De watersnoodramp van Nieuwkuijk in 1880

"Doorbraak van den Vlijmensche Dijk ten zuiden Nieuwkuik ten 2 ure des nachts van 29 op 30 December 1880". Het getroffen gebied is uitgebreid in beeld gebracht op deze kaart, evenals de verschillende episodes waarmee mensen zich al dan niet in veiligheid hebben gebracht. (Bron: B. Brouwer & co naar Adrianus Benedictus van Lieshout, 1880, Rijksmuseum)

"Doorbraak van den Vlijmensche Dijk ten zuiden Nieuwkuik ten 2 ure des nachts van 29 op 30 December 1880". Het getroffen gebied is uitgebreid in beeld gebracht op deze kaart, evenals de verschillende episodes waarmee mensen zich al dan niet in veiligheid hebben gebracht. (Bron: B. Brouwer & co naar Adrianus Benedictus van Lieshout, 1880, Rijksmuseum)

“Heden morgen zaten hier en daar nog menschen in de boomen. Van hen, die naar boven gevlugt waren, leverde vooral één gezin een hartverscheurend schouwspel. Men zag in de verte van den dijk hoe die menschen tot door het dak gekropen waren, terwijl de muren bijna waren weggeslagen, zodat ieder oogenblik het laatste kon zijn”.

Dit angstaanjagende tafereel was te lezen in de Leeuwarder Courant van 4 januari 1881. De Friese krant rapporteerde over het drama dat zich enkele dagen daarvoor in Brabant had voltrokken. In de nacht van 29 op 30 december was bij Nieuwkuijk de Heidijk doorgebroken. Het water was met een verwoestende kracht door het dorp geraasd. Het verspreidde zich daarna over een uitgestrekt gebied: meer dan veertig dorpen liepen onder water. In totaal kwam een gebied van meer dan 30.000 hectare blank te staan.

Kamervragen Nieuwkuijk (Bron: Algemeen Handelsblad, 23-03-1881, Delpher Kranten)

Over de doorbraak bij Nieuwkuijk werden drie maanden later nog kamervragen gesteld door het conservatief-Katholieke kamerlid Bernardus Bahlmann. (Bron: Algemeen Handelsblad, 23-03-1881, Delpher Kranten)

De gebeurtenis kwam bekend te staan als de ramp van Nieuwkuijk, omdat dit dorp het zwaarste getroffen was. Daar vielen twee dodelijke slachtoffers. Verder was er grote materiële schade in de gehele regio. Huizen waren ondergelopen en beschadigd. De veestapel was ook hard geraakt: runderen, paarden, varkens en geiten verdronken in de golven. Veel mensen sloegen op de vlucht. Ze werden onder meer opgevangen in Utrecht, Tilburg en Vlijmen.

De hulpverlening kwam snel op gang. Overal werden er hulpcomités opgericht om geld en goederen in te zamelen voor de noodlijdenden. Soms kwam de hulp van ver. Zo kwamen er donaties binnen uit New York, Parijs en Chemnitz (Saksen). Ook de in 1861 opgerichte Algemeene Commissie ter Leniging van Rampen door Watersnood in Nederland, een soort voorloper van het Nationaal Rampenfonds, droeg haar steentje bij. Nauwgezet werd bijgehouden hoeveel schade iedere inwoner had geleden om de donaties zo eerlijk mogelijk te verdelen.

 

Een ‘Watersnoodfeest’

Zes weken na de ramp vond een wel heel bijzondere liefdadigheidsactiviteit plaats. Een Amsterdams burgercomité organiseerde op 18 februari 1881 ’s avonds een ‘Watersnood-feest’ in het Paleis voor Volksvlijt, waarvan de opbrengsten naar de slachtoffers gingen. Het idee was vermoedelijk afgekeken uit Parijs, waar burgers in 1880 een groot feest ten behoeve de slachtoffers van de overstroming in Spanje organiseerden. Tegen een hoog tarief konden bezoekers een kaartje kopen voor het Nederlandse watersnoodfeest. Eenmaal binnen konden ze zich tegoed doen aan allerlei luxe versnaperingen, muzikale optredens, kermisattracties, loterijen en verkopingen. Zo werden schilderijen en aquarellel te koop aangeboden van kunstenaars die hun werken voor het goede doel beschikbaar hadden gesteld. Het volledige programma was afgedrukt in een aparte brochure, Feestblad en Programma. Tal van bekende Nederlandse auteurs hadden hun medewerking verleend, onder wie Nicolaas Beets (1814-1903), J.J.L. ten Kate (1819-1889) en J.F. Hasebroek (1812-1896).

