Nu het racismedebat en de acties verhevigen neemt de aandacht voor het slavernijverleden toe. Het onderzoek naar de slavenhandel in het gebied van de Caribische Zee en op de kust van Afrika speelt hierbij een belangrijke rol. Het archief van de Middelburgsche Commercie Compagnie (MCC) is voor dit onderzoek een bron van grote waarde waardoor de Unesco het tot werelderfgoed heeft bestempeld. Onderstaande tekst is grotendeels gebaseerd op informatie uit het archief.
Zeven slavenreizen
De schepen van de Middelburgsche Commercie Compagnie maakten, voor zover bekend, 114 driehoeks- of slavenreizen op een totaal van 296 reizen. Jan Menkenveld nam in de periode 1747 tot 1766, toen hij diende bij de MCC, als kapitein deel aan zeven slavenreizen. Tegenwoordig gaat men ervan uit dat er in totaal tussen de elf en twaalfenhalf miljoen tot slaafgemaakte Afrikanen naar de plantages in Amerika zijn gebracht. Hiervan werden circa 600.000 door Nederlanders verhandeld. De MCC verhandelde er ongeveer 31.000, waarvan de schepen onder commando van Jan Menkenveld er 2041 voor hun rekening namen.
Het sterftecijfer van de tot slaafgemaakten bij hem aan boord bedroeg gemiddeld 11,6%, wat niet veel lager is dan het gemiddelde van 12,3% bij de MCC. Op zijn vierde reis was dit echter 26,1%, doordat 77 van de 329 tot slaafgemaakten op de oversteek overleden. Waarschijnlijk was hier sprake van zelfdoding uit wanhoop over hun lot en omstandigheden.
Het lage sterftecijfer was in Menkenvelds voordeel want hij maakte, evenals de overige hoge officieren, naast zijn vaste soldij aanspraak op een percentage over de verkoopprijs van iedere tot slaafgemaakte (“slavengeld”) die hij levend in Suriname aan land wist te brengen. Daarbovenop ontving hij een percentage van de winst (“recognitie”) die over de gehele reis werd gemaakt.
De slavenschepen van de Compagnie hadden tijdens de driehoeksreizen gemiddeld een aantal van 36 bemanningsleden aan boord. Het sterftegetal onder de bemanning was 17,9%. De bemanning was aanzienlijk langer en onder betere omstandigheden aan boord tijdens de driehoeksreizen dan de tot slaafgemaakten in het slavenruim. Op de zeven reizen onder het commando van Jan Menkenveld was het sterftecijfer onder de bemanning slechts 7,3%.
Een man van gezag
In het tijdsbestek dat Jan Menkenveld deelnam aan de driehoeksvaart nam de belangstelling van rivaliserende Europese naties voor de slavenhandel aanzienlijk in omvang toe. De vraag naar tot slaafgemaakten overtrof in deze periode de aanvoer. Het was niet ongebruikelijk meer dan tien concurrerende schepen op de kust van Guinee, waar de tot slaafgemaakten werden aangekocht, aan te treffen. Behalve gedurende een stilte tijdens de Zevenjarige Oorlog (1756-1763), waarbij Frankrijk en Engeland elkaars grootste koloniale opponenten waren, lijkt deze competitie te hebben aangehouden.
Tijdens zijn derde reis met het fregat Philadelphia kreeg Menkenveld op 31 december 1757 bij Kaap Lahoe te maken met een zwaar bewapende vloot van zeven Franse kapers, die gecamoufleerd onder Britse vlag voeren. Hij werd gesommeerd onmiddellijk de kust te verlaten, wat hij weigerde, waarna hij nog vier dagen permissie wist te krijgen om het noodzakelijke drinkwater en brandhout in te nemen. Toen het fregat bij Fort Elmina ten anker lag wist hij een muiterij van de mannelijke tot slaafgemaakten te voorkomen. De achttien "aanstokers" onder hen werden 'gekastijd' maar niet gedood, hoewel volgens het geldende scheepsrecht op muiterij de doodstraf stond.
Kapitein Menkenveld was een man van gezag, daar liet hij geen misverstand over bestaan. Dat blijkt bijvoorbeeld uit een brief aan zijn reders, nadat hij in Suriname geschoffeerd was door een kapitein-luitenant in het gevolg van een chirurgijn die de tot slaafgemaakten aan boord van de snauw d’Eenigheid kwam visiteren. Hij schrijft “Ik ben souverain, heer en meester op mijn schip. Niemand, zelfs den gouverneur van Suriname heeft mij wat te seggen.”
