De volgende getuigenis komt uit een reeks getuigenissen over de Watersnoodramp, verzameld en opgetekend door Janny Lock tussen 1999 en 2003. Janny Lock heeft als kind de Watersnoodramp in 1953 meegemaakt en is opgegroeid in een geschenkwoning. Deze geschenkwoningen waren prefabwoningen die door het Rode Kruis en verschillende buitenlandse overheden waren geschonken als noodhulp. De getuigenissen zijn het resultaat van gesprekken tussen Janny Lock en verschillende bewoners van de geschenkwoningen.
"Het geraas van de storm staat, zoals bij alle gezinnen die moesten vluchten, bij meneer en mevrouw Van Maastricht in hun herinnering gegrift. Zij woonden in Nieuwendijk met hun zoontje Kees die net die 31e januari zijn vijfde verjaardag had gevierd. Vader liep steeds naar buiten, ze woonden aan de Buitendijk en hij vertrouwde het verloop van de storm niet. Toen de vloed het water nog verder omhoog joeg heeft hij samen met zijn vrouw zoveel mogelijk spullen naar de zolder gebracht. Maar het was tevergeefs. Het was niet de directe kracht van het water dat hun huis verwoeste, maar het water sloop onder de fundering van het huis en spoelde daar de grond weg. Een deel van het huis werd als het ware door een sluipmoordenaar geveld, juist het gedeelte waar ze hun huisraad veilig opgeborgen dachten te hebben. Alles verdween, zelfs het trouwboekje verdween voorgoed in de golven. Ze moesten hun huis verlaten, er was geen tijd meer om voedsel en kleding te pakken, er was geen verwarming, geen licht. Ze konden de deur nog met geweld opengetrapt krijgen. Hun kind werd aan de dijk gezet en door overburen opgenomen via een plank die over het spoelgat was gelegd. De ouders van het jochie volgden later, met alleen de medicijnen die meneer Van Maastricht moest gebruiken.
Het zoontje Kees, in bed gestopt bij de overburen, verzuchtte met al zijn net vijf jaren oud: 'Kunnen we niet beter gaan emigreren?'. De buren hadden de kamer verlicht met een kaars en zagen het stijgende water in huis. De nog brandende kaars viel tegen het droge gedeelte van het behang, zo stond een huis vol water ook nog eens in brand, water en vuur. Met een lade uit een kastje en het overal aanwezige water konden ze het vuur geblust krijgen.
De volgende dag kon de familie Van Maastricht bij de moeder van mevrouw terecht. Vanuit het ouderlijk huis van mevrouw Van Maastricht zijn ze naar Instituut Hasselman, een voormalige jongenskostschool in Nieuwendijk, gegaan. Daar hebben acht verschillende gezinnen nog een jaar na de ramp gewoond. De gezinnen hadden wel elk een eigen woongedeelte met eigen kookgelegenheid. Op 1 augustus 1954 konden ze hun Noorse woning aan het Oslopark betrekken. De familie is geweldig geholpen door het Rode Kruis. Zoals zoveel anderen wonen ze tot op de dag van vandaag in hun inmiddels ommuurde Noorse woning, ze hopen hier tot in lengte van dagen te blijven Ze hebben er vreugde en ook verdriet gekend. Mevrouw van Maastricht, een vrouw met leeuwenmoed en heldenbloed laat mij nog haar hele keurige huis zien, schoonheid in eenvoud. In hun verwoeste huis heeft het water 1.50 hoog gestaan. De familie had de foto die geschonken was bij het betrekken van de woning met het plaatje van het Rode Kruis nog in het trappenhuis hangen. Het stelt een verliefd paartje voor op een rots, ze kijken uit over een fjord. 'Kijk', zei mevrouw Van Maastricht, 'ze zitten boven op die rots en zullen er nooit afvallen. Die foto mag nooit weg'."