Sneevliet’s moeder overleed in 1886, waarop de driejarige Henk naar 's-Hertogenbosch gestuurd werd door zijn vader. Daar voedde zijn oma van vaders kant hem op in een van de sloppenwijken van de stad. In 's-Hertogenbosch doorliep Sneevliet de lagere school. Dankzij financiële steun van de Bossche Vrijmetselaarsloge kon hij hierna naar de Hogereburgerschool, zijn familie had dit nooit kunnen betalen. In 1900 studeerde hij af.
De aanraking met de sociaaldemocratie
Omdat er in het arme gezin geen geld was om verder te studeren, ging Sneevliet aan de slag bij de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen (die in 1938 opging in de NS). Hier werd hij ‘aspirant adjunct-commies’ met Zutphen als standplaats. Na afronding van zijn opleiding tot adjunct-commies werd hij in 1904 in Zwolle gedetacheerd. Ondertussen was hij in aanraking gekomen met het socialisme. Dit botste met zijn van huis uit meegegeven katholieke geloof, dat hij liet vallen. Het werd al snel duidelijk dat de ‘verheffing van het proletariaat’ zijn echte levensdoel zou worden.
Zo werd hij in 1902 lid van zijn vakbond, de Nederlandsche Vereeniging van Spoor- en Tramwegpersoneel (NV). Hij werd er in 1906 lid van het hoofdbestuur en was vanaf 1909 ondervoorzitter. In hetzelfde jaar werd hij hoofdredacteur van het blad van de NV: Orgaan. Het jaar erna kwam hij in dienst van de NV en gaf hij zijn baan bij de Maatschappij op. In januari 1911 zou hij zelfs voorzitter van de NV worden.
Tegelijkertijd met zijn activiteit binnen de vakbond, hield Sneevliet er ook politieke activiteiten op na. In 1902 was hij namelijk ook lid geworden van de Sociaal Democratische Arbeiderspartij (SDAP). Voor deze partij nam hij, nadat hij in 1906 bestuurslid was geworden, in 1907 plaats in de Zwolse gemeenteraad als het eerste sociaal-democratisch lid.
In hetzelfde jaar richtte hij een bijbehorend tijdschrift op, De Sociaal-Democraat. Dankzij dit tijdschrift raakte hij bevriend met dichteres en socialiste Henriëtte Roland Holst-van der Schalk (1869-1952). Zij was bevriend met een grote hoeveelheid Nederlandse intellectuelen, die ze vaak ontving op haar landgoed op de Buissche Heide.
Uiteindelijk verdween Sneevliet in al deze organisaties ook weer snel. Hij zegde in 1912 samen met Roland Holst-van der Schalk zijn lidmaatschap van de SDAP op, uit onvrede met de ideologische koers van de partij. Hierdoor werd zijn positie als voorzitter van de NV onhoudbaar, dus legde hij ook die neer. In eerste instantie bleef hij voor de NV werken, maar toen het conflict escaleerde, werd hij geroyeerd.
Indonesië
Deze conflicten zorgden ervoor dat Sneevliet zijn heil elders ging zoeken. In 1913 vertrok hij naar Nederlands-Indië. Hij had in Semarang, op Java, een baan gekregen, in eerste instantie bij het Soerabaiasch Handelsblad en kort erna als secretaris van de lokale Handelskamer (vergelijkbaar met de Kamer van Koophandel tegenwoordig).
Ook in Nederlands-Indië volgde Sneevliet zijn ideologische roeping. Hij richtte in 1914 met een aantal andere Nederlandse sociaal-democraten de Indische Sociaal-Democratische Vereniging (ISDV) op. Bij de oprichting was dit, vanwege het verbod op politieke partijen in de kolonie, vooral een vereniging ter promotie van de sociaal-democratie in Nederlands-Indië. Later zou de ISDV uitgroeien tot de tweede grootste communistische partij in Azië. Sneevliet werd ook actief lid bij de Vereeniging van Spoor- en Tramwegpersoneel (VSTP), een gemengde vakbond die desalniettemin door Europeanen beheerst werd.
Nederlands-Indië, en Semarang in het bijzonder, bruiste in deze periode op politiek vlak. Langzaam ontwikkelden zich vertegenwoordigende organisaties voor sociale groepen. Indonesiërs kregen hierin soms een, beperkte, vorm van inspraak. Tegelijk bestonden er radicale partijen als de Indische Partij (opgericht door een verwant van Eduard Douwes Dekker en verboden door de koloniale bestuurders in 1913) en Insulinde. In 1912 was bovendien de eerste Indonesische massabeweging opgericht: Sarekat Islam (SI). SI zou in 1919 verboden worden door het koloniale bewind omdat ze plannen zouden hebben gemaakt voor een onafhankelijkheidsstrijd.
