De hellegang van de zeven burgemeesters

CR0064 Fried Manders 10

Fried Manders, spelend als kind in de achtertuin, met zijn zusje Marianne. (Bron: z.j., privébezit familie Manders)

Alle rechten voorbehouden

Een windstille ochtend, dunne flarden ochtendnevel laag boven de hei. Het zou een stralende dag worden. Toch fietste burgemeester Fried Manders op 6 juli 1944 bezwaard over de Leenderhei. De Duitsers, wist hij, waren het ‘Brabantse burgemeestersverzet’ beu. Om 9 uur moest hij zich melden bij Beauftragte Heinrich Sellmer.

Burgemeester van Leende

Godefridus J.A. Manders (Princenhage, 1901) vecht in mei 1940 als kapitein in het Nederlandse leger. Na de capitulatie wordt hij gemeenteontvanger in Princenhage en in februari 1941 burgemeester van Leende. Geen erebaantje in oorlogstijd: steeds schipperen tussen plicht en geweten. Manders is een vaderlandslievende burgemeester. Hij staat zijn burgers bij tegen de terreur van de bezetter.  

In het voorjaar 1944 moet hij twintig arbeiders leveren voor de aanleg van verdedigingswerken op Walcheren. Manders legt de opdracht naast zich neer, net als de herhalingsop­roepen. De burgemeester van Leende komt daarmee afspraken na die in de burgemeesterskring Geldrop zijn gemaakt: niet meewerken aan Duitse verordeningen en bevelen die strijdig zijn met de Nederlandse belangen.  

CR0064 Fried Manders 12

Moeder met haar twee kinderen Fried (links) en Marianne. (Bron: z.j., privébezit familie Manders)

Alle rechten voorbehouden

Maatregelen van de Duitse bezetter

In mei 1944 krijgt Noord-Brabant een nieuwe Beauftragte, de in Drenthe beruchte SS’er Heinrich Sellmer. Als hoogste provinciale autoriteit moet hij het burgemeestersverzet ­breken. In juni laat hij razzia’s houden, waarbij hij behalve arbeiders ook enkele burgemeesters laat oppakken. Die zijn na korte tijd weer thuis. Op 6 juli moeten de burgemeesters weer bij Sellmer op het matje komen. Hen zal niets over­komen, zo is verteld, maar de burgemeesters zijn er niet ­gerust op. Een burgemeester duikt onder, een andere meldt zich ziek. Maar de meeste gaan. Eentje neemt voor de zekerheid handdoek, zeep en tandenborstel mee...  

Ze treffen elkaar in Vught, in Sellmers residentie Roucouleur: Harry van der Putt (Geldrop), Theo Serraris (Heeze), Wim Wijt­vliet (Bakel), Marcel Magnée de Horn (Bergeijk), Jan Smulders (Oost-, West- en Middelbeers), Henk Veeneman (Son en Breugel), Fried Manders (Leende) en nog enkele gemeentebestuurders. Ze worden een voor een verhoord door Sellmers ondergeschikten. De burgemeesters die expliciet verklaren dat ze géén werkvolk willen leveren, worden opgesloten in het privékantoor van Sellmer; de bestuurders die zich iets inschikkelijker - of handiger - opstellen, mogen vertrekken. 

Als Sellmer de onverzettelijke burgemeesters tegemoet treedt, zegt hij dat zij nu in plaats van hun ingezetenen zelf voor de Duitse Wehrmacht moeten werken. De burgemeesters ervaren onmiddellijk wat dat betekent. Ze worden samen opgesloten in een bedompte cel van de Sicherheitsdienst, beschuldigd van sabotage en bedreigd met de dood.

CR0064 Fried Manders 11

Fried Manders tijdens zijn installatie als burgemeester van Leende in 1941. (Bron: 1941, privébezit familie Manders)

Alle rechten voorbehouden

Een barbaarse hellegang

Dan gaat het naar bunker Scheveningen in Vught, waar ze hun spullen moeten inleveren en om het minste of geringste worden getrapt en geslagen. Volgende statie: de barakken in Kamp Vught, waar ze tot begin september worden onderworpen aan het ‘gewone’ vernederende en uitputtende kampregime. Dat tijdens dit verblijf twee van hun vrije collega’s – de burgemeesters Piet Smulders van Someren en Willem Wijnen van Asten – lafhartig worden vermoord, krijgen ze nooit te horen. 

Als begin september de geallieerde troepen ons land naderen, worden de Duitsers nerveus. Op 4 en 5 september wordt kamp Vught ontruimd en moeten 3.400 gevangenen naar kampen in Duitsland. Fried Manders – gevangenenummer 10279 – en de andere geïnterneerde burgemeesters komen, na een vier dagen durend transport in beestenwagens, terecht in kamp Sachsenhausen, noordelijk van Berlijn. Daar begint een barbaarse hellegang naar de donkerste krochten van Dante’s Inferno. Ze zullen eronder bezwijken, een voor een. Iedereen, behalve Fried Manders.

Hij hervond zijn vrijheid op 3 mei 1945. Fried Manders woog toen nog maar 60 pond. Hij wist dat de ontberingen geen drie dagen langer hadden mogen duren. Op zondag 24 juni sloot hij in Leende zijn vrouw Jo weer in de armen. Zij had hem tijdens zijn gevangenschap nog een zoontje geschonken: Friedje. Burgemeester Manders legde zijn belevenissen vast in een verpletterend document. "Niet met de bedoeling haat te kweken […] maar met de wens dat eenieder een afkeer krijgt van een regeerstelsel op dictatorialen grondslag."   

 

Bronnen

Burgers, J., Ze hebben ons in de steek gelaten, Son en Breugel, 2004.

Manders, G., “Kampbelevenissen van een Leendse burgemeester 1944-1945 (1)”, in: de Heemkronyk, tijdschrift van de heemkundekring De Heerlijkheid Heeze Leende zesgehuchten”, (jrg. 33, nr. 3, 1994), 85-104.

Manders, G., “Kampbelevenissen van een Leendse burgemeester 1944-1945 (2)”, in: de Heemkronyk, tijdschrift van de heemkundekring De Heerlijkheid Heeze Leende zesgehuchten”, (jrg. 33, nr. 4, 1994), 135-154.

Manders, G., “Kampbelevenissen van een Leendse burgemeester 1944-1945 (3)”, in: de Heemkronyk, tijdschrift van de heemkundekring De Heerlijkheid Heeze Leende zesgehuchten”, (jrg. 34,  nr. 1, 1995), 5-31.

Manders, G., “Kampbelevenissen van een Leendse burgemeester 1944-1945 (4)”, in: de Heemkronyk, tijdschrift van de heemkundekring De Heerlijkheid Heeze Leende zesgehuchten”, (jrg. 34, nr. 2, 1995), 59-85.