Het bezoek van Ladislas werd nadien in verschillende bronnen besproken of aangehaald. Zijn bezoek kreeg zelfs internationaal de aandacht. Meteen in 1625 verschenen er bijvoorbeeld meerdere plattegronden van de belegering, zowel in de Zuidelijke als in de Noordelijke Nederlanden, waarop de inkomst van Ladislas staat afgebeeld.
Ook werd er een Duitstalige versie van gedrukt. Bovendien schreef de Spaanse toneelschrijver Pedro Calderón de la Barca (1600-1681) rond 1625 het stuk El sitio de Bredá, oftewel het Beleg van Breda, dat in 1636 in druk verscheen. Ook Ladislas speelt daarin een belangrijke rol, al treedt hij voornamelijk op om de Spanjaarden lof toe te zingen.
Extra luister
Wat opvalt aan de meeste andere geschreven bronnen, is dat ze de gebeurtenis extra luister geven, om het bezoek nóg specialer te maken. Om te beginnen is er de Obsidio Bredana, gedrukt in Antwerpen in 1626 en geschreven door de Zuid-Nederlandse Jezuïet Hermannus Hugo (1558-1629). Dit Latijnse werk, dat een uitgebreide beschrijving geeft van de hele belegering en meerdere fraaie plattegronden bevat, viert als het ware de Spaanse overwinning.
Hugo haalt een anekdote aan die geen van de ooggetuigen besproken had, maar die wel erg tot de verbeelding spreekt. Volgens Hugo gebeurde er op de avond dat Ladislas bij de Spanjaarden aankwam namelijk iets heel bijzonders: een maansverduistering.
Maansverduistering
Voor de jezuïtische Hugo was het duidelijk dat dit geen toeval was. De maansverduistering moest staan voor de overwinningen van Ladislas op de Turken, die immers een halve maan op hun vaandels droegen.
We zouden kunnen vermoeden dat Hugo hier zijn fantasie de vrije loop heeft gelaten, maar niets is minder waar: in de avond van 26 september 1624, toen Ladislas in het Spaanse kamp arriveerde, vond er inderdaad een maansverduistering plaats! Misschien was het bewolkt boven Breda, waardoor de aanwezigen het niet konden zien, maar kon Hugo de maansverduistering elders wel gewoon waarnemen.
Oorlogstrompetten
Het werk van Hugo en het Beleg van Breda werden ook bekend in Polen-Litouwen. Zo schrijft de Pools-Litouwse Jezuïet Andrzej Kanon (1612-1685) in een Latijns gedicht, gedrukt te Krakau in 1643, het volgende:
Wie heeft er niet gehoord van de oorlogstrompetten, / Gemengd met panfluiten, en van de gevechten, / Gemengd met de geleerde woorden van Hugo? / En van Breda, omringd door een enorme belegering?
De teksten van de Pools-Litouwse ooggetuigen en het werk van Hugo vonden hun weg naar een reeks andere schrijvers, die hun eigen draai gaven aan het verhaal. Gebruikmakend van en voortbordurend op de eerdere teksten, bevestigden zij de reputatie van Ladislas als gerespecteerd veldheer.
Bovendien werd hierdoor het beeld van de Nederlanden als militaire leerschool extra kracht bijgezet en kreeg het Beleg van Breda een bijna legendarische status. Uit de weerslag die de reis van de prins kreeg in andere bronnen, kunnen we opmaken dat met name de Latijnse teksten van ooggetuige Jan Hagenau en Hugo van invloed zijn geweest.
Oorlogsgod
De eerste die het thema van Ladislas’ reis oppakte, was de hofhistoricus Eberhard Wassenberg (1610-1680), die oorspronkelijk uit Kleef kwam. In het voorwoord van zijn in 1641 te Danzig gedrukte Latijnse biografie van Ladislas, die inmiddels koning was, schrijft hij gebruik te hebben gemaakt van een kopie van Hagenau’s tekst, maar ook dat hij had gesproken met een ooggetuige, “vooral wat betreft het Beleg van Breda”.
