Toeristen in de negentiende eeuw

Brabant in de eerste reisgids

Markt in 's-Hertogenbosch

Witkamps reisgids bevatte praktische informatie, zoals over de marktdagen. De Franse tekenaar Maxime Lalanne was als kunstzinnige toerist op een marktdag in Den Bosch. (Schets: Maxime Lalanne, 1881, Erfgoed 's-Hertogenbosch)

In de jaren 1830 ontstond de moderne reisgids. De pioniers waren de Duitse Karl Baedeker (1801-1859) en de Engelse John Murray (1808-1892). Hun reisgidsen waren, in tegenstelling tot eerdere reisverslagen, zeer praktisch en handzaam voor toeristen. Ze bevatten informatie over routes, kosten, logementen, festiviteiten en bezienswaardigheden. In navolging van deze gidsen verschenen vanaf de jaren 1840 ook Nederlandse reisgidsen, ook over Nederland zelf. De eerste daarvan verscheen in 1847 van de hand van de Amsterdamse geograaf en cartograaf Pieter Harmen Witkamp (1816-1892). Wat schreef deze reisgids over Brabant?

Weliswaar was in 1821 reeds het ‘Algemeen reisboek door het Koningrijk der Nederlanden’ verschenen, maar deze gids was nog sterk geschiedkundig van aard. Voor de reiziger was dit boek niet praktisch, ondanks dat de auteur wel informatie over reistijden en logementen in zijn verhaal vermeldde. Ook waren er enkele uitvoerige beschrijvingen van het land verschenen, maar, zo schreef Witkamp, “het ontbrak niettemin nog altijd aan ene handboek voor reizigers, dat wegens vorm en inhoud tot gids op uitstappen door het Vaderland kon dienen.”

 

De Brabantse steden

Witkamp wijdde in zijn gids een schamele veertien pagina’s aan de provincie, maar hij slaagde er daarin wel in om de belangrijkste bezienswaardigheden te benoemen. Drie steden moest de reiziger absoluut bezoeken. Ten eerste was dat ’s-Hertogenbosch, waar men bovenal de Sint-Janskerk moest bezoeken. Alle overige kerken moesten daarvoor onderdoen, maar waren “niettemin bezienswaardig.” Andere hoogtepunten waren het stadhuis, het gouvernement, het gevangenhuis, de kristalslijperij en het kanon met de naam “Booze Griet”. Daarnaast kon de toerist een bezoek brengen aan het recentelijk opgerichte Provinciale Genootschap van Kunst en Wetenschappen.

De tweede bezienswaardige stad was Bergen op Zoom, met als hoogtepunten de Geertruidakerk, het raadhuis, het oude Markiezenhof en het Arsenaal. Breda was echter het hoogtepunt van Brabant, omdat het een van de beste vestingen van het land was. De Grote Kerk werd volgens Witkamp door weinige in Nederland overtroffen. Daarom beschrijft hij de kerk uitgebreid. Ook het zeldzame begijnhof en het kasteel mochten absoluut niet gemist worden. Daarnaast had Breda van alle plaatsen in Brabant de mooiste wandelingen te bieden, naar het Liesbos en het Mastbos via respectievelijk Princenhage en Ginneken.

Grote Kerk in Breda

De Grote Kerk in Breda gold als een van de toeristische hoogtepunten van Brabant. (Aquarel: Carel Jacobus Behr, 1832, Rijksmuseum)

Ook in de kleinere steden was het een en ander te bezichtigen. Heusden had een fraai stadhuis een bezienswaardig praalgraf in de kerk. In Oosterhout vond men de voortreffelijke St.-Janskerk, het klooster St.-Catharinadal en prachtige wandelingen op slot Strijen. Helmond was bezienswaardig om zijn kerk en zeer authentieke kasteel en hetzelfde gold voor Grave. In Tilburg kon men de bloeiende fabrieken bewonderen

 

Eigenaardigheden

Buitenlandse reisgidsen hielden het meestal bij een beschrijving van de (grote) steden. Witkamp had ook aandacht voor de bezienswaardigheden in kleinere dorpen. Vaak ging het daarbij om kerken, kastelen en kloosters, of om mooie landgoederen die geschikt waren om op te wandelen. Maar als een dorp ergens anders beroemd om was liet Witkamp dat niet onvermeld. Zo was de Langstraat bezienswaardig om haar schoenmakerijen en was Heeze beroemd omdat de oogarts J.L.A. Kremer (1798-1867) er schijnbaar wonderlijke genezingen verrichtte. Een bezoek aan Baarle was interessant vanwege de unieke grenssituatie.

