De val van Wim van Est

Wim van Est wordt ontvangen in Roosendaal na de Tour van 1951

Wim van Est wordt ontvangen in Roosendaal na de Tour van 1951. (Foto: Carel L. de Vogel, 29 juli 1951, Nationaal Archief)

Eerlijk gezegd ziet hij er niet uit, maar eigenlijk is hij juist daarom zo ontroerend. Want dit fietswrak is een monument van de Brabantse en zelfs de Nederlandse sportgeschiedenis. Het is de fiets waarmee wielrenner Wim van Est (1923-2003) uit Sint-Willebrord op woensdag 17 juli 1951 tijdens de dertiende etappe van de Ronde van Frankrijk een duikeling maakte in het ravijn.

Dramatisch natuurlijk, maar misschien nog wel het meest omdat “Wimme” die ochtend als eerste Nederlander in de geschiedenis in de gele trui gestart was. De dag tevoren had hij met overmacht de leiderspositie in het algemeen klassement veroverd. Sportminnend Nederland stond op zijn kop, maar meteen vroeg men zich af hoe lang Van Est het geel zou kunnen houden. Want de karavaan ging nu de Pyreneeën in en het hooggebergte was onbekend terrein voor de Brabander. Sterker nog, hij had nog nooit een “col” gezien.

Bij de beklimming van de Aubisque moest hij dan ook lossen, op de top had hij drie minuten achterstand. Met een roekeloze afdaling wilde hij dat goedmaken. Veertig jaar later vertelde hij daarover, als was het gisteren gebeurd, tegen de schrijver Jan Siebelink (1938): “De Italiaan Magni kwam in de afdaling over me heen. Ik voelde me sterk. Ik riep tegen mezelf: ‘En nou koe’se jongen, ‘ard, ‘eel ‘ard koe’se’. Ik zette dus aan, mijn achterband klapte, ik zag Magni de bocht omgaan, ik ging recht op dat moerige grind af en reed het ravijn in.”

Een item van Omroep Brabant over Wim van Est en natuurlijk zijn val. (Bron: Omroep Brabant, Youtube)

Alle rechten voorbehouden
Ook toen deed Van Est zijn bijnaam “IJzeren Willem” eer aan. Op wat schrammen en ontvellingen na, mankeerde hij niets. Hij werd aan een lijn van aaneengeknoopte fietsbanden omhoog getrokken en eenmaal boven verbijsterde hij iedereen door te vragen naar zijn fiets. Van Est had eigenlijk meteen weer verder willen rijden en kon maar met moeite overgehaald worden om eerst voor controle naar het ziekenhuis te gaan.

Heel Nederland herinnerde zich het bizarre voorval nog jaren nadien door de fameuze slagzin van een horlogefabrikant, een van de sponsors van de Nederlandse wielerploeg:

"Zeventig meter viel ik diep. M’n hart stond stil, maar m’n Pontiac liep."


Sint-Willebrord, waar Van Est in 1946 − op zijn drieëntwintigste pas − met wielrennen begon, was de bakermat van de Nederlandse wielersport. Onder anderen ook Wout (1929-1994) en Rini Wagtmans (1946) kwamen hier vandaan. De legendarische armoede van dit dorp zou de mensen er gehard hebben en stimuleerde het fietsen als een manier om daaraan te ontsnappen.

Als profwielrenner praktiseerde Van Est vanaf 1949 de lessen uit zijn jeugd: dat je moet afzien als je iets wilt bereiken in het leven. Een jaar later al won hij de loodzware dagkoers Bordeaux-Parijs, een monsterrit over ruim vijfhonderdvijftig kilometer. Later volgden nog overwinningen in de rondes van Italië, van Frankrijk en van Vlaanderen. Pas op zijn tweeënveertigste zette Van Est de fiets aan de kant.

 

Bronnen

Van Oudheusden, J., Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, 's-Hertogenbosch, 2014.

 

Dit artikel is een bewerking van een tekst uit J. van Oudheusden, Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014, 280.