Thema

Wederopbouw en crisis

Na de moeizame oorlogsjaren en de vreugde van de bevrijding begon Noord-Brabant aan zijn wederopbouw.

Wederopbouw

marshall.JPG

Affiche van het Marshallplan. (Bron: E. Spreckmeester, 1950, Wikimedia Commons)

In 1945 werden de laatste delen van Noord-Brabant bevrijd van de Duitse bezetters. De oorlog had enorme schade aangericht in het leven van de Brabanders, onder andere in de industrie en economie. Vele bedrijfsinstallaties waren beschadigd of verouderd en de gehele arbeidsmarkt was ontwricht.

De Nederlandse overheid stichtte na de oorlog de Maatschappij tot Financiering van het Nationaal Herstel, die er voor moest zorgen dat ondernemers die na de oorlog geen kapitaal meer hadden financieel werden ondersteund. Het grootste probleem in de wederopbouw in de jaren vlak na de oorlog was echter het tekort aan valuta. Gelukkig werd dit probleem verholpen door het Marshallplan. Dit Amerikaanse hulpprogramma startte in 1948 en hield in dat er door Amerika geld, goederen en grondstoffen werden geleverd aan Nederland en enkele andere Europese landen. Met deze hulp kon de Nederlandse economie weer worden opgebouwd.

Naast deze landelijke wederopbouw bestond er een specifiek Brabants welvaartsplan. De persoon achter dit Brabantse welvaartsplan was Jan de Quay (1901-1985), die in 1946 aantrad als de eerste Commissaris van de Koningin na de oorlog. Hij wilde zich inzetten voor de wederopbouw van Brabant op zowel economisch als sociaal gebied, maar liep aan tegen de beperkte middelen van de provincie. De meeste taken werden nog geregeld op Rijksniveau en het provinciale bestuur had dan ook niet zoveel te zeggen.

De Quay loste dit probleem op door de oprichting van diverse ‘particuliere buitendiensten van de provincie’ zoals het Provinciaal Opbouworgaan Noord-Brabant (PON) en Economisch-Technologisch Instituut Brabant (ETIN) die samenwerkten met andere provinciale instanties zoals de Provinciale Planologische dienst en de Provinciale Raad voor de Welvaart. De combinatie van deze instanties en de Marshallhulp maakte dat de Quay genoeg middelen tot zijn beschikking had voor de wederopbouw van Brabant.

Welvaartsplan

quay.jpg

Jan de Quay. (Foto: Rijksoverheid, 1962)

Het welvaartsplan dat de Quay ontwikkelde na de oorlog was gebaseerd op twee pijlers: de ontwikkeling van de Brabantse industrie en tegelijkertijd het behoud van ‘Brabants eigene’. Dit Brabants eigene zou door de industrialisatie en het morele verval tijdens de oorlog in het gedrang gekomen zijn, met materialisme, drankmisbruik, individualisme en geloofsafval tot gevolg. Industriesteden zouden dit verval in de hand werken. Om dat te beletten werd de Brabantse boer niet naar de fabriek in de stad gebracht, maar kwam de fabriek naar de boer toe.

Op de kaart van Brabant werden diverse cirkels van zes kilometer doorsnee getekend. In het middelpunt van elke cirkel zou een fabriek moeten zijn, zodat er voor iedereen op maximaal een half uur fietsen werk te vinden was. Dit welvaartsplan was voor De Quay een leidraad en hoefde geen volledige realiteit te worden, maar veel gemeenten stonden te springen om een fabriek in hun gebied te vestigen. De uitvoering van de plannen van de Quay bleek te werken: tegen de jaren vijftig was de werkloosheid enorm gedaald en waren de oorlogswonden van de economie genezen.

Crisis

De stijgende lijn waar de Brabantse economie in had gezeten sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog begon te stagneren rond 1960. Door de toenemende welvaart waren de lonen gestegen en verloor Brabant zijn positie als ‘lageloonregio’. Andere regio’s in de wereld namen die rol over. Een oplossing voor dit probleem had het vervangen van arbeid door kapitaal kunnen zijn -bijvoorbeeld door het vervangen van arbeiders door machines- maar daarover beschikten de Brabantse industriëlen vaak niet of ze vonden het een te groot risico.

In de tweede helft van de jaren zestig kregen de textiel- en schoennijverheid zware klappen te verduren en steeds meer Brabanders verloren hun baan. Dit was goed voelbaar in Tilburg waar steeds meer wolbedrijven hun deuren moesten sluiten en arbeiders zonder werk kwamen te zitten. In de jaren zeventig werden er diverse organisaties opgericht om de textielindustrie te reorganiseren. Het doel hiervan was dat de fabrieken open konden blijven en dat banen behouden konden worden. De overheid werkte samen met enkele textielfabrieken zoals AaBe en richtte de Nederlandse Herstructureringsmaatschappij, Stichting Wolcon en houdstermaatschappij Sigmacon op. Deze organisaties zouden er voor moeten moeten zorgen dat de fabrieken open bleven. Helaas baatte het niet en verdween de grootschalige textielindustrie uit Tilburg. De geschiedenis van de Tilburgse textielindustrie in nu te bekijken in het Nederlands TextielMuseum.

textielmuseum.jpg

Het TextielMuseum in Tilburg. (Foto: Johan Bakker, 2015, Wikimedia Commons)

De crisis barstte pas echt los in het begin van de jaren zeventig. Een van de directe aanleidingen daarvoor was de oliecrisis van 1973. Nederland leverde steun aan Israël dat in conflict was met onder andere Egypte en Syrië. Daarnaast vond de Organisatie van Olieproducerende landen (OPEC) dat Nederland en andere westerse landen te weinig betaalden voor de olie. Uiteindelijk leidde het tot een prijsverhoging van wel 70% en een boycot op olie voor Nederland. De hoge olieprijzen zorgen voor inflatie en een verstoring van het vaste systeem van wisselkoersen. De Nederlandse economie had het zwaar te verduren: enorm veel mensen raakten werkloos, de rentevoet was enorm hoog, de particuliere woningmarkt stortte in en met name de bouwsector en de kledingindustrie kregen harde klappen. Toch was het in andere sectoren van de Brabantse industrie ook geen rozengeur en maneschijn, zo had het cacaobedrijf Kwatta uit Breda het ook erg moeilijk in de jaren zeventig. Kwatta wist de crisis te overleven doordat het een doorstart kon maken op de Belgische markt nadat het was ingelijfd bij Continental Sweets

De enige twee sectoren die redelijk ongeschaad bleven waren de chemische industrie en de metaalnijverheid. De expansie die de Brabantse industrie in de jaren na de oorlog had gekend, werd door de crisis tenietgedaan en de crisis zou haar tol blijven eisen tot aan het begin van de jaren tachtig.

  

Bronnen

Van den Eerenbeemt, H. (red.), Geschiedenis van Noord-Brabant, deel 3: Dynamiek en expansie 1945-1996, Amsterdam/Meppel, 1996.

Sonnemans, G. e.a., Blikken op Brabant. De canon van Nederland in Noord-Brabants perspectief, ‘s-Hertogenbosch, 2012.

Van Oudheusden, J., Verhalen van Brabant; Geschiedenis en erfgoed in tien tijdvakken, ‘s-Hertogenbosch, 2015.

Van Oudheusden, J., Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014.

Van Uytven, R. (red.), Geschiedenis van Brabant, van het hertogdom tot heden, Zwolle, 2004.

Draag bij aan Brabants erfgoed!

Wil je een verhaal delen? Vul hieronder je gegevens in, en geef kort aan wat je zou willen bijdragen. De redactie neemt dan contact met je op.