Het is 1 juli 1863. In Paramaribo wordt de ochtendstilte verstoord door 21 kanonschoten afkomstig uit Fort Zeelandia. Deze kanonschoten luidden het einde van de slavernij in de Westelijke koloniën van het Koninkrijk der Nederlanden in. Op straat viert de bevolking feest. Een slordige 7500 kilometer verderop in het plaatsje Ulvenhout ligt landgoed Hondsdonk. De vrouw des huizes - jonkvrouw Henrica Paulina van der Heim (1806-1884) - woont hier op dat moment samen met haar vijf minderjarige kinderen. Haar man, baron Willem François Emile van der Borch van Verwolde (1802-1849), is enkele jaren daarvoor overleden. Op het eerste gezicht lijken landgoed Hondsdonk en slavernij niets met elkaar te maken te hebben. Niets blijkt echter minder waar. Van der Heim en haar overleden man hadden namelijk aandelen in Surinaamse suikerplantages. Veel van de rijksmonumenten die vandaag de dag op het landgoed staan, zijn gebouwd in de periode dat het echtpaar het landgoed bewoonde. Deze gebouwen zijn deels gefinancierd met geld dat verdiend is in de slavernij.
Landgoed Hondsdonk en haar eigenaren
Landgoed Hondsdonk kwam in 1777 in het bezit van adellijke familie van der Borch. De eerste van der Borch die zich eigenaar van het landgoed mocht noemen was Lucas Baron van der Borch (1738-1820), destijds adjudant van stadhouder Willem V (1748 – 1806). Hij laat in 1795 het landhuis in empirestijl bouwen dat vandaag de dag nog staat. In 1836 wordt Willem François Emile van der Borch eigenaar, hij is getrouwd met jonkvrouw Henrica Paulina van der Heim. Op haar aandringen verhuist het stel in 1842 naar Brabant om te gaan wonen op landgoed Hondsdonk. In 1848 wordt Van der Borch kantonrechter van Ginneken. In de periode dat hij en zijn vrouw de scepter zwaaiden over Hondsdonk is het landgoed grotendeels gevormd tot wat het nu is, zo blijkt uit het goed bewaarde huisarchief. Het echtpaar ontwierp samen een nieuwe tuin voor het landgoed, geheel naar Engelse landschapsstijl die toentertijd in de mode was. Vooral de kunstzinnige Van der Heim heeft zich hierbij uitgeleefd. Naast de tuin ontwierp ze bijvoorbeeld ook de ornamentale boerderij tegenover het landhuis. Beide zijn vandaag de dag geregistreerd als rijksmonumenten. In 1849 stierf Van der Borch plots aan een onbekende ziekte. De aandelen in de plantage die hij bezat, liet hij na aan zijn kinderen.
Na de dood van haar echtgenoot ging Van der Heim verder met het verfraaien van het landgoed. Ze renoveerde het landhuis volledig en liet op het dak een klokkentoren plaatsen. Ook ging ze door met het planten van bossen op haar landgoed en gaf ze de opdracht voor het uitgraven van de slingerende vijver die achter het landhuis ligt. Tegenwoordig is het landgoed particulier bewoond en in bezit van de Belgische adellijke familie Prisse.
Aandelen in plantages
In oktober 2019 zette het Nationaal Archief alle slavenregisters online. Hierdoor werd het mogelijk om te onderzoeken welke Nederlandse families betrokken zijn geweest bij de slavenhandel. Uit het emancipatieregister van de nationale rekenkamer kwam naar voren dat Van der Heim aandelen had in de Surinaamse suikerplantage Tout Lui Faut. Haar man had aandelen in de suikerplantage ’t Yland. In het archief is terug te vinden dat Van der Heim na de emancipatie 383 gulden terugkreeg voor het verlies van haar slaven. In de tijd van de slavernij was het voor de Nederlandse elite heel normaal om aandelen te hebben in plantages. Vaak werden deze aandelen van generatie op generatie doorgegeven. Wanneer men een aandeel had in een plantage was diegene deels eigenaar. Van der Heim had 1/72e aandeel, dit houdt in dat ze dus 1/72e eigenaar was. Tout Lui Fout was een plantage met 88 slaven. Henrica Paulina van der Heim was dus officieel eigenaar van iets meer dan één tot slaafgemaakte.
Slavernij in Nederland
Nederlandse koopvaarders zijn vanaf eind zestiende eeuw betrokken geweest bij de trans-Atlantische slavenhandel. Omstreeks 1635 begon ook de West-Indische Compagnie (WIC) deel te nemen aan de slavenhandel. Hierdoor groeit Nederland uit tot een van de grootste slavenhandelaars ter wereld. Deze handel blijkt een lucratieve business, aangezien er veel arbeiders nodig zijn op de suiker, koffie, tabak-en katoenplantages in de koloniën. Tussen de zestiende en de negentiende eeuw worden zo’n 600.000 tot slaafgemaakte mensen vanuit Afrika vervoerd naar het Caraïbisch gebied. Na een helse tocht waarbij velen overlijden komen de slaven aan in Suriname of Curaçao, waar ze worden verkocht aan de hoogste bieder. Hun lot: vaak een leven lang zwaar fysiek werk verrichten onder slechte omstandigheden. Rond 1770 bestaat vijf procent van de Nederlandse economie uit slavernij gerelateerde activiteiten.
De slavernij wordt afgeschaft
Rond het einde van de achttiende eeuw komt de slavernij en de handel in tot slaafgemaakten onder druk te staan. Er wordt fors minder winst gemaakt op de plantages en verschillende opstanden van tot slaafgemaakten in West-Indië boezemen angst in bij de plantage-eigenaren. Daarnaast komt in Groot-Brittannië een enorme beweging op gang van mensen die tegen slavernij zijn. In 1814 tekent koning Willem I onder Britse druk een wet waarin staat dat het handelen in slaven verboden wordt. De trans-Atlantische slavenhandel is voorbij. Slavernij zelf blijft toegestaan. Pas in 1863 schaft Nederland als een van de laatste Europese landen de slavernij af. Tienduizenden tot slaafgemaakte mensen mogen zich vanaf dan vrij Nederlanders noemen. Vrij waren ze echter niet helemaal. De vrijgemaakten waren verplicht om tien jaar door te werken op de plantages, vaak voor een zeer schamel loon.
Compensatie
De vroegere eigenaren van de tot slaafmgemaakten kregen driehonderd gulden per vrijgemaakte. Dit geld was op zijn beurt weer afkomstig uit de winsten van plantages in Nederlands-Indië. Driehonderd gulden was destijds het jaarsalaris van een gemiddelde geschoolde Nederlander. Een van de redenen dat Nederland zo laat was met het afschaffen van de slavernij was het feit dat er eerst geld moest vrijkomen om de ‘gedupeerde’ slavenhouders te compenseren. Deze compensatie heeft er mede voor gezorgd dat mevrouw Van der Heim verder kon gaan met het uitbreiden van haar landgoed. Zo zijn onder andere de dienstwoning en een van de boerderijen op het landgoed gebouwd nadat Van der Heim haar compensatie had ontvangen. Beide van deze gebouwen zijn nu rijksmonumenten.
Via deze link vind je een tijdlijn van het Nederlandse slavernijverleden gemaakt door de auteur.
Bronnen
Nationaal archief te Den Haag: 2.02.09.08, Inventaris van het archief van de Algemene Rekenkamer 1814-1919: Comptabel Beheer