Jozef Dobbe

Geboortedatum: | Sterfdatum:

Missionaris en martelaar

In memoriam voor Jozef Dobbe en Andreas Zijlmans

In memoriam voor Jozef Dobbe en Andreas Zijlmans. (Bron: Delpher, Annalen der Missionarissen van Sparrendaal, jrg 1, 1901)

Een vergeten episode uit de Nederlandse missiegeschiedenis leidt niet naar een van de voormalige koloniën, maar naar Binnen-Mongolië, een afgelegen regio in het noorden van China. Hier vond de Bossche missionaris en martelaar Jozef Dobbe zijn einde.

In 1865 vertrokken de scheutisten, ook wel bekend als de Congregatie van het Onbevlekt Hart van Maria, op hun eerste missie naar het onherbergzame, ijskoude Binnen-Mongolië. De missie werd geleid door de Vlaamse priester Theophiel Verbist (1823-1868), die de congregatie slechts drie jaar daarvoor eigenhandig had gesticht. Samen met drie bevriende priesters, waaronder de Nijmegenaar Ferdinand Hamer (1840-1900), reisde hij via het Suez-kanaal, Hongkong en Shanghai naar Lao-Hu-Kou, een klein dorpje in Binnen-Mongolië dat een paar jaar daarvoor was bekeerd door lazaristen. Dat was een reis van zes weken in die tijd. Hijzelf zou nooit levend terugkeren naar Europa. Hij overleed in China aan de gevolgen van ondervoeding en ziekte. Mgr. Hamer nam niet lang daarna de leiding over. 

Desondanks bleven de scheutisten hun operatie voortzetten. Elk jaar ging een nieuwe groep missionarissen naar China. Een van deze nieuwe rekruten was Jozef Dobbe (1864-1900) uit 's-Hertogenbosch. Hij studeerde in Sittard en aan het seminarie Beekvliet te Sint-Michielsgestel, waarna hij op 25-jarige leeftijd toetrad tot de scheutisten. Twee maanden na zijn priesterwijding werd hij al uitgestuurd op missie. Deze foto moet vlak voor het vertrek vanuit Brussel genomen zijn in september 1889.

Jozef Dobbe en enkele andere missionarissen van Scheut

Missionarissen van Scheut, gefotografeerd te Brussel, vóór hun afreis naar China. vlnr. Frans van Vaerenbergh (B), Jozef Dobbe ('s-Hertogenbosch), Frederik Roggeman en Frans de Boeck (beiden uit België). (Foto: Leo van den Berg, 1889, Collectie KDC)

Mgr. Hamer was op dat moment al twintig jaar apostolisch vicaris van Binnen-Mongolië. Hij zal vast en zeker menig jonge seminarist geïnspireerd hebben – zo ook Jozef Dobbe. De Bosschenaar had waarschijnlijk niet voorzien in wat voor een netelige situatie hij zich zou plaatsen. De Chinese missie verliep namelijk erg moeizaam. De Mongoolse stammen waren veelal moslims die niets moesten hebben van christenen. Daarom richtten de scheutisten zich vooral op de Chinese boeren. Het Chinese keizerrijk was echter niet gecharmeerd van deze westerse bemoeienis met haar onderdanen. De lange, barre winters, terugkerende ziektes en hongersnood verslechterden de situatie alleen maar. Ondanks deze tegenslagen bleef Jozef Dobbe tien jaar onafgebroken actief in het missiegebied. Zijn tijdgenoten beschreven hem dan ook als zeer ijverig en opofferingsgezind. Hij werd pastoor in het dorpje Tie-ko-tan-Keou en bleef onvermoeid op zijn post tot het uitbreken van de Bokseropstand in 1900.

De opstand van de Chinese nationale beweging richtte haar pijlen met name tegen de imperialistische invloeden van de westerse mogendheden in China. Het christendom werd daarbij gezien als een van de belangrijkste bedreigingen van de Chinese cultuur. Mgr. Hamer werd sterk aangeraden om met zijn scheutisten te vluchten, maar bijna alle missionarissen besloten te blijven omdat ze hun parochianen niet in de steek wilden laten. 

Jozef was één van de pastoors die achterbleef. Hij had in de beginfase van de opstand al onderdak geboden aan twee bevriende paters, D. Abbeloos uit Opwijk (België) en Andreas Zijlmans (1873-1900) uit Waalwijk, die door het geweld hun post moesten verlaten.

De verwoeste kerk van Jozef Dobbe

De kerk waarin Jozef Dobbe met zijn collega's omkwam na de Bokseropstand. (Bron: Delpher, Annalen der Missionarissen van Sparrendaal, jrg 2, 1902)

In augustus 1900 waren Jozef Dobbe en zijn collega’s omsingeld door 1500 gewapende opstandelingen. Zij dachten te kunnen schuilen in de kerk van Dobbe maar het gebouw werd afgebrand door de Boksers en alledrie de paters kwamen daarbij om het leven. Hun tragische dood was minder gruwelijk dan die van Mgr. Hamer, die vreselijk verminkt en gemarteld schijnt te zijn.

Er stierven circa vijfhonderd westerlingen gedurende de Bokseropstand. Alle omgekomen missionarissen zijn tot martelaar verklaard door de Kerk. Ter nagedachtenis van de scheutisten werden er in Nederland verschillende monumenten opgericht. Zo werd er in 1903 een standaard voor Mgr. Hamer geplaatst in Nijmegen en werd er een marmeren gedachtenisplakkaat opgehangen voor Jozef Dobbe in de inmiddels gesloopte Sint-Pieterskerk in 's-Hertogenbosch, zijn parochiekerk in de volksbuurt De Pijp (ten noorden van de binnenstad). Momenteel hangt het Dobbe-monument in de Sint-Catharinakerk aan het Kruisbroedershof te 's-Hertogenbosch. In het Katholiek Documentatie Centrum in Nijmegen zijn verschillende foto’s en voorwerpen van de scheutisten terug te vinden.

 

Bronnen

Knipschild, H., Soldaten van God. Nederlandse en Belgische missionarissen op missie in China in de negentiende eeuw, Amsterdam, 2007.

Raspoet, E., Reizigers in God. De Missionarissen van Scheut, Amsterdam, 2001.

Verhelst, D., e.a., Scheut vroeger en nu, 1862-1987. Geschiedenis van de Congregatie van het Onbevlekt Hart van Maria C.I.C.M., Leuven, 1991.

Scheut, 1864-1984. Alfabetische lijst van Scheutisten, Sparrendaal, 1984.

Vogel, T., ‘Biografie Joseph Dobbe (1864-1900)’ in Bossche Encyclopedie, 2014.

Collectie Erfgoedcentrum Nederlands Kloosterleven.

Collectie Katholiek Documentatie Centrum.