Opmaat tot kwartierschout
Over zijn jeugdjaren is nauwelijks iets bekend. Tijdens zijn vijftienjarige militaire loopbaan in dienst van de katholieke Spaanse koning heeft hij zich vermoedelijk dusdanig in the picture gewerkt, dat een hogere functie niet kon uitblijven. In de jaren ’90 van de zestiende eeuw werd aan hem als dertiger al het schoutambt van Helmond toevertrouwd. Zonder meer een veelzeggende benoeming en daar bleef het niet bij.
Op 7 mei 1597 volgde zijn nieuwe functie en vanaf dat moment zou hij door het leven gaan als kwartierschout van Peelland, het grootste van de vier Meierijse kwartieren naast Kempenland, Oisterwijk en Maasland. Fanatiek als hij was ging hij voortvarend te werk en als laatste katholieke kwartierschout in Spaanse dienst vertegenwoordigde hij op regionaal en nationaal niveau zijn collega-kwartierschouten tot aan zijn dood.
Als kwartierschout van Peelland woonde hij, samen met zijn moeder en nog enige andere huisgenoten, op het door hem rond 1605 gebouwde kasteel De Bocht, later Dommelrode genoemd, gelegen te Sint Oedenrode.
Besturen in oorlogstijd geen sinecure
Van Gerwen was een controversieel bestuurder die door velen op handen werd gedragen en door anderen, voornamelijk topambtenaren van gereformeerde huize, als een pure papist werd afgeschilderd. Sommigen beschuldigden hem ervan dat hij stevig in de weer was zichzelf te verrijken. De Staatse belastingambtenaar Jacob Sweerts (of Zuerius, 1587-1658) en vader van Jacob Ferdinand Sweerts de Landas (1628-1693), typeert hem als “een openbaer vyant vant landt”.
Wie echter de kwartiersnotulen, kwartierscorrespondentie en de kwartiersrekeningen tot in detail bestudeert, krijgt een genuanceerder beeld van deze topdiplomaat, Hij onderhandelde in dat voortdurende oorlogsgeweld met vertegenwoordigers van allerlei pluimage. In het dagboek van bisschop Ophovius staat zijn naam enige keren vermeld en hij sprak met hoge militaire functionarissen, waaronder zelfs Frederik Hendrik op kasteel Maurick te Vught. Marcus pendelde per koets of schip met de regelmaat van de klok tussen Brussel en Den Haag en trok consequent ten strijde voor de Meierijse zaak. Uit een inventarisatie van de bezoeken aan beide bestuurscentra tussen 1620 en 1633 blijkt dat hij 301 reizen heeft ondernomen richting Brussel en 357 naar Den Haag.
In april 1621 wilde hij na een serie onderhandelingen in Den Haag terug naar huis en arriveert ’s avonds te Dordrecht om van daaruit met de eerste de beste schuit door te reizen richting Brabant, maar, schrijft hij; “Door alsulken onweder was het niet mogelijck tegen de wijnt te waeter te vaeren”. Hij heeft toen een rijtuig moeten huren om via Papendrecht naar Gorinchem af te reizen om uiteindelijk Woudrichem te bereiken, van waaruit hij per koets naar Vlijmen is gereden en verder te paard naar Sint Oedenrode.
In de periode 1626-1627 geven sommige notities aanleiding te veronderstellen dat zijn gezondheidstoestand niet optimaal was, want eind 1626 schrijft collega Adriaen Coomans (1579-1651), kwartierschout van kwartier Oisterwijk het volgende:
“Ick hebbe onlancx vuyt verscheyde persoonen met blijschap verstaen Uwe Ed: dispositie nu redelyck te wesen; hope dat Godt Almachtich d’oude gesontheyt ende welvarentheyt wederom sal geven”.
Marcus zelf verontschuldigt zich enige tijd later aan Bergaigne te Heusden dat hij bepaalde opdrachten niet heeft kunnen afwerken vanwege zijn “continuele indispositie”.
Van Gerwen beschikte over een grondige kennis van zaken en zijn dossierkennis moet niet gering geweest zijn, wat hem tijdens de kwartiersvergaderingen met alle afgevaardigden van de Peellandse dorpen uitstekend van pas kwam. Die afvaardiging bestond afwisselend uit schouten, secretarissen, schepenen of lokale borgemeesters. Hij zocht hierin vaak naar aanvaardbare compromissen.
Op alle fronten ging hij in de verdediging om de bedreigde soevereiniteit over de Meierij van ’s-Hertogenbosch overeind te houden, een soevereiniteit op Spaanse leest geschoeid in een uitgesproken katholiek zuiden. Hij verzette zich tegen de door de Republiek der Verenigde Nederlanden aangekondigde hervormingen, die met name voor de katholieken in deze streek minder positief zouden uitpakken.
Tot aan de val van de stad en Meierij lag het zwaartepunt nog sterk op reageren op uitlatingen, ordonnanties en bevelen van de strijdende partijen. Hij zat de ene dag bij een Spaanse generaal en de andere dag bij een militaire topfunctionaris in Staatse dienst. Peelland, maar ook de andere Meierijse kwartieren, hadden het in die dagen immers heel zwaar te verduren en aan de strateeg en diplomaat Van Gerwen de taak om de oorlogvoerende troepen enigszins te vriend te houden. Tegelijkertijd moest hij het onderste uit de kan halen ten behoeve van de tot armoede vervallen ingezetenen in de steden en dorpen binnen de Meierij.
In de kwartierscorrespondentie wemelt het van oorlogsposten waarin de dorpsbesturen verplicht werden aan zowel de Spaanse als aan de Staatse troepen te leveren. Ook de materiële schade die door die legereenheden werd berokkend kwam regelmatig ter tafel. De oorlog bracht veel leed, ellende, angst en onzekerheid onder de bevolking.
