedrukt in eremetaal levert alleen Fanny Blankers-Koen een grotere Nederlandse prestatie op de Zomerspelen door viermaal goud te behalen in Londen (1948).

 

Medailles Brabantse mannen en vrouwen

YQPNT-totaal-aantal-medailles-zomerspelen(1)bijgesenden

In de gehele Olympische geschiedenis zijn de Brabantse vrouwen duidelijk succesvoller dan de heren. In totaal is er 119 maal deelgenomen door een vrouwelijke sporter en zijn er in totaal 54 medailles behaald. Voor de mannen geldt dat 272 deelnames in totaal 62 medailles hebben opgeleverd. Dit betekent dat de vrouwen tweemaal zo succesvol zijn dan de mannen. Dit komt met name door veelwinnaars als Anky van Grunsven, Leontien van Moorsel en Lidewij Welten.

 

Medailles per plaats

Ywr7F-totaal-aantal-medailles-per-plaatsbijgesneden

Logischerwijs springen de grote steden in dit diagram er uit als de plaatsen waarvandaan de meeste Brabantse medaillewinnaars komen. De meeste deelnemers komen immers ook uit Breda, Den Bosch, Tilburg en Eindhoven. Dorpjes als Boekel en Erp scoren ook hoog. Dit komt omdat veelwinnaars Van Grunsven en Van Moorsel in deze dorpjes zijn geboren. Plaatsen als Boxtel, Geldrop en Roosendaal scoren ook goed en hier is er sprake van meer diversiteit: drie tot vier verschillende winnaars zijn in deze plaatsen verantwoordelijk voor de medailleoogst.

Verder zijn er heel wat plaatsen zoals Boxmeer, Sint-Oedenrode en Zundert met een totaal van één medaille. In totaal zijn de Brabantse medaillewinnaars uit 36 verschillende plaatsen afkomstig, terwijl in totaal 75 plaatsen een of meerdere Olympische deelnemers kennen. Kortom, bijna de helft van de Brabantse dorpjes met deelnemers kent wel een medaillewinnaar. Brabant beschikt over een topsportklimaat dat zich naar alle hoeken van de provincie uitstrekt.

Leontien van Moorsel 3

Volgens de wetten van het Olympische medailleklassement is de in Boekel geboren Leontien van Moorsel na Inge Bruijn Nederlands meest succesvolle atleet op de Zomerspelen. (Foto, origineel in kleur: Brian Townsley, 1991, Wikimedia Commons)

Conclusie

Aangezien dit artikel om historische statistieken draait, is het wel zo toepasselijk om nu te eindigen met een opsomming van de gedane constateringen. Namelijk dat:

1. Brabant zich gezien het aantal Olympische deelnemers met recht een sportieve provincie mag noemen. Al zijn er verrekend met de bevolkingsomvang drie Nederlandse provincies die het nog beter doen.

2. Brabantse atleten al deel uitmaakten van de eerste Nederlandse Olympische afvaardiging in 1900 en vervolgens bij bijna iedere Zomerspelen wel aanwezig waren.

3. Brabantse atleten vergeleken met hun collega’s uit de rest van het land relatief gezien het succesvolst zijn met het behalen van Olympisch eremetaal.

4. Vrouwelijke atleten uit Brabant naar verhouding meer medailles hebben binnengesleept dan hun mannelijke collega's. Dit komt vooral door veelwinnaars als Anky van Grunsven en Leontien van Moorsel.

5. Het aantal Brabantse deelnemers- en medailleaantal vanaf de Spelen van Los Angeles in 1984 significant begon te groeien. Dit omdat vrouwelijke atleten structureel begonnen deel te nemen aan de Spelen en omdat er vanaf de jaren tachtig veel Olympische sporten en disciplines bijkwamen.

6. Er is zowel overlap als verschil tussen de populairste Olympische sporten in Brabant en die in de rest van het land. Hockey, paardensport en wielrennen, alhoewel nog iets populairder in Brabant, overlappen elkaar, maar de Brabantse traditiesporten boogschieten en schieten ontbreken in de nationale top 10.

7. De geografische spreiding van de Brabantse Olympiërs is relatief groot: de atleten zijn afkomstig uit 75 verschillende plaatsen en bijna de helft van deze plaatsen kent wel een medaillewinnaar.

Het zou geweldig zijn als dit overzicht van Brabants geschiedenis op de Zomerspelen kan leiden tot meer historisch en statistisch onderzoek naar deze Olympische geschiedenis. De conclusies en constateringen van dit onderzoek kunnen dan dienen als hypotheses voor vervolgonderzoek.

 

Bronnen

“Anky van Grunsven”, op: Anky.com (stand op 11 juni 2020)

“Athletes”, op: Olympedia.com (stand op 1 juni 2020)

“De gouden boogschutters van 1920”, Trouw, 21-09-2000 (stand op 7 juni 2020)

Elmenshawy, A.R., Machin, D.R. & Tanaka, H., "A rise in peak performance age in female athletes", AGE 37, 57 (2015).

“Gerharda Johanna Wilhelmina (Gra) Rueb”, op: Grarueb.com (stand op 10 juni 2020)

“Geschiedenis Olympische en Paralympische Spelen”, op: Nocnsf.nl (stand op 1 juni 2020)

“Henricus Mansvelt”, op: Bossche-encyclopedie.nl (stand op 5 juni 2020)

“Henri Smulders”, op: Bossche-encyclopedie.nl (stand op 5 juni 2020)

“Het Brabantse wielrennen”, op: Brabantserfgoed.nl (stand op 7 juni 2020)

Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut, Bevolkingsatlas van Nederland: demografische ontwikkelingen van 1850 tot heden, Rijswijk 2003. 

“Olympische Spelen”, op: Wikipedia.org (stand op 1 juni 2020)

“Pierre de Coubertin en het Olympische gedachtegoed”, op: Historiek.net (stand op 2 juni 2020)

“Rotstekeningen, mongolen en schutterijen”, op: Handboogsport.nl (stand op 7 juni 2020)