Sneevliet bewoog zich eenvoudig tussen al deze verenigingen en partijen. Hij slaagde erin zowel de invloed van de ISDV en de VSTP te doen groeien door samenwerking met Insulinde en SI, waardoor sociaaldemocratie zich in Nederlands-Indië vestigde. Ondanks de samenwerkingen bleef hij sommige ideologische posities van de laatste twee hard bekritiseren.
Conservatieven in Nederlands-Indië waren Sneevliet al langer liever kwijt dan rijk en zij kregen hun kans in 1918. De Russische Revoluties van 1917 werkte dat jaar ook door in de Nederlandse kolonie. Sneevliet schreef een lofdicht op de Februarirevolutie en was betrokken bij de vorming van arbeidersraden (in feite ‘Sovjets’) binnen de matrozen- en soldatenbeweging. Voor het lofdicht werd hij in 1917 voor de rechtbank gedaagd, een zaak die de rechter niet-ontvankelijk verklaarde nadat Sneevliet zich negen uur lang verdedigd had, maar in 1918 werd besloten hem te ‘externeren’ vanwege zijn opruiende werk binnen de matrozen- en soldatenbeweging. Op 16 december 1918 zette de politie Sneevliet op de boot naar Rotterdam.
China
Terug in Nederland vond Sneevliet zijn draai niet. Hij was actief binnen het Nationaal Arbeids-Secretariaat (NAS), een radicaal-linkse koepelorganisatie voor vakbonden, maar is pas echt terug in zijn element als hij in 1920 deel kan nemen aan het tweede congres van de Komintern in Moskou. De Komintern was de derde Communistische Internationale organisatie ter promotie van communisme in de wereld, gesticht door Vladimir Lenin (1870-1924). Sneevliet is aanwezig als vertegenwoordiger van de Partai Komunis Indonesia, de opvolger van ISDV.
De Komintern kiest Sneevliet tot vertegenwoordiger in het Verre Oosten, met belangrijke aandacht voor China. Daar was de keizer in 1911 afgezet en was een jaar later de Republiek China uitgeroepen. Deze republiek was uiterst onstabiel en verviel al snel in gebieden die werden gecontroleerd door krijgsheren, die het continu met elkaar aan de stok hadden. Sneevliet realiseerde meteen dat de Chinese communisten enorm afhankelijk waren van deze krijgsheren.
In juli 1921 was Sneevliet, of Maring, zoals hij sinds de Komintern in China ook bekend stond, aanwezig bij de stichting van de Chinese Communistische Partij, die nu nog de Volksrepubliek China regeert. Hij zocht de verbinding tussen de Chinese communisten en de nationalistische Kwomintang-beweging, die tegen de krijgsheren vocht voor een verenigd China. Hij overtuigde de Communistische Partij in te treden bij de Kwomintang, waardoor ze niet langer van de krijgsheren afhankelijk waren.
Tegelijkertijd lukte het hem niet de Komintern de Kwomintang te laten steunen zoals hij dat graag wilde. Sneevliet ijverde er namelijk voor dat de Komintern de Kwomintang mee zou helpen in de omvorming van hun organisatie tot een revolutionaire massabeweging. Sovjet-Rusland, onder leiding van Lenin, daarentegen, steunde de Kwomintang met name financieel en militair. Dit stimuleerde de militaristische neigingen van de Kwomintang-leiders, tot ergernis van Sneevliet.
Tweede kamerlid en de Hr.Ms. Zeven Provinciën
In de loop van 1923 liep Sneevliet’s aanstelling in China vanuit de Komintern af en keerde hij terug naar Nederland. Hij werd onder andere weer actief binnen het NAS, naast een aantal andere socialistische en communistische organisaties. Hij bleef in deze periode banden onderhouden met de Komintern en keek ook voortdurend met een geïnteresseerd, maar passief, oog naar de ontwikkelingen in Nederlands-Indië.
1928 bracht de scheiding met zijn derde vrouw, de Russische Sima Zolkovskaja, en het jaar erna richtte hij de Revolutionair-Socialistische Partij (RSP) op waarvan hij voorzitter werd. In 1931 werd hij voor de partij verkozen in de Provinciale Staten van Holland. In april 1933 werd hij bovendien in de Tweede Kamer gekozen. Opvallend genoeg zat Sneevliet op dat moment in de gevangenis en zou hij zijn kamerzetel pas na zijn vrijlating innemen.
