Onderwijs
De moeder van Moleschott was overtuigd katholiek, wat botste met de humanistische levensfilosofie van zijn vader. Die was namelijk van mening dat de rol van het geloof in de opvoeding en het onderwijs zo klein mogelijk moest zijn. In plaats daarvan moest kinderen juist een moreel kompas bijgebracht worden. Moleschott leek deze lessen van zijn vader later nog duidelijk met zich mee te dragen. Dankzij de bibliotheek van zijn vader kwam Moleschott bovendien al vroeg in aanraking met literatuur en filosofie.
Eigenlijk zou Moleschott na de basisschool naar Utrecht gaan voor middelbaar onderwijs. Het gastgezin dat hem daar op zou vangen had echter ook een aantal protestantse leerlingen in huis en durfde daarom niet ook de katholieke Moleschott in huis te nemen. In plaats van naar Utrecht ging hij richting Kleef, Duitsland, om daar onderwijs te volgen aan het humanistisch gymnasium.
In Duitsland maakte hij kennis met het werk van schrijvers zoals Johann Goethe (1749-1832), Gotthold Ephraim Lessing (1729-1781) en William Shakespeare (1564-1616). Een van zijn onderwijzers was Moritz Fleischer (1809-1876). Moleschott ontdekte dankzij hem de wijsbegeerte. Hierin werd hij een aanhanger van het idealisme van Georg Wilhelm Friedrich Hegel (1770-1831). Die was van mening dat de natuur en de menselijke geest niet los van elkaar bestaan, maar geïntegreerd zijn. Voor Moleschott betekende dit dat wetenschap en filosofie niet zonder elkaar kunnen.
Aan het einde van zijn schooltijd nam Moleschott definitief afscheid van het geloof. Hij ging naar Heidelberg in Duitsland. In 1842 startte hij daar aan een universitaire opleiding geneeskunde. De opleiding was zwaar en er was weinig mogelijkheid tot het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek, wat Moleschott ten zeerste betreurde. Het gebrek aan praktijk in de opleiding kon hij goedmaken door in de vakanties met zijn vader mee te gaan op huisbezoeken.
Strauss
In Heidelberg kwam Moleschott in contact met Jacobus David Strauss (1808-1874) en Friedrich Bischer (1807-1887). Beide waren atheïst en net als Moleschott aanhangers van Hegel. Uit een ontmoeting in Württemberg vloeide een samenwerking. Moleschott mocht Strauss’ boek Friedliche Blätter (1839) en Bischers Doktor Strauss und die Württemberger (1838) vertalen naar het Nederlands. De vertaling kwam er, maar de publicatie helaas niet. Strauss’ visie werd te atheïstisch gevonden, waardoor zijn boeken in Nederland op een zwarte lijst kwamen.
Promotie
In 1844, het laatste jaar van zijn studie, zag Moleschott de kans om deel te nemen aan een prijsvraag van Het Teyler Genootschap. Het Genootschap was op zoek naar een kritische reactie op het werk over het voedingsproces van planten van de Duitse chemicus Justus von Liebig (1803-1873). Moleschott schreef zich in. Zijn stuk won de wedstrijd en hij ontving 400 gulden.
De 400 gulden kwamen goed van pas toen hij voor zijn promotie onderzoek wilde doen naar de structuur van de longen. Het geld gebruikte hij voor de aanschaf van laboratoriummaterialen. Begin 1845 promoveerde hij aan de Universiteit Utrecht op dit onderwerp met zijn proefschrift: De Malpighianis pulmonum vesiculis. Dissertatio anatomico-physiologica. Na zijn studietijd keerde hij terug naar ‘s-Hertogenbosch, zijn geboortegrond.
Nederland
In Nederland zette hij in Utrecht een kleinschalige praktijk op. Naast zijn dokterspraktijk was Moleschott actief als laboratoriummedewerker bij chemicus Gerrit Jan Mulder (1809-1880) en hield hij zich bezig met sociaal-wetenschappelijk onderzoek. Hij was ervan overtuigd dat er een verband was tussen het dieet van mensen en hun geestelijke staat. De Industriële Revolutie had voor een grote, sterk verarmde, onderlaag in de Nederlandse bevolking gezorgd. Deze mensen leden honger en zaten in allerlei sociale ellende Volgens Moleschott berustten zij in hun lot, mede door hun dieet. Om deze reden wilde hij onderzoeken of een beter, afwisselender, dieet deze onderlaag zou doen ‘opstaan’.
