Peerke Donders

Geboortedatum: | Sterfdatum:

De Apostel der Melaatsen

Tropenmuseum_Royal_Tropical_Institute_Objectnumber_60005634_Het_katholieke_ziekenhuis_voor_leprap.jpg

Het katholieke ziekenhuis voor leprapatienten van de Majella-stichting te Batavia. (Foto: Fotostudio 'Augusta Curiel', ca. 1900, collectie Collectie Stichting Nationaal Museum van Wereldculturen)

Peerke Donders kreeg zijn bekendheid door zijn zendingswerk in Suriname en het bestieren van een melaatsenkolonie aldaar. Door zijn werkzaamheden kreeg hij de bijnaam “de Apostel der Melaatsen”. Hij overleed in Batavia (Suriname) op 14 januari 1887.

Armoedige jeugd

De familie Donders leidde een armoedig bestaan in het gehucht De Heikant in Tilburg, waar zij een klein huis bewoonden waarin ook de weverij van zijn vader Arnoldus Donders gevestigd was. Arnoldus was, voor zijn huwelijk met Petronella van den Brekel in 1809, al twee keer eerder getrouwd geweest. Uit zijn tweede huwelijk, met Johanna Maria van Waerde, werden drie kinderen geboren, waarvan de twee zonen elk enkele dagen na de geboorte overleden en zijn dochter Adriana in 1808 op veertienjarige leeftijd overleed.

Uit het huwelijk met Petronella van Brekel werden twee zonen geboren: Peerke in 1809 en Martinus in 1811. Na het overlijden van Petronella van den Brekel in 1816 hertrouwde Arnold Donders in 1817 met Maria van de Pas, die de opvoeding van de kinderen op zich nam. Om zijn familie te ondersteunen werd Peerke op jonge leeftijd te werk gesteld in de weverij van zijn vader, maar hij had de wens om priester te worden. Het priesterschap leek echter buiten zijn bereik, aangezien hij noch een toereikende opleiding, noch de financiën voor het volgen van de opleiding tot zijn beschikking had.

 

Gedreven maar ongeschikt

De wens om priester te worden bleef echter aanwezig en in 1831 benadrukte Peerke in een brief aan de pastoor van ’t Goirke, Willem van de Ven, dit verlangen nogmaals. In reactie hierop bezorgde de pastoor Peerke een positie als knecht-student aan het kleinseminarie Beekvliet te Sint-Michielsgestel. Ondanks het grote leeftijdsverschil met zijn medestudenten (hij was 22 jaar, zijn medestudenten ca. 12 jaar) en moeilijkheden met zijn opleiding, voltooide Peerke in 1837 zijn opleiding. Vervolgens begon hij aan een vervolgstudie aan het grootseminarie Nieuw-Herlaar in Sint-Michielsgestel en vatte hij het plan op om missionaris te worden. Een tocht langs verschillende Belgische kloosters draaide echter uit op een teleurstelling: de jezuïeten, redemptoristen en franciscanen die Peerke bezocht vonden hem ongeschikt voor het zendingswerk.

 

Missie in Suriname

In 1839 kreeg Peerke echter alsnog de kans om missionaris te worden. Monseigneur Grooff, het hoofd van de Surinaamse missie, bezocht Nieuw-Herlaar en zag potentieel in de gedreven priester-in-wording voor de missie in Suriname. De katholieke missie in Suriname bestond op dat moment uit een klein aantal priesters, waarvan velen al na korte tijd bezweken door de extreme leefomstandigheden, waaronder tropenziekten en het ontbreken van behoorlijke medische zorg. Na op 5 juni 1841 tot priester te zijn gewijd vertrok Peerke Donders op 1 augustus 1842 met het zeilschip Jacoba Maurina naar Suriname.

De eerste veertien jaar na zijn aankomst in Suriname werkte Peerke Donders in Paramaribo. Onder meer door de snelle beheersing van de taal van de Surinaamse bevolking, het Sranatongo, en zijn houding tegenover de bevolking ontpopte hij zich tot een gewaardeerd geestelijke in zowel de katholieke als niet-katholieke gemeenschappen in Suriname. Hij had de reputatie streng en precies te zijn, maar altijd in een goed humeur.

 

Slavernij in Suriname

Tijdens zijn verblijf in Paramaribo deed Donders ook ervaring op met tot slaafgemaakten op plantages, waarvan de zielzorg ook onder zijn verantwoordelijkheden viel. Ondanks tegenwerking van plantagebeheerders bezocht hij regelmatig de tot slaafgemaakten en doopte er velen van hen in het geheim. Over de behandeling van de tot slaafgemaakten schreef hij in 1846: “'O, had men hier zoveel zorg voor het behoud en het welzijn der slaven als men in Europa voor lastdieren heeft, dan zou het er beter uitzien.”

