De helm heeft een diepe kap, bronzen sierstrippen en een brede nekbeschermer. Er zijn in Nederland ook vondsten van dit type bekend uit Nijmegen en Bodegraven. Helaas is geen van de drie helmen exact te dateren, maar op basis van het uiterlijk denken archeologen dat het hoofddeksel uit het einde van de tweede of het begin van de derde eeuw komt. Vaak wordt het een cavaleriehelm genoemd, al is dit type ook afgebeeld op grafstenen van infanteriesoldaten.
De helm heeft een groot gat aan de zijkant. Hier zijn twee verklaringen voor mogelijk. Ten eerste zou het een teken van rituele vernietiging kunnen zijn. Het is bekend dat stammen in Noordwest-Europa buitgemaakte wapens onklaar maakten, voor ze te offeren. Ook bij enkele andere vondsten uit Empel is dit gebeurd. Daarnaast zou het gat kunnen zijn gebruikt om de helm in het heiligdom op te hangen.
De vondst van deze helm en de andere Romeinse uitrustingsstukken in Empel is erg bijzonder. Bij de Romeinen was het namelijk niet gebruikelijk om militaire uitrustingen te offeren. Legioensoldaten leverden hun uitrusting aan het einde van hun diensttijd doorgaans in. Bij Keltische en Germaanse stammen, daarentegen, was dit wel een oud gebruik. Vaak ging het om buitgemaakte wapens, maar de Bataven en andere groepen in het Rijngebied, pasten deze methode soms ook op hun eigen wapens toe. Het offeren hiervan markeerde dan een ‘rite de passage’ binnen hun krijgerscultuur.
Omdat de Romeinen veel hulptroepen rekruteerden uit het Rijngebied, is die krijgerscultuur, en dit gebruik, kennelijk blijven bestaan. Slijtagesporen op het materiaal dat in Kessel geofferd werd, wijzen erop dat Bataafse soldaten bij hun afzwaaien als legionair delen van hun uitrusting offerden. Dankzij dit ritueel ging de drager van deze helm wellicht als soldaat naar binnen, maar kwam hij als burger weer naar buiten.
Bronnen