Zo vader zo zoon
Vader Arnold Fey had zich rond 1614 gevestigd te Oirschot als barbier-chirurgijn en werd in dat jaar benoemd tot barbier van het kapittel. Hij moest de kanunniken en suppoosten ook aderlaten en hen ten tijde van pest en andere ziekten verplegen. Het was de gewone combinatie van taken van de barbier-chirurgijns van die tijd.
Arnold Fey sr. heeft geen bijzondere naam gemaakt in zijn vak en de beroemdheid van zijn zoon is dan ook enkel te verklaren in het licht van de toenmalige medische school van Oirschot, temeer daar de zoon pas 15 jaar was toen vader stierf.
Medische school van Oirschot
De grondslag van deze medische school van Oirschot, een hoogwaardige chirurgijnsopleiding, was gelegd door Silvester I Lintermans uit Sint-Truiden, die zich rond 1555 in Oirschot gevestigd had en daar was getrouwd met Jenneke, natuurlijke dochter van kapitteldeken mr. Jacob van Geldrop. Zij kregen drie zoons, die allen in vaders voetsporen traden.
De oudste, Silvester II, werd stadschirurgijn van 's-Hertogenbosch, waar hij in 1612 weer werd opgevolgd door zijn zoon, Silvester III. De tweede zoon, Jacob, volgde zijn vader op in Oirschot en leidde zijn jongste broer Philip op, die zich als chirurgijn vestigde in Oisterwijk. Naast Philip zijn in de archieven nog vier chirurgijns speurbaar, die door Jacob zijn opgeleid, maar het zullen er vermoedelijk meer geweest zijn.
Opleiding
Jacob exploiteerde een soort particulier ziekenhuisje, waar hij ook kankeroperaties verrichtte. Bij zijn dood in 1611 was hij zo welgesteld, dat zijn zestienjarige zoon, Silvester IV, die zeer bekwaam was en van zijn vader reeds de fijne kneepjes van het chirurgijnsvak geleerd had, een universitaire medische opleiding kon gaan volgen en zich als medicus vestigde in Napels. Hier trouwde hij met Maria Magdalena Bonfanti, die veertien dagen na de geboorte van hun dochter stierf, waarop Silvester IV als ontgoochelde weduwnaar van 22 jaar naar de Nederlanden terugkeerde.
Van 1624 tot 1631 was hij chirurgijn van het Groot Ziekengasthuis in 's-Hertogenbosch. Op 1 januari 1632 contracteerde het dorpsbestuur van Oirschot hem als dorpsarts, waar hij bekwame chirurgijns aan zich wist te binden, die onder zijn supervisie het medisch handwerk uitvoerden. Na de dood van een van deze chirurgijns, Arnold Fey sr., zorgde Silvester Lintermans ervoor dat diens vijftienjarige zoon het chirurgijnsvak grondig leerde, beginnende met het maken van allerlei steuncorsetten en dergelijke.
Er is geen enkele aanwijzing, dat Arnold Fey jr. enige opleiding buiten Oirschot heeft gevolgd. Toch sloten zijn medische ingrepen volledig aan bij de toenmalige stand van de medische wetenschap van "medecyns" en "chirurgyns" met dien verstande, dat hij op uiteenlopende terreinen de allernieuwste ontwikkelingen met overleg en met vaardige hand durfde toepassen.
Religieuze faam
Het eerst en het meest is Fey bekend geworden door zijn operaties van borstkanker. Hij volgde hiermee de meer dan een halve eeuw oude traditie van de Oirschotse medische school. De faam die Fey jr. dienaangaande verwierf, hield mogelijk verband met de sectie die hij onder toezicht van Lintermans verrichtte op het lichaam van de als heilige beschouwde Oirschotse karmelietes moeder Maria Margaretha van Valckenisse.
