De geschiedschrijving over de Watersnoodramp van 1953 gaat vooral over de gebeurtenissen in de provincie Zeeland. Daar vielen de meeste slachtoffers. Minder bekend is dat de westhoek van Noord-Brabant ook veel te lijden heeft gehad. Daar verdronken ongeveer 250 mensen. In de plaatsen Halsteren, Nieuw-Vossemeer en Fijnaart-Heijningen vielen de meeste slachtoffers. In veel plaatsen stond het water tot de bovenverdieping en de huizen stortten in, de materiële schade in West-Brabant was enorm. Als eerste noodhulp kwamen evacuaties en voorzieningen zoals kleding, voedsel en huisraad. Later kwam er vanuit Scandinavië en Oostenrijk hulp in de vorm van verschillende typen houten prefabwoningen. De woningen kwamen in de diverse plaatsen per boot of trein aan, de wagonnummers en de namen van de schepen zijn nauwkeurig geregistreerd en bewaard gebleven.
De geschiedenis van deze geschenkwoningen is lange tijd onbekend gebleven. Ze kwamen pas enkele maanden na de ramp in ons land aan. De aandacht voor de ramp in het landelijke- en wereldnieuws was al geluwd toen de houten huizen uit Noorwegen, Finland, Denemarken, Zweden en Oostenrijk in ons land arriveerden. Een deel was geschonken door de verschillende internationale afdelingen van het Rode Kruis, een ander deel kwam direct van de regeringen van deze landen. Wellicht kreeg de opbouw ervan, vanwege de tijd tussen de ramp en de komst van deze huizen, minder aandacht van de landelijke pers. In totaal kreeg West-Brabant 173 geschenkwoningen, aan het eind van dit artikel staat een overzicht van alle woningen, waar ze vandaan kwamen en waar ze stonden en staan.
De perikelen vóór de bouw van de geschenkwoningen
Al voor de woningen geplaatst werden, wilden veel gemeentebesturen meer geschenkwoningen dan onofficieel was toegezegd. Er was in deze tijd al veel woningnood, zeker na de Tweede Wereldoorlog. Dus na de Watersnoodramp waren de gemeentebesturen erg blij met de geschenkwoningen en wilden zij er zoveel als ze konden krijgen. Om tot een eerlijk besluit over aantallen te komen werd op 24 augustus 1953 in de Rolzaal op het Binnenhof in Den Haag een vergadering belegd met de betrokken burgemeesters of hun plaatsvervanger.
Voor Noord-Brabant waren delegaties van het getroffen gebied aanwezig uit: Hooge- en Lage Zwaluwe, Made, Nieuw-Vossemeer, Halsteren, Fijnaart, Zevenbergen, Almkerk, Klundert, Drimmelen en Willemstad. Het Nederlandse Rode Kruis trad tijdens deze vergadering in de Rolzaal op als belangrijkste adviseur. Zij spraken namens de schenkers van de woningen, voornamelijk het Rode Kruis, een aantal voorwaarden hiervoor uit. Hun voorzitter, hun juridisch adviseur en architectonisch adviseur bepaalden voor een groot deel welke personen recht hadden op een geschenkwoning. Zo moesten de woningen gaan naar gezinnen die hun huis verloren hadden.
Degenen die hun verwoeste huis in eigendom hadden kregen voorrang op huurders. Aanvaardden de eigenaren een geschenkwoningen, dan mocht die voor een periode van drie jaar niet verkocht worden. De huizen moesten in groepjes, per schenkend land, geplaatst worden. Het ministerie van Wederopbouw en Volkshuisvesting nam deze adviezen over. Voordat de woningen toegewezen werden aan een slachtoffer, moest door de betreffende gemeente een formulier aan het bestuur van het Rode Kruis voorgelegd worden. De gemeente moest daarop het inkomen van het gezin vermelden, de schade die het gezin had geleden, uit hoeveel personen het gezin bestond en de leeftijd van elk gezinslid. Daarnaast stond letterlijk in de notulen van de vergadering dat het Rode Kruis: "mogelijk asociale elementen van toewijzing der woningen willen uitsluiten". Overigens zijn er geen aanwijzingen in de archieven dat er daadwerkelijk gezinnen zijn uitgesloten op deze grond.
