Het kasteel van Heusden

Kasteel Heusden vóór 1680. (Bron: Jacobus Schijnvoet, naar Roelant Roghman, 1711-1774, Rijksmuseum)

Kasteel Heusden vóór 1680. (Bron: Jacobus Schijnvoet, naar Roelant Roghman, 1711-1774, Rijksmuseum)

Alle rechten voorbehouden

Als Arnoud de Eerste (1153-1168), dertiende heer van Heusden, zijn broer Willem opvolgt, weet hij het tolrecht te verkrijgen op de Maas. In die tijd stroomt die rivier ten zuiden van zijn woonplaats, het huidige Oud-Heusden. Hij besluit tot het bouwen van een ingemotte toren met tolhuis aan een zuid-noord lopend water dat het Oude Maasje met de nieuwe Maasbedding verbindt. In 1250 wordt dit gedeelte van de Maas afgedamd (Husdenredam). In de motte worden soldaten gevestigd. Dit betekent veiligheid voor de in de nabijheid wonende mensen. Op die wijze groeit rond deze motte de vesting.

Als in 1202 de in Oudheusden aanwezige motteburcht wordt verwoest in verband met een veldtocht van een Brabants coalitieleger (Hendrik I) tegen Gelre en Holland die op 7 september 1202 Den Bosch hadden geplunderd, is de toenmalige heer van Heusden Robert V, genoodzaakt tijdelijk uit te wijken naar de locatie in de vesting. Het slot wordt verder uitgebouwd.

 

Waterburcht

Bij de opgravingen in 1948 onder leiding van de archeoloog J.G.N. Renaud treft men een voorburcht en een hoofdburcht aan met elkaar verbonden door een toegangsbrug over de gracht. Een voorburcht dient met name als bescherming voor de burgers ten tijde van oorlog en beleg. De hoofdburcht kent een uit de beginfase daterende achthoekige verdedigingstoren met een doorsnede van 8 meter en een muurdikte van twee meter, en een vierkante woontoren van tien bij tien meter. Dit alles is opgetrokken uit natuursteen en gefundeerd op het maaiveld, waar de burchtheuvel of motte is opgeworpen. Eind dertiende eeuw komt een ringmuur met steunberen. Aldus ontstaat een van de eerste in Europa opgerichte waterburcht.

In 1328 komt de burcht in handen van de hertog van Brabant. In 1335 wordt de burcht in opdracht van hertog Jan III van Brabant (ca. 1295-1355) verder uitgebreid, onder andere met een achtkantige donjon van veertig meter hoog en met muren tot vier meter dikte. Deze wordt uitgebouwd in de gracht. Als in 1355 Hertogin Johanna van Brabant (1322-1406) haar vader Jan III opvolgt versterkt zij de stad met stadsmuren, drie landpoorten, achttien torens en rondelen, en voltooit ze de door haar vader in aanbouw genomen Donjon. De burcht vormt in die tijd door zijn ligging op de grens van Brabant, Holland en Gelre, niet alleen een belangrijk strategisch punt maar is voor de adel van deze graafschappen en hertogdommen ook een ontmoetingspunt. Zo viert de graaf van Holland Albrecht I van Beieren (1336-1404) zijn bruiloft met Margaretha van Kleef (1342/43-1386) in 1359 op het kasteel Heusden.

Er ontstaat onenigheid tussen Johanna van Brabant met haar zwager Lodewijk van Male (1330-1384) over de opvolging van Brabant met als gevolg de Brabantse successie-oorlogen. Ook de graaf van Holland is erbij betrokken. In 1357 sluiten ze vrede in het Henegouwse Aath waarbij de heerlijkheid Heusden aan Holland komt. De vesting wordt een Hollandse stad en blijft dat tot het begin van ons koninkrijk in 1813-1815.