Hij was namelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden na het schrijven van een pamflet waarin hij de muiters van de Hr.Ms. Zeven Provinciën steunde. Een overwegend Indonesisch deel van de bemanning van dit pantserschip van de marine was, tegen de achtergrond van alle oplopende koloniale spanningen, in opstand gekomen na een zoveelste salariskorting. Het schip werd getroffen met een bom, wat de muiterij beëindigde. Sneevliet hield dus een warme interesse voor de koloniale situatie in Nederlands-Indië. Toen Sneevliet de Tweede Kamer verliet in 1937 was de RSP ondertussen gefuseerd met een aantal andere kleine partijen tot de Revolutionair Socialistische Arbeiderspartij (RSAP). In hetzelfde jaar pleegde een van zijn zoons zelfmoord vanwege zijn homoseksualiteit, nadat de andere uit de tweeling in 1932 al hetzelfde, om dezelfde redenen, had gedaan.
Onderduiken
In de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog was er binnen de RSAP al overleg geweest over wat te doen in het geval van een bezetting. De Duitse bezetters hieven inderdaad in mei 1940 de RSAP op, waarop Sneevliet samen met Willem Dolleman en Abraham Menist, de leiders van de RSAP, het Marx-Lenin-Luxemburg (MLL) Front oprichtten. Het belangrijkste doel van de organisatie was het voeren van de klassenstrijd tegen de “fascistische bezetter en zijn Nederlandse handlangers”. Dit deed de groep met name door propagandamateriaal te verspreiden.
Ondertussen dook Sneevliet onder op verschillende adressen, maar vooral in Vught, bij de familie van zijn zus. Na de oorlogsverklaring van Duitsland aan de Sovjet-Unie gingen de Duitsers ook in Nederland harder op zoek naar communisten en kwamen zo op het spoor van Sneevliet. Sneevliet en zijn vrouw Wilhelmina Draaijer roken onraad na enkele arrestaties binnen het MLL Front in het begin van 1942 en vluchtten via Roosendaal naar Bergen op Zoom. Van daar zouden ze naar België vertrekken. De dag voor hun vertrek naar België werden ze echter van hun bed gelicht en gearresteerd.
Na een proces in Amsterdam werd Sneevliet gescheiden van zijn vrouw. Hoewel Sneevliet hoopte dat zij snel vrij zou komen, werd ze afgevoerd naar concentratiekamp Ravensbrück, waar ze in 1945 door de Russen werd bevrijd. Sneevliet zelf werd met zes anderen afgevoerd naar kamp Amersfoort. Ze werden op 13 april 1942 gefusilleerd, naar verluid zouden ze de nacht van tevoren nog gezamenlijk de Internationale gezongen hebben.
De dochter die Sneevliet met Sima Zolkovskaja had, Sima Sneevliet, had in de loop van de jaren '30 het contact met haar vader verloren. Ze was na de scheiding van haar ouders met haar moeder naar Rusland gegaan, waar Sneevliet als haar vader van haar geboortebewijs verdween. De reden was dat in de toenmalige Sovjet-Unie onder Stalin, Sneevliet als aanhanger van Trotski gold, Stalin's aartsvijand. Uiteindelijk keerde ze in de jaren '80 terug naar Nederland waarna het tot 1999 duurde voordat de Nederlandse staat Sneevliet als haar vader erkende. Als bewijs hiervoor dienden brieven tussen Sneevliet en Roland Holst-van der Schalk waarin ze genoemd werd.
Bronnen
Tichelman, F., “Sneevliet, Hendricus Josephus Franciscus Marie”, in: Meertens, P., e.a. (reds.) Biografisch Woordenboek van het Socialisme en de Arbeidersbeweging in Nederland (nr. 1, 1986), 111-119. Zie: https://socialhistory.org/bwsa/biografie/sneevliet.
De Jonge, A., “Sneevliet, Hendricus Josephus Franciscus Marie (1883-1942)”, in: Gabriëls, A. en Van Berkel, K. (reds.), Biografisch Woordenboek Nederland (nr. 3, 1989). Zie: http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/BWN/lemmata/bwn3/sneevliet.
Van der Plas, B., Henk Sneevliet, een politieke biografie, 1905-1940, Amsterdam, 1994.
Gemeente Rotterdam, "Archief van de Gemeentesecretarie Rotterdam, afdeling Bevolking: bevolkingsboekhouding van Rotterdam en geannexeerde gemeenten". Inventarisnummer 515, pagina 125.
Gemeente 's-Hertogenbosch, "Huwelijksakten". Aktenummer 69, datum 7/5/1890.
Deze persoon komt voor in Brabantse Helden, een tv-serie geproduceerd door Eendracht Films en Erfgoed Brabant voor Omroep Brabant.