Populieren in de Meijerij

Populierenlandschap

Populieren in het Brabantse landschap. (Foto: Marc Bolsius, Erfgoed Brabant)

Alle rechten voorbehouden

Is er iets dat meer bepalend is voor het aanzien van de Meierij dan wat de dichteres Harriët Laurey (1924-2004) verwoordde als "…de gestrekte armen van populieren, duizelend van licht…"? Inderdaad is de omgeving van Schijndel, Sint-Oedenrode, Best, Oirschot, Boxtel en Liempde niet goed denkbaar zonder de lange rijen ijle populieren langs de wegen in het buitengebied. Maar dat is lang niet altijd zo geweest.

Want eigenlijk zijn de Meierijse populieren een mooi voorbeeld van de onophoudelijke dynamiek en verandering in het Brabants landschap. Aan het eind van de middeleeuwen waren grote delen van Oost-Brabant door de voortgaande ontginningen juist uitgesproken boomarm. Kleine akkers met lage houtwallen en uitgestrekte heidevelden bepaalden het beeld. Dat er hier en daar nog wel bomen groeiden hield mede verband met het recht om op gemene grond langs de weg bomen te planten en te vellen, het zogenoemde voorpootrecht.

Aan het eind van de zeventiende eeuw sloeg dit recht echter om in een plicht. De Raad van State in Den Haag probeerde de opbrengst van de houtschat, een belasting op gevelde bomen, te verhogen en verplichtte daarom enkele tientallen dorpen in de Meierij tot grootscheepse aanplant van bomen. En al verliep de campagne misschien minder vlot dan verhoopt, de boombeplanting in de Meierij nam aanmerkelijk toe. Niet met eiken en beuken, zoals het Haagse reglement van 1696 had verordonneerd, maar vooral met populieren, het meest nog van een uitheemse soort, geïmporteerd uit Noord-Amerika.

Dat deze 'Canadassen' de voorkeur kregen boven de inheemse Zwarte Populier hield verband met hun snelle groei en vooral met de geschiktheid voor de klompenmakerij, die juist in de achttiende en negentiende eeuw in deze streek tot ontwikkeling kwam. Halverwege de negentiende eeuw was een belangrijk deel van de Meierijse beroepsbevolking werkzaam als klompenmaker. Het was dan ook een echte exportnijverheid: karrenvrachten klompen werden via Den Bosch naar Holland verscheept. Toen in de twintigste eeuw de afzetmarkt voor klompen begon te krimpen om ten slotte geheel in te zakken, werd het populierenhout eerst nog gebruikt om lucifers van te maken en treinwagons, maar uiteindelijk viel de economische basis onder de populierenteelt weg.

Steeds vaker werden de bomenrijen juist gezien als sta-in-de-weg voor schaalvergroting en intensivering van de landbouw. Zodoende verdwenen de populieren in hoog tempo, ook al omdat de boom maar een beperkte levensduur heeft. Alleen in het hart van de Meierij bleef het karakteristieke en kleinschalige coulissenlandschap behouden.

 

Bronnen

Caspers, T., e.a., Natuur in Noord-Brabant. Twee eeuwen plant en dier, Haaren, 1996.

Van Oudheusden, J., Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014.

 

Dit artikel is een bewerking van een tekst uit J. Van Oudheusden, Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014, 186.