Cees van Boxel

Geboortedatum: | Sterfdatum:

Metselaar

Cees van Boxel

Cees van Boxel in het midden tijdens zijn zeventigjarig jubileum als lid van de Bouw- en Houtbond FNV, eerder de katholieke bouwvakarbeidersbond Sint Joseph. (foto: collectie familie Van Boxel)

Alle rechten voorbehouden

Geboren in Dussen op 4 juli 1902 en gestorven in Hank op 29 september 1999 maakte Cees van Boxel in Brabant bijna de volledige twintigste eeuw mee. Als metselaar bleef hij zijn leven lang bouwen, voor zichzelf maar vooral ook voor anderen.

Cees kwam uit een gezin van tien, een typisch metselaarsgezin : zijn vader en zijn vijf broers werkten allen als metselaar. Direct na de lagere school – iedere dag veertig minuten heen en weer lopen op klompen – werd Cees door zijn vader Adriaan van Boxel meegenomen naar papierfabriek Maasmonde te Keizersveer om hier het vak te leren. Samen met zijn vader werkte hij aan de villa die naast de fabriek kwam te staan, het karakteristieke torentje zou mede van Cees’ hand zijn. 

In Dussen werkten Cees en zijn vader onder meer aan een kapel die aan het kasteel van Dussen werd gebouwd. Als kind kende Cees de gravin van dit kasteel aangezien zij op gezette tijden met een ezelkarretje door Dussen reed en snoep uitdeelde aan de kinderen. Op het moment dat Cees met zijn vader aan de kapel werkten, werd het kasteel echter bewoond door de Karmelietessen van Moulins. Deze Franse zusters, die gesluierd door het leven gingen, trakteerden de werklui na afloop van de werkdag dikwijls op een kom jenever. Aangezien Cees hiervoor nog te jong was, moest hij zijn kom aan collega’s doorgeven. 

Tijdens zijn werkzaamheden ontdekte Cees ook een steen in een van de twee kasteeltorens met daarop de naam van zijn opa. Daaronder kraste hij zijn eigen naam in. Zo leefde de naam Cees van Boxel voort met het kasteel.


De rondreizende metselaar

Na het vak geleerd te hebben van zijn vader spreidde Cees zijn vleugels uit. Hij trouwde in 1925 met Marie van Tilborg (†1995), met wie hij negen kinderen kreeg, en verhuisde naar Hank. Omdat in dorpjes als Hank en Dussen nauwelijks werd gebouwd en hij negen monden moest voeden, reisde Cees heel het land door. Zo fietste hij in 1923 met zijn maten dagelijks vanuit Dussen naar Weesp. “We waren allemaal jong en het ging niet zachtjes”, vertelde Cees daar in 1993 over in het Nieuwsblad Land van Heusden en Altena. “We deden altijd wie er het eerste was, dat ging tegen elkaar op. Met m’n maat was ik altijd een half uur eerder op het werk dan de anderen.” 

Nadat Cees zijn fiets had ingewisseld voor een brommer ging het reizen door het land soepeler. Soms iets te soepel. Volgens een proces-verbaal van de rechtbank te Breda moest Cees in 1926 een boete van vijf gulden betalen, omdat hij als houder van een rijwiel - waarschijnlijk dus zijn brommer - het destijds geldende weggeld niet had betaald. Gezien het feit dat Cees in die tijd 40 cent per dag verdiende, moet de boete hem zwaar zijn gevallen.

Cees was een vakman die overal en nergens kwam. Hij werkte mee aan de Amercentrale in Geertruidenberg, de restauratie van de Sint-Jan in Den Bosch, Schiphol, het nieuwe Rai-gebouw, de pijlers van de Brieneroordbrug en de brug in Gorinchem. Voor die laatste maakte hij ook het kunstige mozaïek dat het brugwachtershuisje siert. Dit huisje leek begin 2019 verloren te gaan door de geplande verbreding van de A27, ware het niet dat zowel Rijkswaterstaat en de Erfgoedvereniging Heemschut het brugwachtershuisje wilden behouden door het te herplaatsen. Beide organisaties achtten het bouwwerk van Cees te waardevol om te slopen. 

Los van al deze projecten was Cees zelf het trotst op zijn huis dat hij in 1961 eigenhandig vanaf de grond af aan bouwde aan het Warmondplein in Hank. Het was in een tijd dat trapliften en andere moderne bouwapparatuur nog niet bestonden. “Ik was blij toen de schoorsteen erop stond”, aldus Cees, “want in m’n eentje droeg ik al die stenen op m’n schouder naar boven.” Dat het leven van een metselaar niet over rozen ging, bleek ook toen Cees vanaf 1938 een aantal jaren als onderhoudsmetselaars werkte op papierfabriek Maasmonde. Toen in de strenge winter van 1938-39 de Maas was dichtgevroren, moest Cees met een slee van golfplaten aan de overkant kolen ophalen om de fabriek draaiende te houden. 

