Eenvoudige antwoorden op deze vragen zijn eigenlijk niet te geven. Maar het is wel belangrijk deze vragen te stellen, als is het maar om ons te realiseren dat er niet één maar meerdere verhalen over Romeins Brabant zijn te vertellen, verhalen die soms lijnrecht tegenover elkaar staan.
Het bekende verhaal
Het tot op heden dominante verhaal van Romeins Brabant wordt bepaald door enkele prominente en tot de verbeelding sprekende archeologische ontdekkingen. Ik noem er hier drie.
In de eerst plaats is dit de villa van Hoogeloon, eind vorige eeuw opgegraven op de Kerkakkers langs de Kleine Beerze. Die villa was de residentie van een elitefamilie en had in de tweede eeuw een sterk op Romeinse wooncultuur geïnspireerd stenen hoofdgebouw met een zuilengalerij, muurschilderingen, badvertrekken, kamers met centrale verwarming en een pannen dak. Kortom, luxe wooncultuur waar thans menigeen zijn moderne rijtjeshuis graag voor zou willen inruilen.
In de tweede plaats is er de tempel van Empel, gelegen ten noorden van 's-Hertogenbosch, nabij de samenvloeiing van de Dieze in de Maas. Hier verrees rond 100 na Chr. een indrukwekkende monumentale tempel, aan alle zijden omgeven door een zuilengalerij en gebouwd van geïmporteerd steenmateriaal. Getuige een inscriptie en enkele godenbeeldjes bleek de tempel gewijd aan de Bataafse hoofdgod Hercules Magusanus.
Op de derde plaats noem ik de rijke tumulusgraven van Esch. Hier zijn leden van een plaatselijke elite begraven. De vele grafvondsten etaleren de rijkdom en luxe levensstijl van een sociale bovenlaag.
De schaduwzijde
In bovengenoemde voorbeelden wordt de Romeinse tijd gepresenteerd als een periode waarin een hoger niveau van beschaving werd bereikt. Het is niet moeilijk om dit beeld verder aan te vullen door te wijzen op andere innovaties die in de Romeinse tijd plaatsvonden. Ik noem hier de verbreiding van de schriftcultuur, de stichting van steden (Nijmegen en Tongeren), de introductie van een muntsysteem, van een belastingstelsel en van een soort markteconomie.
Nu is het niet mijn bedoeling om bovenstaande beeld van de Romeinen als brengers van beschaving te ontkennen. Wel wil ik benadrukken dat het een eenzijdig verhaal is. Wanneer we kijken naar de Romeinse verovering van onze contreien door Julius Caesar (100 v.Chr.-44 na Chr) en we doen dit aan de hand van zijn oorlogsverslagen, dan krijgen we een heel ander beeld voorgeschoteld van de Romeinen. We maken in Commentarii de Bello Gallico (Oorlog in Gallië) kennis met de brute expansiedrift van een imperialistische grootmacht, die met massageweld en zelfs genocidale praktijken niet-meewerkende stammen tot andere gedachten wil brengen.
Het grootste deel van Noord-Brabant maakte ten tijde van Caesars verovering deel uit van het woongebied van de Eburonen. Juist deze stam maakte - na in 54 v.Chr in opstand te zijn gekomen - kennis met niets ontziende Romeinse wraakcampagnes in 53 en 51 v. Chr. De verslagen van de opperbevelhebber zelf laten weinig tot de verbeelding over, zoals uit onderstaande citaten moge blijken.
“Caesars intentie was (…) de Eburonen te omsingelen met een enorme legermacht, om hen vervolgens volledig van de aardbodem weg te vagen.(…) Elk deel van het Eburoonse gebied werd nu geplunderd.” (CBG 6.34-35)
“Caesar vertrok weer op strafexpeditie tegen de Eburonen. Hij had een groot aantal ruiters uit de naburige stammen bijeengebracht en stuurde die nu alle kanten op. Alle dorpen, alle boerderijen die men maar in het oog kreeg werden in brand gestoken. Het vee werd meegenomen en als buit afgevoerd. Het graan ging alleen al op aan de enorme menigte beesten en mensen. Zelfs al hadden zich nog wat mensen kunnen schuilhouden, dan zouden ze na de aftocht van het leger onvermijdelijk de hongerdood sterven.” (CBG 6.43)
“Zelf vertrok Caesar om het gebied van Ambiorix te plunderen en verwoesten. (…) Naar alle kanten van Ambiorix’ gebied zond hij legioenen of hulptroepen. Alles werd uitgemoord, afgebrand of leeggeroofd en een groot aantal vijanden werd gedood of gevangen genomen.” (CBG 8.24-25)
Wanneer we Caesars beschrijvingen serieus nemen, dan moet het gebied van de Eburonen (waaronder Noord-Brabant) zijn getransformeerd in een landschap van trauma en terreur. Lange tijd was het voor archeologen onmogelijk om iets te zeggen over de impact van de Romeinse verovering op de toenmalige bewoners van het Eburoonse gebied. Daar begint nu langzaam verandering in te komen. Zo blijkt dat de periode van de Romeinse verovering samenvalt met een piek in het begraven van inheemse muntschatten. De schatvondsten lijken verborgen in een crisissituatie en een link met Caesars moordcampagnes tegen de Eburonen ligt voor de hand. Misschien nog belangrijker is een andere ontdekking; in het Eburoonse gebied zien we dat in heel veel nederzettingen sprake is van een discontinuïteit in de bewoning in de eerste eeuw v.Chr. Ook dit wijst op een crisissituatie waarvoor we een verband met Caesars genocidale acties uiterst serieus moeten nemen.
Het is de taak van de wetenschapper om ook dit andere, minder prettige verhaal van de Romeinen in Brabant te vertellen. Dat is noodzakelijk om tot een gebalanceerd beeld te komen van deze periode uit de Brabantse geschiedenis.
Bronnen