Tijdens zijn verblijf in Nederland veranderde Moleschott van gedachte over de centrale rol van God. Zijn oude leermeester Fleischer raadde hem het werk van de Duitse materialistische filosoof en antropoloog Ludwig Feuerbach (1804-1872) aan. Onder invloed van zijn werk schaarde Moleschott zich bij de materialisten. Zij herleidden alle werkelijkheid, ook emoties en geestelijke processen, tot materie. Zo was de ziel niets meer dan het resultaat van natuurkundige processen in het brein en was bijvoorbeeld de filosofie dus onlosmakelijk verbonden met de geneeskunde, scheikunde en natuurkunde.
Terug naar zijn geliefde Heidelberg
Na zijn korte periode in Nederland, streek Moleschott in 1847 neer in Heidelberg. Hij werd daar docent aan de universiteit en ging zich richten op de fysiologische chemie. Het leven in Nederland had hem steeds meer benauwd. Zo hekelde hij het nepotisme bij universiteitsbenoemingen. Hij verbrandde in 1848 de bruggen achter zich toen hij in een artikel naar aanleiding van de revoluties van 1848 schreef dat Nederland zich het best aan kon sluiten bij de Duitse Bond. Pas in 1883 zou hij deze uitspraak terugnemen.
In Heidelberg verdiende hij zijn geld met schrijven, vertalen en als arts. Friedrich Tiedemann (1781-1861) vroeg hem in deze periode om een nieuwe uitgave van Physiologie des Menschen III (1836) te ontwikkelen. In 1850 werd het boek gepubliceerd, onder de naam Physiologie der Nahrungsmittel. Moleschott schreef tevens een boek over voeding voor een groot publiek: Lehre der Nahrungsmittel. Für das Volk (1850).
Beide boeken zijn doordrenkt van de materialistische filosofie. Volgens Moleschott was de materie (voeding) bepalend voor hoe de mens zich zou ontwikkelen. Daarnaast verbond hij voeding met menselijk gedrag. Als je het gedrag van mensen wilde verbeteren, diende je ze daarvoor allereerst beter te voeden, voordat bijvoorbeeld onderwijs effect kon hebben. Voeding kon zo, in de ogen van Moleschott, sociale ongelijkheid opheffen. Beide boeken, en daarmee de theorie die erin beschreven werd, werden in korte tijd erg populair.
In Duitsland trouwde Moleschott op 14 maart 1849 met Sophie Strecker (1829-1891). Sophie steunde hem in vele opzichten, onder andere financieel toen Jacobus een eigen laboratorium opzette. Mede dankzij dit eigen laboratorium trok Moleschott steeds meer leerlingen.
In wat zijn laatste jaren in Heidelberg zouden blijken te zijn schreef Moleschott Der Kreislauf des Lebens. Physiologische Antworten auf Liebig’s Chemische Briefe (1852). In het boek ageerde hij tegen de stellingen van Von Liebig dat er zoiets bestaat als een menselijke ziel en een ‘levenskracht’. Hier plaatste hij zijn eigen materialistische en atheïstische filosofie tegenover. Bovendien sprak hij zich in het werk uit voor crematie, wat in conservatieve kringen slecht viel.
“Die verbranding zou de lucht verrijken met koolzuur en ammoniak, terwijl de asch, waarin de organen voor nieuwe granen, dieren en menschen vervat zijn, onze heidevelden in vruchtbare velden zou doen veranderen” (Moleschott, 1895, p 156).
Van conflict naar hoogleraarschap
Moleschotts extreme ideeën waarin God geen centrale rol meer heeft, vielen niet in de smaak bij de overheid van het groothertogdom Baden. Daarop besloot het bestuur van de universiteit Moleschott op zijn gedrag aan te spreken en dreigden ze hem zijn bevoegdheid om te doceren te ontnemen. Hierop legde hij zelf zijn functie bij de universiteit neer. Zijn laboratorium stelde hij open voor geïnteresseerden, maar dit koste meer dan het opbracht.
