Jan leert Jonneke van Gorp kennen, op de boerderij in Alphen waar hij als knecht werkt en zij als meid. Ze trouwen in september 1931 en kopen een boerderij in het buurtschap Alphen-Oosterwijk, tweeënhalve kilometer van het dorp. Het is aanvankelijk een kleine boerderij, met drie koeien. De drie kippenhokken zijn het domein van Jonneke. Ook Jan is een harde werker, en langzamerhand groeit de boerderij. Er komen kinderen: kort na elkaar worden er vijf geboren. Het zesde kindje overlijdt tijdens de bevalling.
Ingekwartierd
Eind augustus 1939 krijgt Jan bericht. Omdat hij als jongeman in dienst is geweest, moet hij zich nu, bijna 35 jaar oud, melden voor de algemene mobilisatie. Zijn boerderij, vijf kinderen en zwangere vrouw moet hij achterlaten. Veel boeren in de omgeving hoeven zich niet te melden – vanwege defensiebezuinigingen zijn zij nooit getraind. Aanvankelijk zit Jan niet ver van huis: bij de grens van het Nederlandse gehucht Strijbeek. Hij kan op de fiets af en toe naar huis. Maar kort na de Duitse inval in Polen, op 1 september 1939, wordt Jan ingekwartierd in Veenendaal, vlakbij de Grebbeberg.
Dan, in september 1939, staat Jonneke op punt van bevallen. Haar broers hebben alles klaargezet en houden de vijf oudere kinderen in de gaten. Een vrouw uit het dorp helpt bij de bevalling. Alles gaat goed: dochter Joke komt gezond ter wereld. Jan krijgt per telegram bericht van de komst van zijn nieuwe telg. Hij wil graag naar huis om zijn vrouw en kind te zien. Eén dag verlof krijgt hij: 24 uur om de urenlange reis te maken, er te zijn voor zijn gezin en dan weer op tijd terug te zijn. Wat nu? Jan besluit naar huis te gaan en daar iets te ritselen.
Briefje
Eenmaal thuis begroet hij zijn vrouw, aait zijn dochtertje over de bol, en stapt dan op de fiets naar Baarle-Nassau. Daar woont dokter Govaerts. Die is er bij de bevalling van Jonneke niet aan te pas gekomen, want alles is volgens het boekje verlopen. Maar de arts schrijft op verzoek van Jan tóch een briefje. Jan heeft écht een dag extra verlof nodig, want "de moeder is van de zenuwen bezweken". Heel ver bezijden de waarheid kan het niet zijn geweest natuurlijk, met vijf kleine kinderen en een zesde in de wieg.
De volgende dag stapt Jan op de bus die hem naar Tilburg brengt, waar hij op de trein zal stappen naar de verschrikkingen van de Grebbelinie. Zijn twee oudste dochters, Netje en Ria, lopen met hem mee en zwaaien hem uit. "Bid maar voor mij", zegt Jan. "Dat hebben wij al lang gedaan", antwoorden zij.
Tijdens de strijd om de Grebbeberg, die duurde van 11 mei tot 13 mei 1940, vochten duizenden Nederlandse militairen, veelal slecht bewapend, tegen een Duitse overmacht. Van de Nederlanders die daar vochten, sneuvelden er 424. Jan keerde na de strijd levend terug naar zijn gezin in Alphen. Over wat hij in die dagen meemaakte, praatte hij nauwelijks.
Bronnen
Gesprek met Wil Segers, dochter van Jan Segers.