Thema

Grensgebied Brabant

De vrede van Münster maakte in 1648 een einde aan bijna een eeuw oorlog in het zuiden van de Nederlanden. Dit betekende echter niet dat er een einde kwam aan het geweld in Noord-Brabant.

Een nieuwe vijand in het zuiden

Met de Vrede van Münster werd het grootste deel van het huidige Noord-Brabant als Staats-Brabant een generaliteitsland van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Deze brachten het militair apparaat in Staats-Brabant sterk terug. Garnizoenen in vestingsteden werden tot een minimum verkleind en men zette het onderhoud van vestingwerken stop.

Tijdens de Tweede Engels-Nederlandse Oorlog (1665-1667) kwam de zwakte van de verdediging in Brabant aan het licht. De bisschop van Münster veroverde in 1666 zonder al te veel moeite Oudenbosch en het kasteel van Wouw, in zijn poging het westen van Brabant open te leggen voor een Engelse invasie. Nadat het echter mislukte om ook Bergen op Zoom en Willemsstad te veroverden trokken zijn troepen plunderend de Meierij in. Met hulp van Frankrijk konden Staatse troepen de rust in het gebied herstellen.

Enkele jaren later marcheerden Franse troepen echter met andere bedoelingen de Republiek binnen. Al in 1667 had de Franse koning Lodewijk XIV (1643-1715) zijn oog laten vallen op de Spaanse Nederlanden. De Staten-Generaal probeerden te voorkomen dat het machtige Frankrijk een directe zuiderbuur zou worden en sloten daarom een verbond met hun oude vijand Spanje.

Tijdens het rampjaar 1672 werd de Republiek echter niet vanuit het zuiden, maar vanuit het oosten aangevallen door Frankrijk en zijn bondgenoten. In Bergen op Zoom en ‘s-Hertogenbosch versterkte men de vestingwerken en in verschillende Brabantse steden liet men Spaanse hulptroepen binnen. Het zuiden van de Republiek werd doorkruist door plunderende en brandstichtende Franse legers.

Vooral Grave werd zwaar getroffen. De Fransen veroverden deze vestingstad in 1672. Pas twee jaar later slaagden de Staatse troepen erin Grave na zware beschietingen te heroveren. Deze herovering bracht enorme schade toe en het kasteel en de vestingwerken werden grotendeels verwoest.

De Zuiderwaterlinie

Continue botsingen met Frankrijk zetten de Republiek ertoe aan om de vestingbouwer Menno van Coehoorn (1641-1704) in 1697 opdracht te geven om een grensverdediging te ontwerpen. Hij stelde voor om van Sluis in Zeeuws-Vlaanderen tot het Brabantse Grave één aaneengesloten verdedigingslinie neer te leggen van forten en inundatiegebieden. Toen de Fransen de Spaanse Nederlanden in 1698 wederom bezetten, stelde de Republiek extra gelden ter beschikking om haast te maken met de bouw van deze Zuidelijke Waterlinie. Na een grote overwinning op de Fransen in 1704 besloot men echter om verdere kostbare bouwwerkzaamheden uit te stellen. Toen in 1713 de Vrede van Utrecht werd gesloten, werd de bouw van de linie geheel stilgelegd.

Beleg van Bergen op Zoom in 1747. (Bron: Rijksmuseum)

Het beleg van Bergen op Zoom in 1747. (Bron: Anoniem, 1747, Rijksmuseum)

Tijdens de Oostenrijkse successieoorlog (1740-1748) werd het werk van van Coehoorn toch door de Fransen op de proef gesteld. In 1747 toonde de moeizame belegering van Bergen op Zoom, het absolute toppunt van vestingbouw, de genialiteit van van Coehoorns ontwerp. Hoewel de Fransen hier uiteindelijk wonnen, kwam er wel snel een einde aan de oorlog. De Vrede van Aken van 1748 maakte daarna een einde aan bijna een eeuw van conflicten tussen de Republiek en het koninkrijk Frankrijk.

Patriotten in Brabant

Plundering Den Bosch Orangisten

Nadat de Orangisten 's-Hertogenbosch heroverd hadden, deserteerden veel soldaten en plunderden de huizen van patriotten. Loyale troepen wisten uiteindelijk de orde te herstellen. (Bron: Jacobus Buys, ca. 1800, Rijksmuseum)

Niet alleen buitenlanders zorgden voor strijd in de Republiek. Ook de eigen burgers konden voor grote problemen zorgen. Aan het einde van de achttiende eeuw verspreidden nieuwe ideeën over democratie zich door het land. Zij vonden weerklank onder de zogenaamde patriotten, die meer inspraak voor burgers en minder invloed voor de autocratische Oranjes eisten. Ook in Staats-Brabant kreeg deze beweging voet aan de grond. De achtergestelde positie van de Brabanders zorgde voor een vruchtbare bodem voor de wens tot verandering.

De democratische ideeën van de patriotten omvatten ook het geloof dat zij als burgers de staat dienden te verdedigen. Hiervoor werden door heel de Republiek exercitiegenootschappen opgericht, waar men oefende om met wapens om te gaan. Vooral het exercitiegenootschap van Heusden genoot veel invloed binnen de patriottenbeweging. De autoriteiten bekeken deze gewapende en bovendien kritische burgers echter met wantrouwen.