Moleschott had geen inkomsten meer en besloot daarom terug te gaan naar Nederland. Op de valreep werd hem een hoogleraarschap aan de Universiteit van Zürich aangeboden. Hij pakte zijn biezen en vertrok met zijn gezin naar Zwitserland.
In 1861 bood de Universiteit van Turijn hem een hoogleraarschap aan in de fysiologie. In Turijn beoefende hij ook actief het artsenberoep. Maar het bleef niet bij alleen een hoogleraarschap in Turijn, de hoofdstad van het koninkrijk van Piëmont-Sardinië. Ook aan de universiteit van Rome kon Moleschott hoogleraar worden. Vanaf 1879 mocht hij zich dan ook hoogleraar in de fysiologie aan de Universiteit Sapienza Rome noemen.
Moleschotts verhuizing naar het katholieke Italië lijkt recht tegenover zijn atheïstische levensopvatting te staan. Dit is niet helemaal het geval. Italië zat midden in het proces van ‘nationale eenwording’: alle losse staten werden vanaf 1860 langzaam samengebracht onder Koning Victor Emmanuel II van Piëmont-Sardinië (en vanaf 1861 van Italië). In deze periode was Victor Emmanuel II er veel aan gelegen de invloed van het katholicisme te verminderen, Rome en de pauselijke staten bleven namelijk tot 1870 onafhankelijk. Een vooraanstaande atheïstische denker als Moleschott kon daarbij natuurlijk helpen.
Politiek
Gedurende de jaren zeventig en tachtig van de negentiende eeuw werd Moleschott tevens actief in de politiek. Al in 1866 had hij de Italiaanse nationaliteit aangenomen. Victor Emmanuel II benoemde hem in 1876 tot senator. In deze rol had hij een groot aandeel in het vormgeven van de Italiaanse wetgeving op het gebied van de volksgezondheid. Een belangrijk punt hierbinnen was het begrip ‘hygiëne’. Moleschott pleitte voor een goede hygiëne waardoor ziektes beperkt en bestreden konden worden. Binnen de politiek voerde hij vaak antiklerikale facties aan.
De invloed van Moleschott was groot in Italië. Hij kreeg zelfs voor elkaar dat er een standbeeld van Giordano Bruno (1548-1600) kwam op het Campo dei Fiori in Rome. Giordano Bruno was onder andere atheïst en kosmoloog. Zijn ideeën waren te radicaal voor zijn tijd, waardoor hij aan het begin van de zeventiende eeuw op de brandstapel belandde. Naast zijn politieke activiteiten bleef Moleschott actief als wetenschapper en arts.
Verlies en laatste levensjaren
Tussen 1867 en 1884 verloren Moleschott en zijn vrouw drie kinderen. Deze heftige gebeurtenissen drukten een stempel op het leven van beide ouders. Moleschott vergat zijn verdriet door zich te storten op zijn werk, zijn vrouw lukte dit echter niet. Op 20 oktober 1891 pleegde zijn vrouw op 62-jarige leeftijd zelfmoord.
In zijn laatste levensjaar was Moleschott nog een actieve man. Hij vierde eind 1892 dat hij vijftig jaar in het vak zat en kreeg als eerbetoon de Italiaanse ridderorde van Burgerverdienste opgespeld.
Ook Nederland eerde hem. In zijn jubileumjaar werd hij benoemd tot erelid van de Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst.
De wetenschap bleef zijn passie tot aan zijn dood op 20 mei 1893. Moleschott overleed op zeventigjarige leeftijd aan een infectie en werd gecremeerd in Italië. Zijn urn werd vervolgens geplaatst op het Campo Verano in Rome.
Bronnen
Moleschott, J., Voor mijne vrienden. Herinneringen uit mijn leven, 1895, Arnhem.
"Het leven van Jacobus Moleschott" 1822-1854, in: kb.nl.
"Het leven van Jacobus Moleschott" 1854-1893, in: kb.nl.
"Jacobus Moleschott: biografie", kb.nl.
"Jacobus Moleschott, Dutch-Italian Physiologist and Philosopher", in: Encyclopaedia Britannica.
Deze persoon komt voor in Brabantse Helden, een tv-serie geproduceerd door Eendracht Films en Erfgoed Brabant voor Omroep Brabant.