De verklaring die Fey toevoegde aan het proces-verbaal van die sectie, namelijk dat de operaties die hij daarna met hetzelfde mes gedaan had succesvol verlopen waren, suggereerde een verband maar sprak dit niet met evenveel woorden uit. In de volksmond werd deze relatie natuurlijk wel gelegd, wat aanleiding was voor de Hollandtze Mercurius om daarover op denigrerende wijze te schrijven.
Uit niets blijkt, dat Fey later dit verband nog gelegd zou hebben, maar het gerucht zal zeker belangrijk hebben bijgedragen aan zijn roem. Er kwamen dan ook patiënten, onder wie verscheidenen met ongeneeslijke kwalen, uit verafgelegen plaatsen, zoals Aken, Wesel, Arnhem, Diest en Breda.
Ongeneeslijke kwalen
Uit deze tijd is een aantal "cautieverklaringen" voor Fey bewaard gebleven. Daaruit blijkt dat Fey in enkele gevallen in eerste instantie geweigerd had de operatie uit te voeren "vermits 't perickel van 't accident". Het is begrijpelijk, dat enkele patiënten desondanks hebben aangedrongen om de operatie toch uit te voeren. De patiënten waren even goed als de geneeskundigen op de hoogte van de ongeneeslijkheid van hun kwaal en drongen daarom aan op een ingreep, hoewel de kans op succes vrijwel nihil was.
Fey wilde echter niet opereren "voor ende aleer volcomen consent ende permissie te hebben van officier ende schepenen der voorschreven vryheyt alsmede consent van de paciënte". Schepenen gaven dit verlof slechts, nadat de patiënte ten overstaan van hen aan Fey gevraagd had "de incisure te willen doen", terwijl zij de volle verantwoordelijkheid voor de praktisch zekere mislukking op zich nam.
Zoals te verwachten was, blijken verschillende patiënten enkele dagen na deze ingreep overleden te zijn. Dit heeft echter geen afbreuk gedaan aan de roem van Fey, omdat hij zijn patiënten van te voren duidelijk gewaarschuwd had.
Fey's bekendste patiënte met borstkanker was Anna van Oostenrijk, achterkleindochter van keizer Karel V en moeder van koning Lodewijk XIV van Frankrijk. Toen Fey door koning Lodewijk XIV via de Staten-Generaal was ontboden en in 1665 aan het Franse hof verscheen, zal het ziekteproces in zo'n vergevorderd stadium zijn geweest, dat hij een operatie afraadde. Ofschoon Fey de koningin-moeder weinig hulp had kunnen bieden, werd hij benoemd tot ridder in de orde van Sint Michiel en vereerd met kostbare geschenken.
Corrigeren van lichaamsafwijkingen
Een andere medische ingreep die door Fey werd uitgevoerd, was de operatie van de hazelip. Deze behandeling vereiste een grote accuratesse en vingervlugheid. Ze was al eeuwenlang in China gepraktiseerd en in West-Europa in de zeventiende eeuw weliswaar bekend maar slechts door weinigen toegepast.
Zeer bekend is Fey ook geworden door zijn operatie van staar. Ook deze ingreep was al eeuwenlang bekend en veelvuldig door Griekse, Romeinse en Arabische artsen toegepast. Hiervoor was eveneens een vaste hand nodig en daarom kon deze operatie door weinigen worden uitgevoerd. Voor de toenmaals gebruikte operatiemethode was vereist dat de staar "rijp" was, waaraan door Fey resoluut de hand werd gehouden.
Het corrigeren van lichaamsafwijkingen door middel van steuncorsetten is door Fey altijd gepraktiseerd. Het meest is daarover bekend geworden door de bewaard gebleven correspondentie tussen Fey en raadpensionaris Johan de Witt, wiens drie dochtertjes in 1668 door Fey werden behandeld, omdat de Hollandse artsen geen raad wisten met hun rugafwijkingen.
Uit deze correspondentie kunnen we opmaken, dat er in de toegepaste steuncorsetten gradaties bestonden. Behalve het semilegendarische "harnas", waarin ijzeren platen verwerkt waren, bestond er blijkbaar een "styf ceurslyf" en een "licht banlu". Deze correctiemethode werd reeds in de zestiende eeuw in Frankrijk toegepast, maar weinigen werkten zo nauwkeurig, dat ze het succes van Fey bereikten.
