Een voorbeeld hiervan is het Tilburgse TextielMuseum dat in 1958 zijn deuren opende in een fabrikantenvilla aan de Gasthuisring. De crisis in de Tilburgse wolnijverheid van de jaren zestig en zeventig bood plotseling ongekende kansen om een bijzondere collectie textielmachines te verwerven, waarvoor in de villa geen ruimte was. In een stad waar de ene na de andere fabriek buiten bedrijf werd gesteld, kon dat wel opgelost worden. In 1986 verhuisde het museum naar de gerestaureerde wollenstoffenfabriek van C. Mommers & Co aan de Goirkestraat, een prachtig complex waarvan de oudste delen dateren uit 1862.
Het museum kon op deze nieuwe locatie zijn vleugels uitslaan en zich op verschillende thema’s gaan richten. Naast de geschiedenis van de textieltechniek heeft het museum aandacht voor de sociale en economische aspecten van het werk in de textielindustrie. Bovendien is er een grote en groeiende collectie van textiele stoffen en vooral moderne textielkunst.Maar de essentie van het TextielMuseum is toch wel dat het zelf volop in bedrijf is. Alles is er in beweging, alles draait en snort en ratelt, zowel de historische machines in het museumgedeelte als de geavanceerde machines in het TextielLab, die weven, breien, borduren, tuften, printen en nog veel meer. Niet alleen kunstenaars kunnen daar terecht voor de uitvoering van hun ontwerpen. Allerlei bijzondere textielprojecten worden er gerealiseerd, tot en met koninklijke damasten tafellakens toe.
Het TextielMuseum laat zien hoe cultureel erfgoed inspiratie biedt om nieuwe wegen in te slaan. En hoe een oude erfenis benut kan worden om het eigen bestaan en de toekomst mede vorm te geven.
Bronnen
Oosterhof, H. (red.), Vijftig jaar Textielmuseum 1958-2008, Tilburg, 2008.
Van Oudheusden, J., Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014.
Dit artikel is een bewerking van een tekst uit J. van Oudheusden, Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014, 264.