De brand
Het moet een spectaculair gezicht zijn geweest. Uit bouwhistorisch onderzoek is gebleken dat de houten kappen grotendeels vernield werden. Die brandende kappen moeten vanuit de gehele stad te zien zijn geweest. De dikke stenen muren waren minder brandbaar, maar de vallende balken veroorzaakten veel schade.
De oorzaak van de brand is niet bekend. Wel blijkt uit de herstelwerkzaamheden dat de westelijke en zuidelijke vleugel de meeste schade leden. In de westelijke vleugel, tegen de zuidelijke vleugel aan, lag in die tijd op de bel-etage de keuken. Dat doet vermoeden dat daar wel eens de brandhaard kan zijn geweest.
Hendric van Werdingen en het eerste contract
De herstelwerkzaamheden zijn niet alleen af te leiden uit het bouwhistorisch onderzoek, ook een andere bron levert informatie. In het archief van de heerlijkheid Helmond zitten twee contracten die de Helmondse heer Joost van Cortenbach (r. 1534-1560) sloot met molenbouwer Hendric van Werdingen voor de herbouw van een deel van het verwoeste kasteel. Het eerste contract werd al op 18 februari, slechts een week na de brand, gesloten. Het laat zien dat Van Cortenbach, de Helmondse heer, haast had met het herstel van zijn woning.
Op die 18e februari nam Hendric de restauratie aan van de timmerwerken in de westelijke vleugel vanaf de voorste toren tot aan de keuken. Op tekening 1 is dit deel rood gemarkeerd.
Hendric van Werdingen beloofde om met zijn drie zonen de werkzaamheden onberispelijk uit te voeren. Ze zouden starten als de Helmondse heer dit eiste en nadat Van Cortenbach daartoe op de bouwplaats het ruwe hout had geleverd. Tijdens de werkzaamheden zouden zij de bouwplaats slechts verlaten met toestemming van de heer, tenzij hun aanwezigheid elders vereist was om hun contractuele verplichtingen na te komen aan molens die zij in onderhoud hadden. In dat geval moesten minstens twee Van Werdingens op het kasteel aan het werk blijven, terwijl de plaats van de anderen moest worden ingenomen door andere bekwame timmerlieden.
Op deze voorwaarden zouden ze de oude verbrande balken verwijderen en vervangen door nieuwe, die net als de oude geschuurd, geschaafd en gebeeldhouwd moesten worden. Mocht Cortenbach echter kant-en-klare balken leveren, dan mocht hij van de aan Van Werdingen te betalen hoofdsom de daghuur naar verhouding in mindering brengen. Mocht de heer niet slagen in zijn opzet om het hout te leveren, dan kon hij Van Werdingen verplichten om alsnog bomen te vellen, maar wel tegen een extra vergoeding van vier stuivers per dag.
Boven de balken moesten de timmerlieden twee fliergebinten (kapgebint met flieringen, de balken die rusten op de dekbalken; als men daar een vloertje op legt, krijgt men een extra ruimte, die vliering wordt genoemd.) aanbrengen, de ene boven de andere met twee wormen (flieringen) aan elke zijde met daarboven een naald (punt van een toren) met zijn stijlen. Het werk moest opgeleverd worden inclusief de planken waarop het leien dak moest komen liggen.
Na afloop zou Van Werdingen zestig Carolusgulden van twintig stuivers ontvangen. Mocht hij tijdens de werkzaamheden contant geld nodig hebben om het werk uit te kunnen voeren, dan zou hem een voorschot worden verstrekt tot een bedrag van twintig of dertig gulden in mindering op de hoofdsom.
Het aangenomen werk was exclusief de kap van de toren met de wenteltrap (zie tekening 2). Van Werdingen beloofde om met zijn zonen op eigen kosten vier dagen te werken aan deze kap, als tegemoetkoming aan Cortenbach die zoveel schade had geleden.
Al op 15 mei 1549, slechts drie maanden na de brand, hadden Hendric en zijn zonen de werkzaamheden afgerond en werd hij betaald.
Het tweede contract
Op de dag dat Hendric van Werdingen werd betaald voor zijn werkzaamheden aan de westvleugel, sloot hij een nieuw contract met Van Cortenbach. Deze keer voor de restauratie van de zuidvleugel vanaf de westvleugel tot aan de oude eetkamer (zie tekening 3).
De voorwaarden waren dezelfde als voor het eerste contract, inclusief de eisen voor de balken, de fliergebinten en de planken waarop het leien dak moest komen. In dit contract staan wel extra bepalingen over de levering van hout. Blijkbaar waren daar de vorige keer onduidelijkheden over ontstaan. Als Van Cortenbach aan Van Werdingen ruw hout aanwees om daarvan balken te maken en het ruwe hout zou door grootte en gewicht bij het vervoer gevaar op kunnen leveren, dan zouden Hendric en zijn zonen verplicht zijn het ruwe hout ter plaatse af te houwen en vierkant te kappen, het hout te laden en tijdens het vervoer bij de wagens te blijven om het zonder gevaar naar de bouwplaats te brengen. Voor dit meerwerk zou ieder twee stuivers per dag ontvangen boven het bedrag waarvoor Van Werdingen het werk aannam voor een bedrag van negentig Carolusguldens van twintig stuivers.
Ook nu laat de Helmondse heer blijken dat hij haast heeft. Hij wil permanente aanwezigheid van de Van Werdingens en levert hen daartoe drie blokken beddenstro op de bouwplaats.
Dit tweede contract laat zien dat Van Werdingen nog niet toe was gekomen aan de verplichting die hij bij het sluiten van het eerste contract op zich had genomen. In dit tweede contract is opnieuw opgenomen dat hij met zijn zoons minstens vier dagen zal werken aan het torentje met de wenteltrap, waaraan zij volgens hun belofte in het eerste contract op eigen kosten zouden werken. Als tegenprestatie zal wat de heer levert aan vierkant gezaagde balken gecompenseerd blijven zonder korting op de afgesproken som.
Het herstel van de zuidvleugel vergde meer tijd dan dat van de westvleugel. Het werd in juni 1550 opgeleverd.
De rest van de herbouw
De werkzaamheden van Hendric en zijn zonen besloegen slechts de timmerwerken. Bovendien beperkten hun werkzaamheden zich slechts tot de west- en zuidvleugel en het torentje met de wenteltrap. Ook blijkt uit de kwitantie voor betaling volgens het eerste contract dat zij wat werkzaamheden hebben verricht aan de keuken. Uit bouwkundig onderzoek is gebleken dat er veel meer werkzaamheden werden uitgevoerd. Bij het bouwhistorisch onderzoek van 1999 is gebleken dat na de brand van 1549 de gehele westelijke vleugel is vernieuwd en verbreed, de trompetterstoren is gebouwd, de zuidelijke vleugel ingrijpend is gewijzigd en de daarin aanwezige ridderzaal is opgetrokken tot in de kap, de noordelijke galerijvleugel is gebouwd, inclusief de toren met de wenteltrap tegen de oostelijke vleugel en dat in de oostelijke vleugel ingrijpend is verbouwd, waarbij de balklagen zijn vernieuwd.
Zoldertoer
De brand van 1549 vormen het onderwerp van de hedendaagse zoldertoer waarbij 470 jaar oude brandsporen onderdeel vormen van een speurtocht naar de gebeurtenissen van toen.
Bronnen
RHCe, archief 12063 Heerlijkheid Helmond, inv.nr. 648. Aanbesteding restauratie kasteel, 1549.
RHCe, archief 15240 Schepenbank Helmond, inv.nr. 3808, akte 396. Protocol van schepenakten, 1547-1555.