Vesting Heusden Blaeu

Kaart met de vestingwerken van Heusden, met rechts het kasteel. (Bron: Joan Blaeu, 1649)

Oorlog

De vijftiende eeuw is de eeuw van de Hoekse en Kabeljouwse twisten. De opvolging van Willem VI van Holland (1365-1417) door Jacoba van Beieren (1401-1436) wordt betwist door haar oom Jan. Heusden koos in 1420 de kant van de Hoeken en daarmee Jacoba van Beieren. Dat deze gravin zich lange tijd op het kasteel heeft opgehouden getuigen de gevonden Jakoba's Kannetjes in de gracht zoals ook het geval is in Holland, op het Huis te Teilingen waar zij gevangen heeft gezeten en waaruit zij, met behulp van het Heusdens gilde, vermomd als man, weet te ontsnappen.

In de eerste helft van de zestiende eeuw wordt Heusden geconfronteerd met de Gelrese oorlogen en ligt het regelmatig onder vuur van bevelhebbers als Maarten van Rossum (ca. 1490-1555). In de tweede helft van die eeuw, in 1572, aan het begin van de Tachtigjarige Oorlog, worden de Spanjaarden in Heusden aangevallen door de Hollandse bevelhebber Waardenburg. Kapitein Waardenburg vergezeld door Joost Hoek valt de stad Heusden binnen maar Jonker Spiering van Wel, bijgenaamd “kwaadtaal”, trekt zich met enige zakkendragers en andere arbeiders terug op het kasteel. Als de kapitein het Kasteel wil innemen, raakt het buskruit per ongeluk in brand, waardoor een grote stadsbrand ontstaat,die een derde deel van de stad met de kerk en het stadhuis in de as legt. De kapitein met zijn mannen zijn hier zo van onder de indruk dat zij zich uit de stad terugtrekken. Deze brand gaat de geschiedenis in als de grote stadsbrand van Heusden.

 

Veranderde functie

Nadat Heusden in 1577 overstapt naar Willem van Oranje (1533-1584) is het duidelijk dat er iets moet gebeuren ter verdediging van de stad en dat de aanwezige vestingmuren niet voldoende bescherming bieden tegen kanonnenvuur. Tussen 1581 en 1589 wordt de stad versterkt naar ontwerp van Jacob Kemp en Adriaen van Alckmaar met een eerste omwalling. De afbouw geschiedt tijdens het Twaalfjarig Bestand naar de richtlijnen van Simon Stevin (1548-1620). Het kasteel, wat de stadsbrand heeft overleefd, verliest hierdoor zijn functie als verdedigingswerk en wordt gebruikt als commandopost en voor de opslag van munitie. In 1603 slaat de bliksem in op de donjon (in de volksmond de “Dikke Brabander”). De schade blijft beperkt tot de spits. In 1666 opnieuw een blikseminslag met beperkte schade.

Ruïne van Kasteel Heusden door Abraham Meyling in 1691, elf jaar na de kruitramp. (Bron: Rijksmuseum)

Ruïne van Kasteel Heusden door Abraham Meyling in 1691, elf jaar na de kruitramp. (Bron: Rijksmuseum)

Alle rechten voorbehouden

Op 24 juli 1680 is het raak. De Dikke Brabander vliegt in brand en de 60.000 pond buskruit komt tot ontploffing. Het kasteel en een groot aantal huizen in de buurt raken ernstig beschadigd. Er vallen waarschijnlijk 60 of 70 doden. Van het kasteel is weinig meer over. Alleen een deel van de vierkante toren wordt wat opgeknapt en gebruikt voor opslag. De restanten worden in de loop der tijd hergebruikt voor de bebouwing van de stad. In sommige Heusdense muren zijn nog restanten te vinden van het kasteel. Op de plek zelf is vanaf de tweede helft van de twintigste eeuw niets meer van het kasteel te zien. Na de oorlog vindt er archeologisch onderzoek plaats en later is een deel van het kasteel opnieuw opgemetseld met moderne materialen.

 

Bronnen

Van Oudenhoven, J., Beschryvinghe der wijt-vermaerde frontier-stadt Heusden, Amsterdam, 1651.

Van Lennep, J., Hofdijk W., Merkwaardige Kasteelen van Nederland II, Amsterdam, 1854, 31.

Van Oudheusden, J., Verhalen van Brabant, Zwolle, 2011. 

Kok, J., Vaderlandsch Woordenboek deel 20 Haal-Hol, Amsterdam, 1789.