Een graf op de hei

93Atienhovencamoina2.jpg

Het natuurgraf van Pieter van Tienhoven. (Foto: Marc Bolsius, Erfgoed Brabant)

Alle rechten voorbehouden

Aan de rand van het natuurgebied de Kampina bij Oisterwijk liggen enkele grote zwerfkeien waarin de jaren 1875 en 1953 gebeiteld staan. Het zijn de levensjaren van Pieter van Tienhoven, die bij testament had bepaald dat de urn met zijn as hier op de heide begraven moest worden.

De Kampina, in de buurt van de Zandbergsevennen, is een van de eerste beschermde natuurgebieden in Brabant. Dit is mede te danken aan Van Tienhoven, een van de pioniers van het Brabantse natuurbehoud.

Woeste gronden die eens in belangrijke mate het aanzien van Brabant hadden bepaald, verdwenen begin twintigste eeuw in rap tempo. Eerst leek dit niemand te deren. Plannen om ook de vennen en bossen bij Oisterwijk te verkavelen en te ontginnen, wekten in 1912 onrust bij het gemeentebestuur en de plaatselijke VVV. Misschien meer vanwege de dreigende terugval in het aantal bezoekers en dagjesmensen dan om het verlies van natuurschoon, maar desondanks werd de hulp ingeroepen van de Vereniging van Natuurmonumenten in Nederland. Deze onderkende het belang van de Oisterwijkse vennen en kocht in 1912 en 1913 terreinen aan ter grootte van 157 hectaren: het eerste beschermde natuurgebied in Noord-Brabant.

Toentertijd waardeerde men de vennen vooral omwille van de vogelrijkdom. Driekwart van de Nederlandse broedvogels was hier te vinden, in de bossen rond de vennen en in het daarop aansluitende Moergestels Broek. Pas later daagde het besef dat de vennen ook een grote rijkdom aan planten en algensoorten bezaten. Kort na de aankoop van de Oisterwijkse vennen verwierf Natuurmonumenten ook grond in de Loonse en Drunense Duinen.

Behalve bossen, vennen en zandverstuivingen waren ook heidevelden kenmerkend voor de Brabantse natuur. Daarom besloot Van Tienhoven, de latere voorzitter van Natuurmonumenten, zijn familiebezit van 421 hectaren op de Kampinaheide aan de vereniging over te dragen. In Brabant bestond destijds echter veel verzet tegen natuurbehoud op woeste gronden. De Noordbrabantse Christelijke Boerenbond zag deze als potentiële landbouwgrond die niet aan jonge boeren onthouden mocht worden. Veel Statenleden dachten er net zo over, evenals de intellectuele voorhoede van Brabantia Nostra die veel meer ophad met het landschap zoals het door boerenhanden was gemaakt dan met ongerepte natuur.

Daarom deed Van Tienhoven in 1931 een meesterzet toen hij zijn vriend, de commissaris van de koningin Jhr. Augustinus van Rijckevorsel (1882-1957), overhaalde om – zoals elders in Nederland – een eigen provinciale organisatie voor natuurbescherming op te richten: het Brabants Landschap. Pas ver na de Tweede Wereldoorlog kreeg deze met financiële steun van de Provincie eigen bezittingen, maar door al steeds de belangen van natuur en landschap te benadrukken, bereidde Brabants Landschap de weg voor een actievere rol van de overheid en meer draagvlak bij het publiek. Momenteel telt Brabant bijna driehonderd natuurgebieden. De helft daarvan, ongeveer 25.000 hectaren, is in handen van Staatsbosbeheer, de andere helft wordt beheerd door Brabants Landschap en Natuurmonumenten.

 

Bronnen

Caspers, T., Post, F. e.a., Natuur in Noord-Brabant. Twee eeuwen plant en dier, Haaren, 1996.

Van den Eerenbeemt, H. (red.), Geschiedenis van Noord-Brabant, deel 2: Emancipatie en industrialisering 1890-1945, Amsterdam/Meppel, 1996.

Van Oudheusden, J., Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014.

 

Dit artikel is een bewerking van een tekst uit J. Van Oudheusden, Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014, 214.