Het moment waarop Ladislas arriveerde in het Spaanse legerkamp krijgt bij Wassenberg haast epische proporties: de grond trilde en de bevolking van Breda vroeg zich verschrikt af wat voor Marsfiguur de Spanjaarden bij kwam staan. Ook schetst de historicus Ladislas af als een bijzonder moedige held: weliswaar werd hij bijna geraakt door een kanonskogel, maar toch bleef de prins onverschrokken staan.
Bovendien moet hij gebruik hebben gemaakt van Hugo’s werk, want de anekdote over de maansverduistering komt eveneens voorbij. Een andere historicus, de Pool Stanisław Kobierzycki (1600-1665), publiceerde in 1655 een wat kortere en meer bescheiden versie van het verhaal, maar hij verwijst de geïnteresseerde lezer wel expliciet door naar een andere bron: Hermannus Hugo’s welbekende Obsidio Bredana.
Baarden zitten vol gevaren
Het Beleg van Breda speelde op een gegeven moment zelfs een rol in een satirisch genootschap van Pools-Litouwse edellieden, de zogenaamde Babinse Republiek. In een Pools handschrift uit 1647 staat beschreven hoe een bisschop genaamd Piotr Mieszkowski, die mee was geweest op de reis van Ladislas, het volgende verhaal vertelde aan de leden van het genootschap: toen Ladislas in de Spaanse legerkampen was, kreeg Spinola een tip over bedelaars. Die zouden namelijk nieuws uit Breda overbrengen aan Maurits van Oranje (1567-1625).
De Spaanse generaal liet daarop alle bedelaars oppakken en ondervragen, maar hij werd niets wijzer. Totdat een van hen iets te diep in het glaasje keek en verklapte dat hij brieven uit Breda aan Maurits verstopte in zijn baard. Onder het mom van ‘baarden zitten vol gevaren’ werd sommige leden van de Babinse Republiek tijdens een vrolijk drinkgelag vervolgens ongemerkt de baard afschoren. De onfortuinlijke bedelaar uit Breda werd overigens door Spinola op de brandstapel gegooid.
De climax
De climax van de ‘Ladislas-in-Breda-traditie’ vinden we in een tweetal Poolse lofdichten van Samuel Twardowski (voor 1600-1661), een van de belangrijkste dichters uit de Pools-Litouwse barok. Het eerste gedicht, gedrukt in 1646 ter ere van een Pools-Litouwse edelman die meevocht in het leger van Spinola, schenkt ook aandacht aan Ladislas: volgens Twardowski viel Breda uiteindelijk door de vele kanonschoten waarmee de kroonprins door de Spanjaarden werd verwelkomd, hetgeen zou betekenen dat Ladislas indirect verantwoordelijk was voor de Spaanse overwinning!
Een soortgelijke gedachtegang is te vinden in het tweede lofdicht, gedrukt in 1649. Het is dit maal gewijd aan Ladislas zelf, nadat deze het jaar daarvoor was komen te overlijden. Het is overduidelijk dat de auteur gebruik heeft gemaakt van het verslag van Hagenau, want vrijwel alle details komen overeen. Net als bij Wassenberg is de passage bovendien episch te noemen, onder meer vanwege een keur aan verwijzingen naar de klassieke literatuur, gecombineerd met fraai, verheven taalgebruik (de bij uitstek poëtische maansverduistering ontbreekt echter). Dit keer krijgt Ladislas overigens een nog grotere rol toebedeeld bij de Spaanse overwinning: een compliment van de kroonprins aan het adres van Spinola zou de Spanjaard met zo veel trots hebben vervuld, dat hij de stad uiteindelijk stormenderhand zou hebben ingenomen.
Mythevorming en literaire verfraaiing
Dat dit aantoonbaar onjuist is (al was het maar omdat Breda zich pas in juni 1625 overgaf), laat zien hoe een proces van mythevorming en literaire verfraaiing een gebeurtenis, in dit geval het bezoek van de Pools-Litouwse kroonprins aan het Beleg van Breda, extra cachet kan geven en zodoende het belang ervan kan uitvergroten.
Bronnen
Kot, S., 'Polen in Breda in de 17e eeuw', Jaarboek de Oranjeboom, 7, 1954, 91-114.
Twardowski, S., (Krzywy, R. red.), Książę Wiśniowiecki Janusz, Warschau, 2014.
Twardowski, S., (Krzywy, R. red.), Władysław IV, król polski i szwedzki, Warschau, 2012.