Het stadhuis van Heusden in 1916. De toren werd in 1944 verwoest. (Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)

Het stadhuis van Heusden in 1916. De toren werd in 1944 verwoest. (Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)

Daarnaast kon de toerist getuige zijn van een zeer vreemd koopmannentaaltje in Budel. Witkamp gaf daarvan een voorbeeld: “Eenen olmste had twee knullens, waarvan de snipste tot zijnen olmste kwiste: olmste ligt mijne kwint; en den olmste ligte hem de kwint. Eenige deemen daarna, den snipste, hebbende alles bij den olmste geligt, spoorde na een vreemde pie, alwaar hij alle zijne poen en smets heeft verslent en opgepoeyt in loensigheid en tispelsporen met loense griezen.”

Opvallend genoeg gaf Witkamp van de voorgaande passage geen vertaling in het Nederlands, maar in het “plat Meijerijsch”: ““Een mensche ha twee jonges, waarof de jonkste tot zen vaojer zei: vaojer lang me men part; en de vaojer langde em zen part. Iënige doagen noaderhand gonk de klènste, hebben alles bij zen vaojer geligt, nao iën vremd laend, waor ie al zen geld en goed verslonst en opgemakt he in slechtigheid met koaije vrolie.” Die eigenheid van Brabant trok dus de aandacht van de toerist!

 

Praktische informatie

Naast informatie over de bezienswaardigheden in Brabant bevatte de reisgids van Witkamp praktische informatie. Zo leren we uit de gids dat in vrijwel alle Brabantse steden de weekmarkt op dinsdag plaatsvond, maar in Waalwijk op vrijdag en in Tilburg op zaterdag. Ook festiviteiten kregen aandacht. Terwijl tegenwoordig de Tilburgse Kermis beroemd is, verschafte Witkamp juist informatie over de kermissen van ’s-Hertogenbosch (vanaf 25 juli) en Breda (8 dagen, vanaf de zaterdag voor Pinksteren).

Prent met kermisattracties

Prent met 12 voorstellingen van kermisattracties, vervaardigd in Breda. (Prent: Anoniem, 1812-1853, Rijksmuseum)

Daarnaast gaf de reisgids de toerist tips voor goede logementen. Deze verblijfplaatsen, waar men ook kon dineren, waren door de auteur goed genoeg bevonden voor een prettig verblijf. Zo kon men in Den Bosch terecht in ‘Lion d’Or’, ‘Keizershof’ of ‘Hotel Chevalier’ en waren in Breda ‘Hotel de Flandre’, ‘Hotel de Kroon’ en ‘De Gouden Leeuw’ aan te bevelen. Veel van deze logementen kenden een eeuwenlange geschiedenis, maar de meeste zijn tegenwoordig gesloopt of doen niet meer als zodanig dienst.

Witkamps was met zijn reisgids een pionier in Nederland, maar kreeg zeer snel navolging. Hoewel de aandacht voor Brabant in het begin van de negentiende eeuw beperkt was, groeide die gedurende de eeuw aanzienlijk. Dat was grotendeels te danken aan de ontwikkeling van de infrastructuur in de provincie, met het spoorwegennet als belangrijkste aanjager. Tegenwoordig kan men reisgidsen voor enkel de provincie Noord-Brabant vinden. En vrijwel alles wat Witkamp al had benoemd, is daarin nog steeds terug te vinden.

 

Bronnen

Algemeen reisboek door het Koningrijk der Nederlanden; of nieuwe en volledige gids, door de XVII Nederlandsche provinciën, Amsterdam, 1821.

Ronnes, H. en B. van Toor, "Op bezoek bij de adel. De buitenplaats als ‘protomuseum’ vanaf de late zeventiende tot de late negentiende eeuw", Virtus 21 (2014), 87-110, pp. 97-99.

Witkamp, P.H., Gids voor reizigers door Nederland, Amsterdam, 1847.