De stadsbrand van 1463
Op 13 juni 1463 brak door onvoorzichtigheid van een lakenverver brand uit in het huis ‘De Groote Ketel’ aan de Verwersstraat. Dit pand stond waar nu het voorplein is van Het Noordbrabants Museum. Aangewakkerd door de wind breidde de brand zich naar het noordwesten uit. Aan de Markt brandde het stadhuis (gedeeltelijk) af, ten noordwesten daarvan verwoestten de vlammen het Minderbroedersklooster en nog weer noordelijker gingen huizen langs de Postelstraat in vlammen op. Het is goed mogelijk dat de brand zich ook nog heeft uitgebreid naar het westen en noorden, maar we hebben daarvoor geen archeologische aanwijzingen.
Het Minderbroedersklooster verwoest
De historische bronnen spreken over een ramp van ongekende omvang. Er zouden 4000 huizen afgebrand zijn, de materiële schade was enorm en veel mensen en dieren kwamen om. Ook al is het aantal afgebrande huizen overdreven (het is waarschijnlijker dat zo’n 400 huizen zijn verwoest), de ramp was voor stad en bewoners enorm. Dat blijkt uit de maatregelen die het stadsbestuur na de brand nam. En dat de brand heel hevig is geweest, blijkt wel uit de vondsten uit het Minderbroedersklooster.
Bij de opgraving van dit klooster vonden de archeologische onderzoekers een 30 cm dikke brandlaag met veel as en houtskool, verbrande lei en leem, puin en huisraad. De leien (van het dak) waren zelfs vervormd en samengekit tot één klomp. Het geeft aan dat er een vuurstorm moet hebben gewoed, met temperaturen van meer dan 1000 graden Celsius! Gesmolten leien, verkoolde balken, verbrande leem: de conclusie is wel dat het hele klooster afgebrand is.
Pijpaarden plaquettes
Door de brand is ook het interieur van het klooster verwoest. Naast de kerk waren in een vleugel langs de kloostergang en pandhof verschillende vertrekken die wat comfortabeler waren. Ze hadden grote schouwen voor een haardvuur, een stenen of houten vloer en houten wandbetimmeringen. Bovendien hingen aan de wand mooie plaquettes met religieuze voorstellingen. Deze waren gemaakt van fijne witte klei (pijpaarde) en gevormd in mallen. Hiervan zijn brokstukken teruggevonden in de brandlaag. De reconstructie van één van de plaquettes toont Maria met het kindje Jezus.
Verstrekkende gevolgen
De brand noopte de stad tot het nemen van ingrijpende maatregelen. Want zoals we in een verklaring van het stadsbestuur lezen: ‘het grootste en beste gedeelte van de huizen en bezittingen is verbrand, vernield en teniet gedaan’. Het betekende dat burgers have en goed kwijt waren, maar bovendien veelal het onderpand voor de leningen die ze aangegaan waren. Financieel gezien rampzalig, niet alleen voor de eigenaren maar ook voor de stad zelf. Want die wilde niet dat door geldgebrek de afgebrande huizen als ruïnes zouden blijven liggen: ze moesten herbouwd worden. Daarom kwam er een tijdelijke vrijstelling van grondbelasting en van het terugbetalen van leningen.
Bovendien kwam er een subsidie voor brandveilig herbouwen. Want de strodaken -die heel gebruikelijk waren maar ook brandgevaarlijk- moesten binnen tien jaar vervangen worden door een ‘hard dak’, van leien of daktegels. Voor elke vierkante roede (ongeveer 30m2) leien kreeg men 40 stuivers, voor daktegels 24 stuivers. Er is druk gebruik gemaakt van deze subsidie, niet alleen door gedupeerden bij de brand maar ook door andere huiseigenaren. Dat blijkt uit de bewaarde stadsrekeningen maar vooral ook uit het bouwhistorisch onderzoek dat een bouw-hausse laat zien na 1463. Zo heeft deze stadsbrand met rampzalige gevolgen mede het stadsbeeld bepaald zoals wij het nu nog kennen!
Bronnen
Meer lezen? Zie het artikel De stadsbrand van 1463 van Erfgoed 's-Hertogenbosch.