De Heilige Non van Oirschot

bannernon.jpg

De schoenen van Maria Margaretha. (Foto: Marc Bolsius, Erfgoed Brabant)

Alle rechten voorbehouden

Zeventiende-eeuwse kleding is van zichzelf al zeldzaam. Helemaal bijzonder is het als die ook nog rechtstreeks in verband kan worden gebracht met degene die haar gedragen heeft. Zoals in het klooster Bleijendaal van de zogenaamde ongeschoeide karmelietessen in Oirschot.

Hier worden in een museumpje op de zolder boven de kapel – naast andere relieken − kledingstukken bewaard van Maria Margaretha van Valckenisse (1605-1658), met de kloosternaam Maria Margaretha der Engelen. Ze is echter bekender als de Heilige Non van Oirschot. Haar levensverhaal is verbonden met de benarde positie van het katholieke geloof in Staats-Brabant in de zeventiende eeuw.

In 1644, ze was toen ongeveer veertig jaar oud, kwam deze dochter van welgestelde Antwerpenaren met enkele medezusters uit het Antwerpse klooster naar Oirschot om er een nieuw klooster te stichten. Eigenlijk kon dat niet omdat het protestantse gezag in de Meierij dat niet toestond. Maar de initiatiefnemer, de Oirschotse dorpsarts Silvester Lintermans, had niemand minder dan de stadhouder Frederik Hendrik (1584-1647) voor zijn plannen kunnen winnen. Opmerkelijk, want de nonnen hadden uitdrukkelijk de bedoeling om van hun klooster een spiritueel bolwerk van strijdbaar katholicisme te maken. Zuster Maria Margaretha zette daarin de toon door een leven te leiden van extreem vasten en lichamelijk lijden, om zodoende nader tot God te komen.

kledingnon.jpg

Spulletjes van Maria Margaretha. (Foto: Marc Bolsius, Erfgoed Brabant)

De mystieke gaven waarover zij beschikte bezorgden haar een reputatie van heiligheid. Na haar dood in 1658 groeide deze nog verder aan, toen bleek dat haar lichaam niet verging, maar na enige tijd een welriekende olieachtige vloeistof afscheidde. Die werd door de medezusters opgevangen op linnen doeken en in flesjes, om de Godslamp brandend te houden en om er zieken mee te genezen.

Met groeiende ergernis zagen de protestantse autoriteiten toe hoe het klooster uitgroeide tot bedevaartsoord. Toen zelfs de Franse koning Lodewijk XIV (1638-1715) bij de Staten-Generaal een verzoek deed om wat olie ter genezing van zijn zieke dochter, was voor hen de grens bereikt. Het lichaam van de Heilige Non, zoals ze inmiddels bekend stond, werd met grote militaire overmacht in beslag genomen en naar Den Bosch overgebracht. Daar verrichtte men sectie op het lichaam, uiteraard met de bedoeling om alle wonderverhalen als fabels te kunnen afdoen. Daarna lieten de schepenen de Oirschotse non herbegraven in de doopkapel van de toen protestantse Sint-Jan.

kledingnon2.jpg

Spulletjes van Maria Margaretha. (Foto: Marc Bolsius, Erfgoed Brabant)

Het betekende het einde van het Oirschotse klooster en van de bedevaarten. Maar de nagedachtenis aan de Heilige Non leefde voort en in 1931 vestigde zich opnieuw een gemeenschap van karmelietessen in het oude kloostergebouw van huis Bleijendaal. Zij vereenzelvigden zich met de vroegere overste en bevorderden op allerlei manieren haar verering. Op initiatief van seminaristen uit het Bossche Sint-Janscentrum en met instemming van toenmalige bisschop Antoon Hurkmans is begin 2013 de mogelijkheid onderzocht om in Rome een proces te beginnen om Maria Margaretha zalig te laten verklaren.

 

Bronnen

Van Oudheusden, J., Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014.

Van Uytven, R. (red.), Geschiedenis van Brabant, van het hertogdom tot heden, Zwolle, 2004.

Wingens, M., “Maria Margaretha van Valckenisse (1605-1658) mystica en stichteres van de Karmel van Oirschot” in: Brouwers, J. e.a., Brabantse biografieën 6, ‘s-Hertogenbosch, 2003, 148-153.

 

Dit artikel is een bewerking van een tekst uit J. Van Oudheusden, Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014, 163.