Blijkens de beschrijvingen van De Witt's "klerk domestique", Jan Jacob Ferguson, moet deze behandelingsmethode in Oirschot zelfs het karakter gehad hebben van een druk bedrijf, waarin meerdere vakmensen werk vonden, van de kleermaker tot de smid, die de kunst verstond van "harnas en instrumenten te maecken voor de swacke, ontleede en kreupele kinderen".
Zijn tijd vooruit
Vermoedelijk paste Fey een kwikkuur toe ter behandeling van syfilis en gebruikte hij astringerend en antiseptisch leswater. Beide behandelingen waren in overeenstemming met de laatste ontwikkelingen in de toenmalige geneeskunde en medisch volledig verantwoord.
Op het terrein van urine-onderzoek, waar in de zeventiende eeuw juist een omwenteling gaande was, kan Fey zijn tijd zelfs iets vooruit geweest zijn. De bekende geneesheer Steven Blanckaert wist in zijn beschrijving van deze behandeling wel te vermelden, dat het onderzoek geschiedde door toevoeging van vitriool en dat Fey na de ontleding bepaalde berekeningen maakte, maar het fijne van de zaak ontging hem.
Alles overziende moeten we constateren, dat Fey uitermate deskundig was in het chirurgijnsvak van die tijd en daarnaast op de hoogte van de nieuwste universitair-medische ontwikkelingen. Een verklaring hiervoor is te vinden in de persoon van Silvester Lintermans, onder wiens supervisie Fey werkte.
Vertrek uit Oirschot
Het is nog altijd een raadsel, waarom Fey in 1672 bij de inval van de Fransen uit Oirschot vertrok, kort nadat zijn nieuwe huis, het latere Hof van Solms, was gereed gekomen. Zijn vertrek betekende een grote financiële terugslag voor Oirschot, waar velen een kostwinning hadden aan hulpwerkzaamheden voor Fey en aan de verzorging van talrijke goedbetalende gasten.
Mogelijk was Fey reeds in onderhandeling over de aankoop van de heerlijkheid Kranenburg in het Brandeburgse Land van Kleef, waar hij zich vestigde nadat hij in 1674 zijn nieuwe huis had verhuurd aan Johan Franciscus Grijp, heer van Valkesteyn. Van Oirschotse zijde werden pogingen ondernomen om hem te doen terugkeren en zelfs probeerde men te bewerkstelligen dat hij de Staatse helft van de heerlijkheid Oirschot zou kunnen kopen.
Fey heeft ook nog onderhandeld met de Staten van Holland over de aankoop van de heerlijkheid Hillegom en zijn vestiging aldaar, in welke correspondentie hij zichzelf betitelde als "medicinae doctor", hetgeen als een aanmatiging beschouwd werd, hoewel wij rekening moeten houden met de mogelijkheid, dat hij door de protectie van de keurvorst van Brandenburg ófwel in de gelegenheid gesteld is zonder het volgen van een studie het universitair examen af te leggen ófwel van een Duitse universiteit een eredoctoraat verkregen heeft.
Fey is in 1679 in Kranenburg als heer van die plaats gestorven en daar in de kerk begraven. Zijn grafsteen is na de oorlog naar de kerk van Oirschot overgebracht, waar deze een plaats kreeg in de kooromgang achter het hoogaltaar.
Bronnen
Haneveld, G., Mr. Arnoldus Fey, chirurgyn tot Oirschot, Amsterdam, 1977.
Lijten, J., 'De medische school van Oirschot', in: Campinia (jrg. 20, 1990), 156-173.
Dit artikel verscheen eerder in: J. van Oudheusden e.a. (red.), Brabantse biografieën. Levensbeschrijvingen van bekende en onbekende Noordbrabanders. Deel 4, Amsterdam/Meppel, 1996.