Naast de woningen, geschonken door het Rode Kruis, hebben de regeringen van Noorwegen en Oostenrijk huizen geschonken. Officieel had het Rode Kruis hierover geen zeggenschap qua verdeling onder de slachtoffers. Er werd echter besloten dat voor de regeringswoningen dezelfde maatstaven voor verdeling golden als gesteld door het Rode Kruis.
De bouw en opleveringspijntjes
De Nederlandse bouwlieden die de huizen moesten opbouwen, waren bekend met de bouw van schaftlokalen en schuurtjes van hout. Het bouwen van houten huizen voor permanente bewoning was beduidend anders. De bouwlieden moesten isolatie aanbrengen tussen de dubbele buitenwanden en rekening houden met een afscheiding tussen kamers, slaapkamers, toilet en douche. Daarnaast waren de handleidingen veelal gesteld in de taal van de landen van herkomst, dat gaf de nodige problemen. Er moesten soms naleveringen komen van ontbrekende onderdelen, dat gaf stagnatie in de bouw. De bijgeleverde tekeningen hoe een huis opgebouwd moest worden, waren wel duidelijk. Elk onderdeel van het te bouwen huis was voorzien van een letter en een nummer.
Na de oplevering hadden de nieuwe bewoners behoorlijk wat klachten. In Zevenbergschen Hoek bladderde de buitenverf en moest er opnieuw geverfd worden. De aanrechtbladen gingen bol staan omdat het eterniet op de houten aanrechtbladen was geschroefd en dat hout ging krimpen. Daardoor ontstond lekkage in de aanrechtkastjes. Er ging wat mis met de isolatie, er sloeg regen door de wanden op de slagregen-kant. In Nieuw-Vossemeer kwamen de bewoners door toeval te weten dat alle huizen dezelfde voordeursleutel hadden: een kermisvierder die daar iets te diep in het glaasje had gekeken, stapte bij zijn buurvrouw in bed.
Er waren ook onvoorziene situaties die spanning opleverden. In Lage Zwaluwe staan aan de ene kant van de Koning Gustaaf Adolfstraat Zweedse bungalows en aan de andere kant de Zweedse twee-onder-een-kapwoningen. De ene kant werd bewoond door rooms-katholieke gezinnen, aan de andere kant woonden de protestantse gezinnen. De pastoor liep regelmatig door de straat en hield in de gaten dat de katholieke kinderen niet gingen spelen met de protestantse kinderen.
De bewoners
Hoe vreemd het ook in onze oren mag klinken, veel slachtoffers hadden in eerste instantie niet veel op met de houten huizen. De gemeentebesturen ontvingen de geschenkwoningen met open armen, maar de aspirantbewoners hadden hun twijfels over de houten huizen. De gedachten gingen al gauw uit naar de al bekende bouw van schaftketen en schuurtjes zonder dubbele wanden met daartussen isolatie. Dat betekende tocht, kou in de winter en hitte in de zomer. Al snel nadat de huizen werden betrokken veranderden ze van mening. Wie had er in die tijd een toilet met spoelbak en douche, aparte slaapkamers en dubbele ramen om de kou buiten te houden? Voor veel nieuwe bewoners was dat een ongekende luxe.