De datum van het feest viel mooi samen met de verjaardag van koning Willem III (1817-1890) op 19 februari. Om twaalf uur ’s nachts verzamelde iedereen zich rond het hoofdpodium voor een speciaal eerbetoon. Bijzonder was ook de compositie van een Watersnood-Wilhelmus, waarin de koning tot nationale waterheld werd verheven. In negen coupletten werd Willem III bejubeld als een krachtdadig bestuurder, die barmhartigheid in tijden van nood wist te tonen. Hij toonde bijvoorbeeld zijn medeleven toen in 1861 in Gelderland de dijken braken. Maar ook het Brabantse leed ging hem aan het hart:

"Niet doet mij meer erbarmen
In onsen wederspoet,
Dan dat men siet verarmen
Der braven landlui goet.
Dat u de watren crencken,
O, edel Brabant soet!
Als ick daer aen gedencke,
Mijn edel hert dat bloet."

De landelijke pers besteedde ook veel aandacht aan dit watersnood-feest, waardoor er ook extra aandacht voor de ramp in Brabant kwam.

Toch kon niet iedereen zich vinden in de combinatie van feest en ramp. De theoloog en staatsman Abraham Kuyper (1837-1920) merkte bijvoorbeeld fijntjes op dat het wellicht gepaster was te bidden dan feest te vieren. Vroeger was men gewend een biddag te organiseren, nu vierde men bij een dijkbreuk een heus “Watersnoodfeest”, aldus Kuyper. Een kritische journalist van De standaard (28 februari 1881) meende dat het feest “bezoedeling, een verontreiniging, een ontheiliging van het kleed der Barmhartigheid”. De avond was desalniettemin een succes. Er kwamen duizenden bezoeker op af en de opbrengst was minimaal 60.000 gulden.

Opbrengsten watersnoodfeest (Bron: De Tijd: godstienstig-staatkundig dagblad, 22-02-1881, Delpher Kranten)

De ruime opbrengsten van het Watersnood-feest, werden uitgebreid besproken in de pers. (Bron: De Tijd: godsdienstig-staatkundig dagblad, 22-02-1881, Delpher Kranten)

Fysiek en mentaal leed

Het hoofdstedelijke feestgedruis stond in schril contrast met wat de bewoners van de getroffen regio meemaakten. Velen hadden hun huis verloren, veestapels waren gehalveerd en voedselvoorraden verdwenen. Hun persoonlijke verhalen en ervaringen gaan nog altijd door merg en been. Neem het verhaal uit de Katholieke Illustratie van januari 1881 over een man die weigerde zijn woning te verlaten, omdat hij zijn koeien wilde redden. Hij had “vreselijk verwrongen gelaatstrekken” en een “woeste, dwalende blik”. Op de vraag of hij naar beneden wilde komen, antwoordde hij: “Ik heb drie dagen in de stal bij de koeien in het water doorgebracht; al die tijd heb ik ze de koppen boven water gehouden, maar in het eind zijn ze toch nog verdronken”. Hij vroeg de hulpverleners of ze wisten of zijn zus het had overleefd, maar kon niet meer op haar naam komen. Zelfs zijn eigen naam schoot hem niet meer te binnen. De arme man verklaarde dat hij gek was geworden door de hele toestand en trok zich terug uit het dakvenster. En hij was niet de enige bij wie de mentale klap zo hard aankwam, dat krankzinnigheid het gevolg was: “schrik en de doorgestane ellende hebben niet slechts tal van personen op het ziekbed geworpen, maar tevens van verschillenden de verstandelijke vermogens gekrenkt.”


Bronnen

Jensen, L., "Een onbekende variant van het Wilhelmus: het Watersnood-Wilhelmus uit 1881", in: Nieuw Letterkundig Magazijn (2019).

Jensen, L., "Zingen om het hoofd boven water te houden. Overstromingen en de Nederlandse liedcultuur", in: Tijdschrift voor waterstaatsgeschiedenis (jrg. 28, nr. 2, 2019), 78-91.

Meijs, B., De ramp van Nieuwkuijk 1880-1881 (Nieuwkuijk, 2014).