In 1786 grepen de patriotten op verschillende plaatsen de macht, waardoor stadhouder Willem V van Oranje (1748-1806) moest vluchten. Een jaar later wist hij de macht terug te krijgen met de hulp van zijn zwager, de Pruisische koning. Vooral ‘s-Hertogenbosch werd zwaar gestraft. Oranjegezinde troepen verjaagden het patriotse stadsbestuur en plunderden de stad. Veel patriotten, die in de Republiek niet meer veilig waren, vluchtten naar Frankrijk en stonden daar hun Franse broeders bij in de Franse Revolutie. Zeven jaar later zouden zij, gesteund door de jonge Franse Republiek, terugkeren om ook de Nederlanden om te vormen tot een 'democratische staat'.

Onrust en geweld

Boeren verzetten zich tegen plunderende soldaten, ca 1668. (Bron: Rijksmuseum)

Boeren verzetten zich tegen plunderende soldaten. (Bron: Abraham Dircksz. Santvoort, 1668, Rijksmuseum)

De boeren op het Brabantse platteland leden zwaar onder de vele conflicten in de zeventiende en achttiende eeuw. Niet alleen vijandelijke legers, maar ook gedeserteerde soldaten en grote roversbenden terroriseerden Staats-brabant.

Vijandelijke legertroepen, vooral Fransen, trokken in de zeventiende en achttiende eeuw regelmatig plunderend door het gebied. Door de dorpen en het platteland te plunderen ontregelden ze de economie en voedselvoorziening van steden, wat hen hielp bij de belegering van deze steden. Daarnaast zorgden de buitgemaakte goederen voor een betere moraal onder de soldaten.

Om plundering te voorkomen kon men ook contributie betalen. In ruil hiervoor lieten de soldaten een dorp of stad met rust. Een verbod van de Staten-Generaal op het betalen van deze contributie hield de meest plaatsen niet tegen, en maakte de misère zelfs erger. Bang voor plundering durfden zij de vijandelijke soldaten niets te weigeren, waarop zij ook nog een boete opgelegd kregen van Staatse kant.

Vagebonden en bandieten

Ook roversbendes en gedeserteerde soldaten maakten, gedreven door avontuur of armoede, het Brabantse platteland onveilig. Steden en grote dorpen lieten ze meestal links liggen, afgeschrikt door de garnizoenen die er gelegerd waren. Deze bandieten hadden het voorzien op bewoners van afgelegen boerderijen, herbergiers en reizigers, en gingen hierbij gewelddadig te werk.

Vooral ten tijde van oorlog hadden roversbenden en bandieten vrij spel. Omdat men druk bezig was met de gevechten tegen buitenlandse machten lieten zij de binnenlandse problemen vaak noodgedwongen ongemoeid. Zo kwam deze taak alleen te liggen bij de plaatselijke schout en de lokale bevolking. Groepen zoals de Zwartmakers, de Moskovieters en de Van Exaerde-bende kenden hun hoogtijdagen tijdens de oorlogen met Frankrijk.

Struikrovers overvallen reizende boeren. (Bron: Rijksmuseum)

Struikrovers overvallen reizende boeren. (Bron: Jan van Huchtenburg, 1657-1733, Rijksmuseum)

De autoriteiten keken vooral ook met argusogen naar rondtrekkende individuen en groepen. Sinti en Roma, door de autoriteiten ook wel “Heydens of Egyptenaars” genoemd, werden dan ook vaak hard aangepakt. Door de autoriteiten naar de marge van de samenleving geduwd, wendden sommige groepen zich ook daadwerkelijk tot de criminaliteit. Zo opereerde tussen 1720 en 1726 de bende van de Witte Veer vanuit de moerassen bij Loon op Zand.

In rustiger tijden riepen lokale autoriteiten voor de vervolging van criminele bendes soms de hulp van Staatse troepen in. Ook werden er grootschalige acties opgezet tegen individuele criminelen, de 'generale jachten'. Op 3 januari 1787 hield men in Staats-Brabant bijvoorbeeld een enorme jacht op dieven, landlopers en bedelaars, waarbij alleen al in de Meierij 1200 mensen betrokken waren. Het doel van zo’n jacht was het arresteren dan wel over de grenzen jagen van ongewenste elementen.

Aan de grenzen van de Republiek - en dus ook van de rechterlijke macht - kreeg Brabant in de zeventiende en achttiende eeuw keer op keer te maken met vijandelijke buren en ongure inwoners. Vanaf de negentiende eeuw zou Brabant zijn bufferfunctie langzaamaan verliezen. Toch werd het nog verschillende keren het toneel van geweld.

 

Bronnen

Egmond, F., Op het verkeerde pad. Georganiseerde misdaad in de Noordelijke Nederlanden 1650-1800, Amsterdam, 1994.

Prak, M., 's-Hertogenbosch. De geschiedenis van een Brabantse stad 1629-1990, Zwolle, 1997.

Van Gils, J., “Nijver en notabel Goirle. Van der Foelaert”, in: De Brabantse Leeuw (jrg. 42, nr. 1, 1993), 30-37.

Van Nimwegen, O., “Het beleg van Bergen op Zoom in 1747”, in: Militaire spectator (jrg. 166, nr. 9, 1997), 418-424.

Van Uytven, R. (red.), Geschiedenis van Brabant, van het hertogdom tot heden, Zwolle, 2004.

Draag bij aan Brabants erfgoed!

Wil je een verhaal delen? Vul hieronder je gegevens in, en geef kort aan wat je zou willen bijdragen. De redactie neemt dan contact met je op.