Onderweg naar de Vrede van Münster
Nadat stad en Meierij onder rechtstreeks bestuur waren gekomen van de Staten-Generaal en als generaliteitsland werden onderworpen aan de godsdienstige en politieke reformatie ging het zuiden van ons land een ingrijpende periode tegemoet. Het Spaans garnizoen van ‘s-Hertogenbosch blies op 17 september 1629 de aftocht, gevolgd door priesters en mannelijke religieuzen die ook uit de stad werden verdreven. De vrouwelijke kloosterlingen mochten blijven.
Diverse kloosters kregen een andere bestemming en werden logementen voor de Staatse garnizoensregimenten, fungeerden als wapenopslag of werden benut voor paardenstallen voor de vele cavaleristen. Het overwegend katholieke zuiden moest haar kerken afstaan aan de hervormden en zich behelpen met schuurkerken. De lokale roomse ambtenaren en zelfs de kwartierschouten werden vervangen door bestuurders die lidmaat waren van de christelijke gereformeerde religie en alles wat maar enigszins ‘rooms’ aandeed als processies, bedevaarten, kruisbeelden langs de Brabantse wegen, wegkapellen, vaandels met afbeeldingen van heiligen en dergelijke werden streng verboden. Deze wetten werden echter niet altijd en overal even streng gehandhaafd.
Van Gerwen, van huis uit degelijk katholiek opgevoed, bleef zijn functie gewoon uitoefenen. Hij stak in die zogenaamde retorsieperiode zijn meningen niet onder stoelen of banken. Hij werd namens de Meierij verzocht om, samen met enkele afgevaardigden uit de Zuidelijke Nederlanden, deel te nemen aan een serie conferenties die in 1630-1631 werden belegd te Tilburg in de aanloop naar een mogelijk vredesakkoord. Van Gerwen heeft zich kennelijk met hand en tand verzet en de vertegenwoordigers van de Staten-Generaal verweten de Meierijenaars in het overleg dat zij er alleen maar op uit waren de ideeën en rechten van de Staten-Generaal onderuit te halen.
De prominente rol die Van Gerwen in die onderhandelingsronden gespeeld heeft, werd hem niet in dank afgenomen en kwam hem uiteindelijk duur te staan. Op 21 november 1633 waren er vier staatse kwartierschouten aangesteld. De zittende roomse kwartierschouten kwamen daartegen in opstand. Al waren ze formeel buiten spel gezet, ze bleven hun functie uitoefenen, ook Van Gerwen. Dat leidde tot strengere maatregelen aan Staatse zijde.
In 1634 op 11 maart werd Van Gerwen op 69-jarige leeftijd door zijn getergde tegenstanders in de boeien geslagen. Via de gevangenpoort in ’s-Hertogenbosch kwam hij terecht in de bekende Haagse gevangenpoort. Uiteindelijk is hij uit zijn gevangenschap ontslagen en keerde hij weer terug naar zijn geliefde Sint-Oedenrode, van waaruit hij zijn taken weer oppakte en als ‘rooms’ kwartierschout gewoon actief bleef tot aan zijn dood in 1645.
Concrete vredesvoorstellen van de kwartierschout
De erbarmelijke toestand binnen de Meierij van ’s-Hertogenbosch en in het bijzonder zijn eigen kwartier Peelland bleef hem zorgen baren. Op zeer hoge leeftijd klom hij nogmaals in de pen en formuleerde op 6 januari 1643 zijn eigen vredesvoorstellen die hij in de vergaderzaal van de Staten-Generaal wereldkundig maakte. In zijn voorstellen maakte hij een duidelijk onderscheid tussen enerzijds de godsdienstige hervormingen die men voorstond en de politieke reformatie.
Hij stelde zich op het standpunt dat de pastoors en alle andere geestelijken in functie zouden mogen blijven en de roomse religie gepropageerd kon blijven. Tegelijkertijd vond hij dat het de Staten-Generaal vrij zouden moeten staan om een bepaald aantal predikanten van de gereformeerde religie te benoemen op plaatsen naar keuze. Wat de politieke hervormingen betreft vond Van Gerwen dat de hoogschout van stad en Meierij in functie zou moeten blijven met dezelfde rechten en bevoegdheden als vóór de verovering van ’s-Hertogenbosch.
Daarnaast zou men volgens hem in de vier kwartieren twee roomse en twee gereformeerde schouten moeten gedogen. Voorts was hij van mening dat de Meierijse bevolking ontheven moest worden van dubbele bedebetalingen en stelde een aanzienlijke vermindering voor van allerlei belastingen die de inmiddels verarmde ingezetenen van de Meierij moesten opbrengen. In 1644 heeft hij nogmaals een poging ondernomen al deze zaken, mede op verzoek van de “bedroefde ingezetenen der Meierij” opnieuw aan de conferentietafel te ventileren. Helaas overleed Van Gerwen op 1 mei 1645 zodat hij de voltooiing van het vredesproces niet meer heeft mogen beleven.
Bronvermeldingen:
Beijers, H., Jonker Marcus van Gerwen, 1565-1645: kasteelheer te Sint Oedenrode en de laatste 'Spaanse' kwartierschout van Peelland tijdens de Tachtigjarige Oorlog, Vught, 2005. De volledige tekst is ook hier te vinden.
Archief van het kwartier Peelland, Resoluties van de kwartiersvergaderigen (1596-1645), Brabants Historisch Informatiecentrum.
Rekeningen van kwartierschout Marcus van Gerwen (1620-1633), Brabants Historisch Informatiecentrum.
In- en uitgaande brieven van de kwartierschout (1594-1647), Brabants Historisch Informatiecentrum.