Riet Overbeeke woont als elfjarig meisje aan de Antwerpsestraatweg in Hoogerheide, met haar vader Kees, haar moeder Pietje en haar jongere broertje Louis. Vader Kees heeft een garage met benzinepomp en beheert daarbij een taxibedrijf.
Opdracht
Op zaterdag 11 mei 1940 wordt er rond de middag op de deur van het huis geklopt. Daar staan een paar marechaussees. Zij hebben van de veldwachter gehoord dat Kees een taxi bezit. Hij krijgt de dwingende opdracht mee te komen. Hij moet de officieren van de marechaussee chaufferen. Kees zet zijn hoed op en vertrekt. Riet: "Wij dachten: die is vanavond thuis."
Maar haar vader is de volgende dag nog steeds niet thuis. En hij blijft weg. De onzekerheid slaat om in ongerustheid, in de angst dat het ergste gebeurd is. Riet: "Dan denk je: die komt niet meer terug. Hij had geen koffertje bij zich, niks." Andere gezinnen uit Hoogerheide delen de angst, want Kees Overbeeke is niet de enige die vertrokken is. Acht andere mannen uit het dorp zijn ook gevorderd, met hun vrachtwagen, auto of bus. Pas na een half jaar krijgen Riet, haar moeder en broertje bericht: Kees leeft. Hij zit in Engeland.
"Commander in chief"
Kees blijkt in een kamp nabij Wolverhampton te zitten, waar zo’n drieduizend mannen verblijven. Zijn taxi heeft hij op 9 juni in Noord-Frankrijk moeten achterlaten. In het kamp is Kees één van de werklieden: hij werkt in de garage en rijdt wanneer nodig als chauffeur. Een aantal keer ontmoet hij in de officiersmess prins Bernhard. Hij mag niet weg. Jaar in, jaar uit, terwijl Riet en haar broertje opgroeien met hun moeder, moeten zij hun vader missen. Ze hebben af en toe contact per post. Kees ondertekent de brieven die hij naar huis schrijft gekscherend met: "commander in chief."
En dan, in november 1944 ziet Riet haar vader na vierenhalf jaar weer terug. In een mooi uniform, maar zonder taxi. Dat is een vreemd moment. Riet is inmiddels zelf zo gegroeid dat ze denkt: wat een kleine man. Hij is het kamp nauwelijks uit geweest, zegt hij, want het enige wat hij wilde, was terugkeren naar zijn gezin: "Ik moest daar niet zijn, ik moest naar huis."
Kees Overbeeke wilde zo snel mogelijk zijn taxibedrijf weer oppakken, maar zijn taxi had hij moeten achterlaten. Hij besloot een brief te schrijven naar prins Bernhard – die hem ooit zijn hulp had beloofd. Via die weg wist Kees inderdaad een nieuwe Chevrolet uit de Verenigde Staten op de kop te tikken. De nieuwe taxi, nummer N 19632, deed nog jaren dienst.
Bronnen
Gesprek met Riet van Ginneken-Overbeeke en Jan van Elzakker, op 27-3-2018.