De volgende getuigenis komt uit een reeks getuigenissen over de Watersnoodramp, verzameld en opgetekend door Janny Lock tussen 1999 en 2003. Janny Lock heeft als kind de Watersnoodramp in 1953 meegemaakt en is opgegroeid in een geschenkwoning. Deze geschenkwoningen waren prefabwoningen die door het Rode Kruis en verschillende buitenlandse overheden waren geschonken als noodhulp. De getuigenissen zijn het resultaat van gesprekken tussen Janny Lock en verschillende bewoners van de geschenkwoningen.
"Op een regenachtige woensdagmiddag, 4 oktober 2000, liep ik in Lage Zwaluwe. In de Koning Gustaaf Adolfstraat staan negen Zweedse woningen. Het is opvallend dat dit soort huizen vaak op de mooiste plekken van een dorp staan, omgeven door veel groen en geboomte. Mooi om te zien, een ramp om te fotograferen of te filmen…
Een van de Zweedse woningen werd opgeknapt, de twee jonge werklieden die er bezig waren zaten droog in hun werkwagen. Jonge mensen hebben het voorrecht een zekere uitbundigheid aan de dag te leggen die grenst aan het brutale. Je neemt het ze niet kwalijk: 'Komt u ons fotograferen?'. Ik legde uit dat ik toch echt wel kwam voor de Zweedse huizen en ook dat ik op zoek was naar mensen die mij hun verhaal over de Watersnoodramp van 1953 konden vertellen. 'Zag u die oude dame lopen? Zij is heel aardig en zal u vast iets te vertellen hebben'. Zo vond de ontmoeting plaats met mevrouw Van Heyst: de dame van de Zweedse woning. Zij woonde ten tijde van de Watersnoodramp al in Lage Zwaluwe.
Tijdens die enorme stormnacht gierde de noordwester ook rond het huis waar zij woonde met haar man en zeven kinderen. Zij merkte dat het water in de toiletpot borrelde en omhoog kwam. Ze vertrouwde het niet, maar haar familie vertelde haar dat ze zich niet zo'n zorgen moest maken. In de kamer brandde de kachel, maar lang duurde dat niet meer. Het water begon de kamer binnen te lopen, de kachel ging met veel gesis uit en de kamer vulde zich met rook. Er volgt nu een verhaal zoals vele andere: de nood werd zo hoog dat het gezin moest evacueren. Ze werden naar het theater Concordia in Breda gebracht.
Andere evacués werden ondergebracht bij particulieren, het liefst bij vrienden of kennissen. Het gezin van mevrouw Van Heyst was echter te groot om op die manier te huisvesten. Ouders en kinderen Van Heyst werden gescheiden en op verschillende adressen ondergebracht, acht lange weken waren ze niet bij elkaar. Na die acht weken kwamen ze weer samen in een noodwoning tot de Zweedse woningen gereed waren voor bewoning. Terwijl ze de was van de lijn haalde zei ze tussen neus en lippen door: 'Wist u dat er in Hoge Zwaluwe Noorse woningen staan? Als u naar Hoge Zwaluwe rijdt ziet u op een gegeven moment het oude gemeentehuis staan, daar gaat u linksaf en dan ziet u de Julianastraat, daar staan ze'.
Weer op pad, de auto in en de hoge slingerdijk over naar het dorp waar de rivier De Amer overgaat in het Hollands Diep. Bij het oude raadhuis lag inderdaad de weg die meters naar beneden liep, richting het binnendijks gebied. Daar stonden ze, de vier 'Noren' tussen Hollandse nieuwbouw. De intimiteit en originele schoonheid van deze vier op een rij, lieten mij even vergeten wat de verschrikkelijke achtergrond van hun aanwezigheid was. Zoals de dame van de Zweedse woning zei: 'Dat hoop ik nooit meer mee te maken'."