Menkenveld kon ook genadeloos zijn. Niet alleen tegenover de tot slaafgemaakten aan boord, ook tegenover zijn bemanning. Toen een bootsman onbekwaam bleek en op diefstal van alcohol werd betrapt, liet hij hem op de kust van Guinee achter. Op het lakzegel van kapitein Menkenveld staat hij afgebeeld met zijn voet op de lepel van een anker, als teken van hoop en standvastigheid.
Sterfte op de kust en tijdens de oversteek
Het gemiddelde verblijf van een slavenschip van de MCC op de kust van Guinee bedroeg circa zes maanden, maar tussen het kortste en langste verblijf lag een groot verschil. Tijdens zijn eerste reis van totaal 524 dagen met het fregat Philadelphia had kapitein Menkenveld negen maanden nodig om 232 Afrikanen in te kopen. Hiervan overleden er acht tijdens het verblijf op de kust en negen tijdens de oversteek naar Suriname. Na een verblijf van 273 dagen op de kust zijn deze aantallen in verhouding gering als we de onmenselijke omstandigheden onderdeks aan boord in aanmerking nemen. Door oorlogen in het binnenland waarbij de karavaanroutes werden geblokkeerd, kon de aanvoer vanuit het binnenland soms compleet opdrogen. De meeste van de gevangen genomen Afrikanen werden met konvooien te voet en per sloep over lange afstanden vanuit het binnenland naar de kust gebracht. Veel tot slaafgemaakten overleefden door uitputting de zware tocht niet. Percentages van 50% worden door onderzoekers genoemd.
Als er in het binnenland een epidemie heerste, dan kwamen de tot slaafgemaakten veelal met een besmetting onder de leden aan boord. De slechte voeding en de onhygiënische situatie in de bewaarloods op de kust en onderdeks in het slavenruim waren dan een voedingsbodem voor een uitbraak van pokken en “roode loop” (dysenterie). Menkenveld kreeg hier ook mee te maken en was dan genoodzaakt om het voedsel voor de tot slaafgemaakten aan te vullen met bemanningsrantsoenen. Tijdens zijn vierde reis met de Philadelphia overleden er gedurende het verblijf van 199 dagen op de kust negen tot slaafgemaakten, maar na de oversteek van 79 dagen meldde de kapitein in een brief aan de Compagnie dat er op een ochtend na de vroege schaft 74 tot slaafgemaakten zonder ziek te zijn geweest dood op dek waren neergevallen. Omdat bij sectie geen doodsoorzaak werd gevonden, beschouwde Menkenveld het als een straffe Gods. Zelf was hij zwaar ziek geweest, evenals een matroos die overleed. Tijdens de vijfde reis met de Philadelphia sprongen er drie vrouwelijke tot slaafgemaakten uit wanhoop overboord en velen die klaar stonden om hen te volgen werden tegengehouden door de bemanning. De tot slaafgemaakten waren ongewis over hun bestemming. Onder hen bestond het idee dat ze zouden worden opgegeten.
Een vroegtijdig einde
De laatste reis van Jan Menkenveld was tevens zijn langste. Met het fregat Haast U Langsaam maakte hij een driehoeksreis van in totaal 592 dagen. Hij verbleef echter slechts drie maanden en elf dagen op de kust van Guinee om 273 Afrikanen in te kopen, waarvan er 23 op de kust en 16 tijdens de oversteek overleden. Van de bemanningsleden viel een jongen uit de bezaansmast overboord en verdronk. Zo’n ongeluk gebeurde op bijna iedere reis. In Paramaribo had Menkenveld veel tijd nodig om het schip zeewaardig te maken voor de terugtocht. Het bleek in zeer slechte conditie te zijn. Door de lengte van de reis hadden de paalwormen de buitenhuid van het schip op diverse plaatsen opgevreten, zodat de timmerman dubbelingen moest aanbrengen alvorens het schip zee kon kiezen. Kapitein Menkenveld had haast om de thuisreis te aanvaarden, het winterseizoen was op komst. Ook zijn eigen conditie was aangevreten. Gedurende de gehele reis klaagde hij in het scheepsjournaal over zijn slechte gezondheid, waardoor hij veelvuldig niet aan dek kon komen.
Na afmonstering in Middelburg op 12 maart 1766 was de loopbaan van Jan Menkenveld als kapitein en slavenhaler vroegtijdig ten einde. Bij thuiskomst van de reis werd hij door de Compagnie beschuldigd van contractbreuk, het achterhouden van gelden van de verkoop van tot slaafgemaakten, tabak en olifantstanden, eigen handel en slecht gedrag zowel aan boord als buitenboord. Een zaak die nog jaren aansleepte. Bij de Middelburgsche Commercie Compagnie kwam hij niet meer in aanmerking voor een nieuw commando over een slavenschip.
