In dat jaar werd de zuivelfabriek van de Coöperatieve Melkinrichting Sint-Joseph opgericht door enkele Strijpse boeren. Ze bouwden een moderne melkfabriek aan de Dommel, goed voor en dagproductie van 1.500 liter melk. Het bedrijf groeide snel en al in 1919 kon de belangrijkste concurrent Moderne worden overgenomen.
De locatie aan de Dommelstraat werd al gauw te klein. In 1925 werd een terrein aan de Paradijslaan, ten oosten van de binnenstad aangekocht. Hier werd aanvankelijk de kaasproductie ondergebracht. In 1929 werd echter besloten tot het overplaatsen van het gehele bedrijf naar de Paradijslaan. Er kwam een nieuwe fabriek die in september 1929 in gebruik werd genomen.
Eindhoven groeide in deze periode sterk en dus nam ook de vraag naar zuivel toe. In het Eindhovense stadsdeel Tongelre werd in 1947 de Coöperatieve Zuivelvereniging De Kempen opgericht. Dit was een samenwerkingsverband van twaalf zuivelfabrieken, waarvan Sint-Joseph de grootste en waarschijnlijk ook de belangrijkste initiator was.
Rond het midden van de jaren ’50 ontstonden plannen voor de bouw van een nieuwe fabriek om de aanvoer en verwerking van melk binnen het verzorgingsgebied van De Kempen efficiënter te maken. Hierbij werden verschillende varianten overwogen om de aanvoer en productie over de bestaande fabrieken te verdelen. Naast een nieuw te bouwen fabriek in Eindhoven met een aanvangscapaciteit van circa 30,2 miljoen kilogram melk werd gedacht aan vier of vijf fabrieken voor de verwerking van de resterende 44 miljoen kilogram. Hiermee konden de circa 4.600 boeren een bevolking van zo’n 260.000 mensen van melk en melkproducten voorzien.
Met de plannen voor de nieuw te bouwen fabriek ontstond ook de nieuwe naam Campina, de Latijnse naam voor de Kempen. Dit werd tevens de naam voor de nieuwe fabriek, die het centrale bedrijf vormde van coöperatie De Kempen. Met de bouw van de Campinafabriek aan het Eindhovens Kanaal werd de productie van de verouderde fabriek aan de Paradijslaan geheel overgeplaatst naar de nieuwe vestiging. Van de andere leden van de zuivelvereniging bleven alleen St. Isidorus in Bladel en St. Oda in St. Oedenrode nog in productie.
In 1961 werd de inrichting van Sint-Joseph aan de Paradijslaan gesloopt, en mensen die ooit langs de Dommel wandelen hebben waarschijnlijk de restanten van het fundament en de fabrieksmuren wel eens zien liggen. De uitbreiding van het woonhuis/kantoor aan de Paradijslaan bij de brug over de Dommel, ontworpen door architect Thomas Kemme, rust op het nog aanwezige betonnen fundament van de oude melkfabriek.
Het complex
In de jaren na de Tweede Wereldoorlog maakte Eindhoven grootschalig werk van de Rondweg, of Ring zoals deze nu wordt genoemd. Direct binnen deze ringweg werd op een nieuw bedrijventerrein naast het Kanaal de zuivelfabriek aangelegd die in 1961 in gebruik werd genomen. In tegenstelling tot veel andere zuivelfabrieken, die zijn ontstaan door uitbreidingen van bestaande fabrieken, kon de nieuwe Campinafabriek geheel volgens een nieuw en ‘ideaal’ plan worden gebouwd. Er werd zelfs al rekening gehouden met de mogelijkheid voor toekomstige uitbreidingen.
Alle bouwtekeningen voor de nieuwe fabriek zijn vervaardigd door Ingenieursbureau Héman uit Heerlen. Dit bedrijf was opdrachtnemer wat betreft het constructieve ontwerp en de technische uitwerking van de gebouwen. Op enkele bouwtekeningen wordt Jean Huysmans (1913-1974) als “architectonisch medewerker” vermeld. Huysmans is een bekende architect die vooral in Limburg kerken, woonhuizen en kantoren ontwierp. Met name het ketelhuis en het kantoor met aangebouwde kantine zijn evenwichtig en zorgvuldig vormgegeven. Het gerealiseerde architectonische beeld is van hoge kwaliteit in zowel de hoofdopzet als de detaillering van onderdelen. Het complex is een fraai voorbeeld van wederopbouwarchitectuur.
Het is volgens bouwhistoricus Gerrit Korenberg waarschijnlijk dat Huysmans een ontwerp leverde, dat vervolgens door Ingenieursbureau Héman verder werd uitgewerkt. Huysmans bleef mogelijk als extern architectonisch adviseur voor de meer in het oog springende onderdelen betrokken. De bouw van de fabriek werd uitgevoerd door de N.V. Internationale Gewapendbeton Bouw (IGB) uit Breda.
Ook is er aandacht voor kunst, typisch voor de wederopbouwperiode. Bij binnenkomst van het kantoorgedeelte sta je oog in oog met een monumentale wandschildering van Harry Koolen (1904-1985). Een landelijk tafereel met op de voorgrond koeien die worden gemolken, boerinnen en boeren en een typische Brabantse langgevelboerderij. Aan de horizon staat een skyline van flats, de Lichttoren en een kerk met twee torens, waarschijnlijk de verbeelding van de Eindhovense Catharinakerk.
De monumentale schoorsteen, met daarin ingemetseld "Campina" in blauw geglazuurde baksteen, is een markant Eindhovens herkenningspunt. De oorspronkelijke gebouwen voor opslag, de melk- en ijsfabriek en de melkuitgifte zijn halvormig geconstrueerd. Ze bestaan uit een betonnen hoofddraagconstructie met zogenaamde in fusée-céramique of fuséedaken. Bij deze innovatieve bouwmethode worden boogconstructies gemaakt van in elkaar geschoven keramische pottenbuizen. Deze bogen worden op spanning gehouden door trekstangen. Het resultaat is een uiterst lichte dakconstructie.
Het complex in Eindhoven onderging door de jaren vele interne wijzigingen en de oorspronkelijke gebouwen raakten geleidelijk ingekapseld door diverse uitbreidingen. De fabriek bleek een bijzonder fraai en zorgvuldig ontworpen maatpak, dat na 54 jaar niet meer zo lekker zat. In 2015 werd de productie beëindigd.
Bronnen
Korenberg, G., Campinafabriek Eindhoven: Bouw- en cultuurhistorisch onderzoek en waardestelling, Eindhoven, 2015.
Stichting Wederopbouwerfgoed, Analyse Complex Campina Eindhoven, Eindhoven, 2015.
BPD ontwikkeling e.a., Zuivelfabriek. Toekomstig leven aan de blauwe strip, Eindhoven, 2017.