Donjon te Dussen
Al in de eerste helft van de veertiende eeuw was er sprake van een donjon te Dusse, gebouwd in opdracht van Jan III van der Dussen (heer van ca. 1330-1340) om het gebied te kunnen beschermen tegen invallen vanuit Holland. In 1387 wordt door de graaf van Holland, Albrecht van Beieren (1336-1404), toestemming verleend om de toren te transformeren tot een echt kasteel, dat bestond uit een vierkante waterburcht, met een ingang die door twee halfronde torens werd geflankeerd.
De Sint-Elisabethsvloed
Van het oudste kasteel van Dussen, dat uit de jaren na 1387 dateert, zijn weinig zichtbare resten bewaard. Dat komt door de Sint-Elisabethsvloed van 1421 die het kasteel veel schade toebracht. Het gebied eromheen stond lange tijd onder water en werd pas vijftig jaar later weer ingepolderd. In 1470 kon men de herbouw van het kasteel ter hand nemen. Voordat men daaraan begon, werd het zwaar beschadigde muurwerk van vóór 1421 tot op de drie meter dikke keldermuren afgebroken. Alleen van de torens aan de ingangszijde heeft men wat meer van de muren laten staan. Vervolgens werden geheel nieuwe, één verdieping hoge, vleugels opgetrokken rond een open binnenplaats.
Strategische ligging
Door de strategische ligging in het grensgebied tussen Holland en Brabant liep het kasteel in de Tachtigjarige Oorlog zware klappen op. Omstreeks 1610 was dan ook opnieuw een ingrijpende renovatie noodzakelijk. Daarbij werden de bestaande vleugels uit 1470 met een verdieping verhoogd. Op het binnenplein zelf werd een elegante galerij gebouwd in renaissance-stijl, met zuilen met Toscaanse kapitelen. Waarschijnlijk heeft men in deze tijd ook de toren links van de ingang verhoogd. De rechtertoren verkeerde rond 1650 althans volgens oude tekeningen nog in zeer vervallen staat.
In 1672 werd het kasteel door de Franse troepen geplunderd, maar het is onbekend of het gebouw tijdens deze plundering schade heeft opgelopen. Tussen 1682 en 1714 vonden opnieuw bouwwerkzaamheden plaats. Daarbij werd de korte westelijke vleugel doorgetrokken zodat het binnenplein voortaan door drie woonvleugels werd omgeven. De torens aan de ingang werden verhoogd en ook kwam er een vierkante toren boven de poort.
Moderne geschiedenis
Het kasteel wisselde in de daaropvolgende periode door verkoop en huwelijken regelmatig van eigenaar. De laatste bewoonster was Rolina Suringar. Zij liet zich 's nachts bewaken door zes mannen uit het dorp. Geïnspireerd door dit gegeven publiceerde Anton Coolen in 1953 de roman De vrouw met de zes slapers.
Na de dood van Suringar kocht de gemeente Dussen het kasteel in 1935. Gedurende de Tweede Wereldoorlog liep het kasteel grote schade op door beschietingen. Bij de restauratie van het kasteel heeft men het gebouw geprobeerd terug te brengen naar de toestand van vóór de oorlog. Alleen de vierkante toren boven de poort is niet meer hersteld. Na het herstel werd het kasteel in gebruik genomen als gemeentehuis van de gemeente Dussen, totdat een fusie met de gemeente Werkendam een einde maakte aan haar onafhankelijkheid. Sinds 2003 werd het kasteel in erfpacht uitgegeven en na het verlopen van de termijn in 2013 is het in volle eigendom verkregen door Monumenten Fonds Brabant.
Bronnen
Los, A., en Roodbeen, C., “Er was eens ...” Een kasteelsprookje, Almkerk, 2016.
Ros-de Korte, G., Het kasteel te Dussen, Muiderberg, 1974.
Stichting Vrienden Kasteel Dussen, “Geschiedenis Kasteel Dussen” (stand op 24 mei 2018).
Dit artikel is een bewerking van een tekst van M. Schlingmann, zoals eerder gepubliceerd op www.brabantserfgoed.nl