Op zaterdag 16 september 2000 kopte BN DeStem: "Voor geen geld in een stenen huis". Dat waren de woorden van het echtpaar Jan en An Clarijs uit Nieuw-Vossemeer die vanaf 1954 tot aan hun overlijden in een Noorse woning woonden. Leendert Kers uit Heijningen verklaarde 6 oktober 2000 voor hetzelfde dagblad, nooit te willen verkassen. Hij zei: "Wij zijn hier na de watersnood gekomen. Lief en leed gedeeld, kinderen grootgebracht. Hier wil ik oud worden, ik heb geleerd dat je geschenken moet waarderen". Afbraak vindt hij een belediging jegens het Noorse en Zweedse Rode Kruis. De bewoners van de plaats Hank kwamen in opstand toen de gemeente de woningen wilde slopen. Dat werd een slepende zaak van jaren van de bewoners versus de woningbouwcorporatie. Een strijd die de bewoners verloren: de sloop van negen van de tien woningen begon in 1998.
Behoud of sloop
In de loop der jaren zijn al veel geschenkwoningen ingrijpend veranderd door aanbouwen, het verstenen van de houten buitenwanden, het vervangen van de dubbele ramen die apart van elkaar open konden en het vervangen van de voordeur. Aan de binnenkant veranderde er ook veel zoals een nieuw keukenblok of het weghalen van een binnenwand die een slaapkamer bij de woonkamer trok. In Raamsdonksveer en Halsteren dreigde, net als in Hank, afbraak. Langzaam maar zeker is er meer bewustwording gekomen om de geschenkwoningen die nog in originele staat zijn te behouden.
De drie provincies waar de huizen staan, waaronder Noord-Brabant, spelen hierin een belangrijke adviserende rol. Een Noorse woning uit Raamsdonksveer die op de nominatie stond voor afbraak is nu te zien in het Nederlands Openluchtmuseum in Arnhem. In het West-Brabantse Heijningen is een Zweedse twee-onder-een-kapwoning ingericht als museum. Als woningen bijna 70 jaar na de ramp nog bewoond worden kan moeilijk nog gesproken van noodwoningen, een term die vaak werd gebruikt. Langzaam maar zeker is die benaming veranderd in geschenkwoning en zullen ze nog lang in dorpen en een enkele stad, te zien zijn als kleine monumenten na een grote ramp.
Overzicht van de woningen
Noorse woningen:
Nieuwendijk, acht stuks via het Rode Kruis, deze zijn inmiddels ommuurd.
Heijningen, veertien stuks via Rode Kruis.
Hooge- en Lage Zwaluwe, vier stuks via het Rode Kruis.
Raamsdonk, vijf stuks via het Rode Kruis (waarvan één in Raamsdonksveer).
Zevenbergen, vijftien stuks via het Rode Kruis(waarvan acht in Zevenbergschen Hoek).
Hank, tien stuks via de Noorse regering, negen zijn inmiddels afgebroken.
Sleeuwijk, vier stuks via de Noorse regering, twee zijn inmiddels afgebroken.
Halsteren, twee stuks via het Rode Kruis, twee stuks via de Noorse regering.
Moerdijk, zes via het Rode Kruis, veertien via de Noorse regering.
Nieuw-Vossemeer, zeventien via het Rode Kruis, acht via de Noorse regering.
Oostenrijkse twee-onder-een-kapwoningen (via de Oostenrijkse regering):
Nieuw-Vossemeer, vijf blokken.
Terheijden, twee blokken.
Zweedse bungalows (via het Zweedse Rode Kruis):
Heijningen, vier stuks.
Hooge- en Lage Zwaluwe, tien stuks.
Raamsdonksveer, drie stuks
Willemstad, vijf stuks.
Zweedse twee-onder-een-kapwoningen (via de Zweedse regering):
Heijningen, acht blokken.
Halsteren, drie blokken.
Hooge- en Lage Zwaluwe, drie blokken.
Raamsdonksveer, één blok.
Bronnen
Broek, W. van den, "Leendert Kers zal nooit verkassen", in: BN DeStem (6 oktober 2000).
Zuilen, J. van, "Voor geen geld in een stenen huis", in: BN DeStem (16 september 2000).
https://www.rijkswaterstaat.nl/water/waterbeheer/bescherming-tegen-het-water/watersnoodramp-1953#wat-gebeurde-er (stand op 12 september 2022).