De Sleutel tot Zeeland
Beide veldheren waren strategisch aan elkaar gewaagd. Spinola deelde in 1622 zijn leger in tweeën en stuurde het ene deel als afleidingsmanoeuvre naar het stadje Goch, in de buurt van Kleve (Duitsland). Maurits trapte in de val en ging met zijn troepen richting Goch. Spinola trok vervolgens ongehinderd met zijn leger Brabant binnen. Eerst werd Steenbergen ingenomen en tussen 18 en 20 juli 1622 begon hij het beleg van Bergen op Zoom. Door deze stad in te nemen wilde Spinola de toegang tot Zeeland en daarmee ook tot Holland bewerkstelligen. De stad werd niet voor niets de “Sleutel tot Zeeland” genoemd.
De garnizoensstad stond onder leiding van gouverneur Louis de la Kethulle (1565-1631), heer van Ryhoven. Omdat zijn manschappen sterk in de minderheid waren besloot hij om tevens de vier burgercompagnieën in te zetten. Deze bleken over niet al te veel discipline te beschikken en waren vaak in de kroeg te vinden. Al met al beschikte De la Kethulle over 8.000 man, Spinola daarentegen had maar liefst 20.000 man tot zijn beschikking.
Inundatie en artillerievuur
Net als in 1588 bij het beleg door Parma liet men te Bergen op Zoom de weidegronden van de Hooge en Lage Meren onderlopen, zodat het Spaanse leger de stad niet geheel kon omsingelen. Spinola kon hierdoor alleen de noord- en zuidzijde van de stad belegeren en hij zette dan ook twee legerkampen op. Op het plateau van de Hoge Noordgeest installeerde Spinola een deel van zijn troepen en het andere deel plaatste hij aan de zuidzijde van de stad onder leiding van Don Gonzales de Cordua.
De Spaanse troepen legden tussen beide kampen een omsingelingswal met versterkingen aan, een zogenaamde circumvallatielinie, zodat Bergen op Zoom over land niet meer te bereiken was. De haven bleef echter wel bereikbaar en dit was van levensbelang voor Bergen op Zoom. De vaarroute over het havenkanaal was echter niet zonder gevaar. De Spaanse artillerie beschoot zowel de schepen als de stad en er werd veel schade aangericht.
De belegerden zaten niet stil en beantwoordden het artillerievuur. Tevens werkte men verder aan het verstevigen van de vestingwerken. Vóór de belegering was men al begonnen met de bouw van hoornwerken, langgerekte vestingwerken, voorzien van twee bastions aan de uiteinden. Net als tijdens het beleg van Parma in 1588 deed men diverse uitvallen vanuit de stad op de vijandelijke stellingen. De verdedigers gingen nog een stap verder door buiten de stad twee kampen op te zetten tegenover die van Spinola en Cordua. Ten noorden van de stad zetten de belegerden een kamp op met een regiment Walen onder commando van Filips van Levin, heer van Famars. Dat aan de zuidzijde werd bemand door een regiment Schotten onder commando van sir Robert Henderson.
Ondermijnen en bombarderen
De Spanjaarden trachtten via de noordzijde de haven te bereiken. Door de hoornwerken hier te verbinden met een verdedigingswal, een zogenaamde linie, wisten de verdedigers dit te voorkomen. Ook aan de zuidzijde van de stad werd hevig gevochten. Henderson liet een linie met verdedigingswerken aanleggen op Kijk in de Pot, een verschanst kamp ten zuidwesten van de vestingmuur, en verbond deze met het buitenwerk bij de Bospoort.
Het heuvellandschap rond de stad was in het voordeel van de Spanjaarden. Vanaf deze heuvels kon men de stad ongehinderd beschieten. Er waren in deze periode veel betere kanonnen die verder konden schieten dan in de eerste fase van de Opstand. Door middel van ondermijning van de verdedigingswerken en bombardementen probeerde Spinola vergeefs de hoofdwal te veroveren. Hij verloor wel 9.000 man van zijn troepen.
Als hazen er vandoor
Eind september trok Maurits met zijn troepen naar Brabant. Op weg naar Bergen op Zoom heroverde hij eerst Steenbergen. Nu zijn leger zo geslonken was besloot Spinola om het gevecht met de sterke troepen van Maurits te vermijden en hij staakte het beleg van Bergen op Zoom. Hij had al veel manschappen in de strijd verloren en het moreel van zijn troepen was laag. Veel van zijn soldaten deserteerden. Tijdens het naderen van de Staatse troepen liet hij op 3 oktober de aftocht blazen. Een dag later kon Maurits de stad binnen trekken. In de stad werd uitbundig feest gevierd.
Het ontzet door Staatse bril
In de Republiek werd het ontzet van Bergen op Zoom gevierd met verschillende lofdichten en liederen. Hiervan is het geuzenlied ‘Merck toch hoe sterck’ van Adriaen Valerius (ca. 1575-1625) wel het bekendst. Het werd enkele jaren na het beleg gepubliceerd. Het lied wordt in Bergen op Zoom gekoesterd en beschouwd als het eigen volkslied.
Meer officieel, maar in klassiek Latijn was de zinspreuk “FAUSTO NUMINE BERGA VICTRIX” (Door de gunst van God is Bergen de overwinnaar) die op de beloonpenningen werd aangebracht, die men aan de legeraanvoerders en verdedigers van de vesting liet uitreiken. Gouverneur Louis de la Kethulle (1565-1631) kreeg als dank een zilveren ‘tazza’ (ondiepe drinkschaal), voorzien van het stadswapen met dezelfde spreuk en de datum van het ontzet, 3 oktober 1622.
Bronnen
Dit artikel is een bewerking van een tekst uit Yolande Kortlever, Bergen op Zoom. Een stadsgeschiedenis in vogelvlucht. Bergen op Zoom 2013, 70-72.