Herbergier in Bergen op Zoom
Waarschijnlijk probeerde Menkenveld eerst nog een aantal jaren in Middelburg in de handel zijn kost te verdienen, want eind november 1769 verkocht hij een pakhuis dat in Vlissingen aan de Lambrechtstraat is gelegen. De slavenhandel had hem geen windeieren gelegd, want het jaar daarvoor had hij in Bergen op Zoom op de Grote Markt nr. 2 voor 5.500 guldens (€ 127.000 nu) het logement en koffiehuis het Molentje met het naastgelegen pand de Vogelensang (op nr. 3) gekocht. Met de verkoper kwam hij overeen dat het biljart met de keuen, blakers en verdere toebehoren bij de koop was inbegrepen. Hij vestigde zich in Bergen op Zoom als herbergier. Dit viel hem blijkbaar zwaar, want na vijf jaar beklaagde hij zich per brief aan de MCC dat wanneer hij had willen stelen van de Compagnie hij niet gedwongen zou zijn een koffiehuis te runnen. Bovendien beschuldigde hij de Edele Heren van de Compagnie ervan dat ze hem financieel hadden benadeeld en hij nog zijn recognitie van 8% van de zuivere winst van de reis met de d’Eenigheid in 1762 tegoed zou hebben. Volgens de Edele Heren was de laatste reis met het fregat Haast U Langsaam door zijn malversaties echter verliesgevend geweest, waardoor hij geen aanspraak kon maken op een winstuitkering.
In december 1775 verkocht Jan Menkenveld zijn koffiehuis en verhuisde hij naar het kleinere pand Cuypers Barsie aan de Rijkebuurtstraat in Bergen op Zoom. Op 14 april 1784 overleed hij eenenzeventig jaar oud aan een borstziekte. Hij werd begraven in de Gertrudiskerk. Volgens zijn testament had hij betaald voor twee uur klokgelui.
Bronnen
Archief van de Middelburgsche Commercie Compagnie (MCC), 1720-1789, Zeeuws Archief, Toegangsnr. 20:
"Fregat Africase Galey: verhuurd aan de Admiraliteit, 21-04-1747 – 14-05-1748", inv.nr. 199; "naar de kust van Guinee, 1-8-1748 - 23-07-1749", inv.nr. 202.
"Fregat Philadelphia: naar de kust van Guinee, 29-06-1750 – 12-07-1752", inv.nr. 894, "1ste slavenreis Guinee-Suriname 18-11-1752 – 4-06-1754", inv.nrs. 896-902; "2de slavenreis Guinee-Suriname 21-09-1754 – 21-12-1755", inv.nrs. 903-909, "3de slavenreis Guinee-Suriname en Berbice 07-09-1756 – 12-11-1757", inv.nrs. 910-915; "4de slavenreis Guinee-Suriname 2-06-1758 – 10-09-1759", inv.nrs. 916-921; "5de slavenreis Guinee-Suriname 06-02-1760 – 08-07-1761", inv.nrs. 922-928.
"Snauw d’Eenigheid: 6de slavenreis Guinee-Berbice, Demerary en Essequibo, 1-10-1761 – 26-03-1763", inventarisnrs. 383-390.
"Fregat Haast U Langsaam: 7de slavenreis Guinee-Suriname 9-07-1764 – 12-03-1766", inv.nrs. 511-517.
Westbrabants Archief, Notaris Wilhelmus Lucas Faber, Minuutakten, 1772, arch.nr. boz - 0050, notariële archieven Bergen op Zoom, inv.nr. 0897, aktenr. 16; minuutakten, 1773, inv.nr. 0898, aktenr. 25; minuutakten, 1775, inv.nr. 0900, aktenr. 16.
Westbrabants Archief, Register van begraven en overluiden, 1777-1823, arch.nr. boz - 0031, doop-, trouw- en begraafboeken Bergen op Zoom, inv.nr. 63, blad 23
Menne Postma, J., The Dutch in the Atlantic Slave Trade 1600-1815, Cambridge, 1990.
Noot van de redactie: In deze tekst wordt de term "Afrikanen" gebruikt met als betekenis 'personen uit Afrika afkomstig’. Het was niet mogelijk om na te gaan waar de personen in kwestie vandaan kwamen, vandaar dat er gekozen is om de term hier te gebruiken.
De redactie is zich ervan bewust dat dit voorbijgaat aan de verschillende culturele identiteiten en etnische bevolkingsgroepen in Afrika. “Afrika” was én is niet homogeen. Lees voor meer informatie de bijdrage "Afrika is geen land" van Annette Schmidt in de publicatie Words Matter.