Brugwachtershuis Merwedebrug

Het brugwachterhuis aan de Merwedebrug en waarvan Cees van Boxel het mozaïek heeft gemaakt. (foto: S.J. de Waard, 2012, Wikimedia Commons)

Kamp Vught

Met uitbreken van de Tweede Wereldoorlog braken ook voor Cees en zijn gezin moeilijke tijden aan. Was de Eerste Wereldoorlog voor hem als kind slechts een avontuur waarbij hij voor het eerst eendekkers over zijn hoofd zag vliegen, tijdens de daaropvolgende wereldoorlog was het voor Cees menens en werd hij aanvankelijk gelegerd in de inmiddels gesloopte Willemskazerne te Gorinchem. 

Zijn dochter Joke vertelde tijdens het gesprek met haar voor deze biografie dat met de komst van de Duitse bezetter Cees gevorderd werd om als metselaar te werken in concentratiekamp Vught. De bouw van dit kamp begon in 1942 en in januari 1943 arriveerden de eerste gevangenen. Cees was er getuige van hoe één van hen werd mishandeld met een knuppel na een mislukte vluchtpoging. 

Volgens dochter Joke was echter het meest hachelijke moment voor Cees toen hijzelf werd gesnapt. Toen Cees in het kamp werkte, werd hij op een bepaald moment benaderd door een Rotterdams gezin van wie de zoon gevangenzat. Ze vroegen hem of hij voedselpakketjes voor hun zoon naar binnen wilde smokkelen. Cees stemde toe. Iedere keer wanneer hij een voedselpakketje ontving, ging hij ermee naar de wc en liet het daar achter. Daarna gaf hij knipoog aan de zoon, die vervolgens naar dezelfde wc ging.

Dit ging een tijdlang goed, totdat Cees op een werkdag in Vught kampbewakers tegenkwam die een groep gevangenen lieten marcheren. “Mitkommen!”, riep een van de gewapende Duitsers tegen Cees. Hij moest meelopen met de gevangenen. Voor een moment dacht Cees dat hij zelf zou hangen. Ze lieten hem anderhalve kilometer marcheren, daarna mocht hij weg. De mars was pure intimidatie. 

De daaropvolgende zondag benaderde het Rotterdamse gezin Cees weer en zijn dochter Joke wist nog goed dat hij toen gezegd zou hebben: “Nee, ik durf het niet meer, want ik heb ook een huishouden”. Joke: “Hij vond het heel erg dat hij het nimmer kon, voor die mensen, want het was toch een geruststelling dat die zoon toch eens een keer iets kreeg. Maar ja, als zij hem pakten dan zaten wij ook zonder eten.”

Na afloop van de oorlog zochten de ouders Cees op en bedankten hem voor het helpen van hun zoon. De gruwelijke waarheid was dat de jongen de oorlog niet had overleefd. Hij was overleden in kamp Vught, waarschijnlijk door een gebrek aan voedsel en vooral het harde werken.

 

De vlucht naar Sleeuwijk

De oorlog nam een hele andere wending voor Cees en zijn gezin toen terugtrekkende Duitse troepen op 31 oktober 1944 de brug bij Keizersveer opbliezen. De ramen sprongen er toen uit bij huize Van Boxel in het nabijgelegen Hank. Daarna klopte een Duitse officier aan en sommeerde hij het gezin om per direct huis en haard te verlaten. Een nachtelijke en meerdaagse voettocht volgde, waarbij de evacués uit het getroffen oorlogsgebied sliepen in hooibalen. De Duitsers droegen hen op naar Gouda te marcheren, maar bekend met de verhalen van hongersnood aldaar besloot Cees om met zijn gezin naar Sleeuwijk te lopen.

Tot aan het eind van de oorlog woonden de Van Boxels in Sleeuwijk, in een huis vlakbij de haven. Wrang was dat zij hier als diepgelovige katholieken, Cees ging zijn leven lang iedere zondag naar de kerk, volgens Joke door een deel van het overwegend protestantse dorp met de nek werden aangekeken. Ze herinnerde het zich nog als de dag van gisteren dat er voedselpakketten werden uitgedeeld. “Mijn vader had zo’n karretje gemaakt van een ouwe kinderwagen, denk ik. Er zaten wieltjes onder. Dus wij daar naartoe, mijn zusjes en ik. Er waren protestantse vrouwen die de pakketten uitdeelden. Ze lieten ons gewoon zitten, want eerst 'onze geloofsgenoten'. Dat is toch erg hè?” 