De slavernij in Suriname bevond zich op dat moment al in een moeilijk houdbare situatie: slavernij bestond nog en er was veel vraag naar tot slaafgemaakten voor de arbeid op de plantages, maar de Trans-Atlantische slavenhandel was door de Nederlandse overheid in 1814 al verboden en vanaf 1828 werden tot slaafgemaakten voor de wet als mens erkend, zij het als ‘onmondigen’ waarover eigenaars een vaderlijke tucht dienden uit te oefenen.

De afschaffing van de slavernij in Suriname vond pas plaats in 1863, waarbij de voormalig tot slaafgemaakten tien jaar lang onder staatstoezicht werden gesteld en gedwongen werden tot werk op de plantages. Van een effectieve afschaffing van slavernij in Suriname kan men dus eigenlijk pas spreken vanaf 1873, na afloop van de termijn van ondertoezichtstelling.

 

Tropenmuseum_Royal_Tropical_Institute_Objectnumber_60005634_Het_katholieke_ziekenhuis_voor_leprap.jpg

Het katholieke ziekenhuis voor leprapatienten van de Majella-stichting te Batavia. (Foto: Fotostudio 'Augusta Curiel', ca. 1900, collectie Collectie Stichting Nationaal Museum van Wereldculturen)

Melaatsenkamp Batavia

De grootste bekendheid heeft Peerke Donders met name verworven door zijn werkzaamheden vanaf 1851 in het melaatsenkamp Batavia, dat aan de monding van de Coppenamerivier was gesitueerd. Het streven was dat de melaatsen geïsoleerd van de bewoonde wereld leefden; sinds 1728 was het verboden voor lepreuze tot slaafgemaakten zich op de openbare weg te begeven. Daarnaast had de Nederlandse overheid in 1791 al een eerste melaatsenkamp, Voorburg, opgezet aan de Saramacca, dat later werd verplaatst naar Batavia in verband met toenemende bevolkingsdruk rondom Voorburg.

De fysieke structuur van Batavia bestond uit een eenvoudige houten kerk, onverharde starten en een aantal hutten, veelal onder erbarmelijke omstandigheden. Door een tekort aan verplegend personeel waren de melaatsen vaak op elkaar aangewezen voor verzorging en was er sprake van een hoog sterftecijfer.

Het streven van Peerke Donders was de leefomstandigheden in het melaatsenkamp significant te verbeteren, door onder meer op te treden tegen de in zijn ogen losse zeden in Batavia en voorzieningen zoals doodskisten te regelen. Zijn optreden in Batavia werden in Nederland nauwlettend gevolgd (mede door de brieven die Donders stuurde) en bezorgden hem de erenaam ‘Apostel der melaatsen’.

Bekeringsdrift

In 1867 trad Donders toe tot de congregatie van de redemptoristen, die actief probeerden zieltjes te winnen in zowel Suriname als Brazilië. Tot op hoge leeftijd ondernam Donders vanuit Batavia in naam van de redemptoristen tochten over de Surinaamse rivieren, op zoek naar Marron-gemeenschappen en inheemse stammen, die hij de katholieke levenswijze wilde bijbrengen en tot het katholieke geloof wilde bekeren.

Tijdens deze bekeringspogingen vernietigde Donders een groot aantal heiligdommen van de gemeenschappen, aangezien het in zijn ogen getuigde van afgodenverering. Van een volledig vreedzame bekering, waarbij Peerke Donders slechts gewapend met een orgeltje en Gods woord de oerwouden in trok om mensen te bekeren, is dus geen sprake geweest.

 

Dood en verering

Na een kort ziekbed overleed Peerke Donders op 14 januari 1887 in Batavia aan de gevolgen van een nierontsteking. Na oorspronkelijk te zijn begraven in het melaatsenkamp werd zijn lichaam in 1900 opgegraven en overgebracht naar de Sint Petrus-en-Paulus Kathedraal van Paramaribo, waar hij werd herbegraven. In 1921 werd zijn graf voor een laatste maal verplaatst, dit keer binnen de kathedraal zelf, naar de linkervleugel.

De verering van Peerke Donders in Nederland centreerde zich rond het perceel grond aan De Heikant in Tilburg, waar Donders opgegroeid was. In 1900 werd het perceel door de redemptoristen aangekocht, waar een gedenksteen en in 1931 een replica van de voormalige woning van Donders werden neergezet. De eerste officiële bedevaart naar De Heikant vond plaats in 1924, met een toename na de bevrijding van Tilburg in 1944.