Verwoeste brug bij Keizersveer

De door het Duitse leger verwoeste brug bij Keizersveer. (foto: RAF, 1944, Wikimedia Commons)

De Ramp

Na de oorlog pikte Cees de draad weer op en ging hij verder met wat hij het liefste deed: werken. Er was immers veel te herbouwen, alleen al in het de door de oorlog zwaar getroffen Land van Altena. Materiaal was echter schaars en daarbovenop kwam in 1953 nog eens de Watersnoodramp. Bij de Van Boxels in Hank sloegen die dag de golven door de ruiten naar binnen. De koeien van de nabijgelegen boerderijen in de Biesbosch dreven door de straten. Weer moesten de Van Boxels evacueren, ditmaal werden ze dik een jaar opgevangen in villa Pinksterbloem te Geertruidenberg.   

Terug in Hank bouwde Cees zijn huis zelf weer op, en knapte hij ook andere huizen op die door de ramp waren getroffen. Omdat dit zijn werk was, moest Cees er wel geld voor vragen. Hoe lastig dit soms ook voor hem moet zijn geweest, aangezien Cees vaak vriendendiensten verrichtte. Tegelijkertijd had hij negen kinderen om te voeden, terwijl door het water alles weg was.

 

Liefhebber van politiek

Cees van Boxel was bepaald geen verzuilde katholiek aangezien hij een fervent aanhanger was van Den Uyl. Hij volgde de politieke debatten op tv en was er als de kippen bij als er in Hank werd gestemd. “Dan stond hij mij bij de poort van het stemlokaal op te wachten”, aldus dochter Joke, “en vroeg hij direct: ‘En, je hebt toch wel op Den Uyl gestemd hè?’ Dan durfde je niet te zeggen dat je wat anders gestemd had.”

Cees’ vader Adriaan was medeoprichter en eerste voorzitter van de in 1918 opgerichte Hankse afdeling van de katholieke bouwvakarbeidersbond Sint Joseph, die inmiddels is opgegaan in de Bouw- en Houtbond FNV. Zestien jaar was Cees toen hij aspirant-lid werd van de Bond. Zijn leven lang zou hij lid blijven. Uit handen van een van de hoofdbondsbestuurders van de FNV ontving Cees in 1993 een tegel ter viering van zijn 75-jarig lidmaatschap. Tijdens het eerdere 70-jarige jubileum zei Cees het volgende over zijn lidmaatschap: “Het is jammer dat niet alle werknemers georganiseerd zijn. De mensen beseffen zeker niet dat er al jaren en jaren en nu nog strijd geleverd wordt voor gerechtigheid. Veel is er door toedoen van de vakbonden verbeterd, dat moeten toch ook de ongeorganiseerden beseffen.”  

Villa Pinksterbloem in Geertruidenberg

Nadat hun huis getroffen was tijdens de Watersnoodramp vonden Cees van Boxel en zijn gezin onderdak in villa Pinksterbloem te Geertruidenberg. (foto: Otter, 2011, Wikimedia Commons)

Die oude man

Cees was een man die slecht niets kon doen, dus na zijn pensioen bleef hij doen wat hij het liefste deed: werken. Dochter Joke kende een anekdote die dit het beste illustreert: “Mijn dochter en haar man hadden een grote tuin en een stuk daarvan hield Cees bij. Dan stond hij ’s ochtends al heel vroeg op om in de tuin te werken. Vervolgens fietste hij voorbij Staat, een oudere man die alleen woonde, en die zei dat zijn schoorsteen lekte. Dan kroop Cees gewoon op het dak en zei hij als thuiskwam: ‘Ja, ik heb dat maar even gemaakt voor die oude man.’ Maar zelf was ie nog veel ouder!”  

Na een ziekbed van slechts vijf dagen - Cees was nooit ziek – en waarbij hij de wijkzuster nog wist te vertellen dat hij met haar oom had samengewerkt, overleed Cees op 29 september 1999 op 97-jarige leeftijd. Tegen het Vaticaanse advies in, zelfs postuum bleef Cees eigenzinnig, liet hij zich als katholiek cremeren en werd zijn as uitgestrooid bij het graf van zijn dochter Evelien in Utrecht. Zij was jong gestorven aan de gevolgen van multiple sclerose (MS), nadat zij haar leven lang was verzorgd door haar ouders. 


Bronnen

Dit artikel kwam tot stand op basis van een gesprek met dochter Joke van der Pluijm-Van Boxel en kleindochter Yvonne Schipperen op 29 mei 2019.

Stichting Archief*Kring Hank, Hank van 1900 tot 2000, Hank, 1999.

"Geschiedenis Papierfabriek Keizersveer", lezing Ton Lensvelt, Hank, 20 oktober 2006.

Schoorl, H., "Cees van Boxel 75 jaar lid FNV Hank: ‘Wie over vakantie sprak was echt een boosdoener'", Nieuwsblad Land van Heusden en Altena, 1993 (jaargang 112, nr. 17). 

"Cees van Boxel 70 jaar lid van de vakorganisatie", Nieuws- en advertentieblad De Langstraat, 23 januari 1986.

Brabants Historisch Informatie Centrum, toegangsnummer 23, Rechtbank in Breda, 1838 - 1930, inv.nr. 701.