Na de zaligverklaring van Peerke Donders op 23 mei 1982 steeg de populariteit van de Apostel der Melaatsen nog sterker. In Suriname richtte de cultus zich op twee plaatsen: het voormalige graf van Donders in Batavia en het graf in de kathedraal van Paramaribo. Mede hierdoor neemt Donders een belangrijke plaats in binnen het Surinaams en Tilburgs cultureel erfgoed en weet nog steeds generaties en culturen te verbinden.

 

Donders Tilburg standbeeld.jpg

Standbeeld van Peerke Donders te Tilburg, ca. 1926, gemaakt door J.P. Maas en zonen (Haarlem). (Foto: M.M.Minderhoud, 2005, Wikimedia Commons)

Receptie

De receptie van Peerke Donders en zijn werk in Suriname is, onder een kritischer houding jegens het Nederlandse slavernijverleden, veranderd. Waar eerder de nadruk werd gelegd op de goede werken van de ‘Apostel der Melaatsen’, wordt tegenwoordig ook aandacht besteed aan de minder bekende elementen van zijn missiewerk.

Het is zeker waar dat Donders kritiek uitte op de wijze waarop men in Suriname met tot slaafgemaakten omsprong, zo blijkt uit brieven die hij aan geestelijken in Nederland schreef. Over afschaffing van slavernij liet Donders zich niet uit. Een kanttekening kan bij het missiewerk van Donders worden gezet: bij de bekering van de Marrons en inheemse stammen vernietigde hij veel niet-christelijke heiligdommen.

Daarnaast staat ook de wijze waarop Donders in Nederland wordt afgebeeld ter discussie. In januari 2018 ontstond er discussie over het beeld van Peerke in het Tilburgse Wilhelminapark, dat een rechtopstaande prediker toont met zijn linkerhand rustend op het hoofd van een knielende zwarte man. Gecombineerd met de neerkijkende blik, getuigt dit beeld van een (koloniaal) superioriteitsdenken, wat de vraag oproept wat er met dergelijk koloniaal erfgoed zou moeten gebeuren: verwijderen of in historische context plaatsen?

Toch heeft Peerke Donders zowel in Suriname als in Nederland een levendige cultus en worden met name zijn goede elementen benadrukt. Want ook al heeft hij zich niet actief tegen de slavernij verzet, toch heeft hij gepoogd om in ieder geval de omstandigheden van veel leprozen en lepreuze tot slaafgemaakten in Suriname te verbeteren.

 

Bronnen

Ackermans, B., “Roep om standbeeld Peerke Donders weg te halen zwelt aan”, Brabants Dagblad, 9 januari 2018. (Stand op 25 april 2018).

Bijker, K., “Tilburg, Z. Petrus Donders”, http://www.meertens.knaw.nl/bedevaart/bol/plaats/761. (Stand op 25 april 2018).

Bomaars, C., Twee missionarissen onder de Melaatschen en Indianen van Suriname, (P. Donders en J.B. Romme), Roermond/Rome, 1894.

Borman, M., “Dit is waarom het omstreden beeld van Peerke Donders moet blijven”, Brabants Dagblad, 12 januari 2018. (Stand op 25 april 2018).

Dankelman, J., Peerke Donders. Schering en inslag van zijn leven, Hilversum, 1982.

Govers, N., Leven van den eerbiedwaardigen dienaar Gods Petrus Donders CssR., Venlo, 1915.

Govers, N., Vijfenveertig jaren onder de tropenzon. Leven van den eerbiedwaardigen Petrus Donders CssR. apostel der indianen en melaatsen in Suriname, Heerlen, 1946.

Kronenburg, J., De eerbiedwaardige dienaar Gods Petrus Donders CssR., Tilburg, 1925.

Oostveen, M., “Een standbeeld kan ook fouter zijn dan de persoon die het uitbeeldt”, De Volkskrant, 22 januari 2018. (Stand op 25 april 2018).

Rademaker, B., Petrus Donders. Pelgrimage naar een melaatsendorp, Bussum, 1956.

Van Kempen, J., “Peerke Donders (1809-1887)” in: J. van Oudheusden e.a. (red.), Brabantse biografieën. Levensbeschrijvingen van bekende en onbekende Noordbrabanders. Deel 3, Amsterdam/Meppel, 1995, 48-52.

Wildschut, M., “Het leven van de slaven in de Nederlandse koloniën”, Historisch Nieuwsblad, https://www.historischnieuwsblad.nl/nl/artikel/6820/het-leven-van-de-slaven-in-de-nederlandse-kolonien.html (stand op 25 april 2018).